Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gen, met de poten om hoog, ten einde de korf vaft te doen ftaan: Men moet een rokend lywaad voor zich houden, en flingeren dit na de byen toe welke tot die korf behoren, om ze te verdryven. Men begint met het opperste der honing graat, van boven, in 't midden af te fnyden, voortgaande na de boorden, maar men raakt aan het middelfte gedeelte van het werk, na voren van de korf toe, niet; men kent dit aan de celletjes, die met een bol bruin vliesje gefloten zyn; daar zy, waar in de honing is, plat en wit zyn, in het agterfte gedeelte van de korf, en aan het bovenfte gedeelte: vervolgens maakt men de honing graat, die het digifte aan den rand is, los, en men trekt 'er het losgefnedene met de hand uit, en de fnede moet men met het mes wel affchrapen: Men moet de kleine eerft begonne honing - graten, zorgvuldig wegdoen, en boven alles, de holligheden die dieper en grooter dan de anderen zyn, want aldaar worden de koningen en koninginnen geformeerd, en de vernieenigvuldiging daar van baard tweedracht, en nadeel aan de korf. Na dat men zo veel honing daar uit genomen heeft als men goed vind, het geen niet boven de helft, ten hoogsten niet meer dan twee derden zyn moet van het geen 'er in de korf is; dan verfrischt of befchaafd men de honing graat, glad 1chrapende het geen men vind befchadigt te hebben; men doet het, bedurvene weg en maakt ze schoon; dan fteld men de korf op haar vorige plaats, en men bepleistert ze rondom met koedrek en ongelefchte kalk om ze te verwarmen..

Men moet ook de korven van de honing beroven op 't einde van de zomer, wanneer dezelve aan de byen voordeelig is geweeft; dog deze maal moet men alleen de helft, of een goede derde part daar uit nemen, om aan de Honing byen voedzel genoeg voor de winter te laten.

Voor het overige moet men alleen de korven befocijen, welke zeer wel gevuld zyn; het is zelfs

gene

eene noodzakelykheid, de korven te beroven die te vol honing zyn, want men onderhoud daar door de Honing-byen in de luft en gewoonte om te arbei den; maar men moet eenige honing - graten bewaren, om de zwakke zwermen des winters te voeden, als mede de korven welke niet veel voorraad hebben; dog die honing graten moeten over eind gezet, inaar niet plat neder gelegt worden: Ook moet men nietraken aan de korven der jonge byen, welke dat jaar eerft afgezwermt hebben, uit vreeze van dezelve nadeel te zullen toebrengen; dog men moet de korven eens opnemen om ze fchoon te maken.

Ziektens der Honing-byen beftaan: 1. uit loslyvigheid, voornamelyk wanneer de linde bomen bloeijen; want op die bloeizel zyn ze verzot, die deze loslyvigheid veroorzaakt, en dit ontdekt men uit het vermage ren der byen. Geneesmiddel: zet verfch gemaakte piş in kleine vlootjes omtrent de korf neder, en parfu meer met de uitwaaffeming van heete pis, de korf die daar door aangetaft is; of, zet op een bord, by de korf, een weinigje warme witte wyn, daar wat fuiker, caneel, notemufcaat en kruidnagelen in ge kookt zyn. 2. De mazelen, werden veroorzaakt, door het eeten van flegte honing, die in de celletjes bedurven is, zo dat het wafch zelfs roodachtig daar door word: Geneesmiddel: om te voorkomen dat alle de byen daar door niet komen te fterven, moet men ze in een nieuwe korf over zetten en de ou de, die befmet zyn, weg doen. 3. De fchimmel, wordende veroorzaakt door de vogtigheid van de lucht, of dat de korven niet genoeg tegen de regen bedekt zyn geweeft; dit ontdekt men aan de reuk. Geneesmiddel: men moet de honing- graat, in de befnoeying, zo verre wegnemen, als men bevind dat dezelve door de fchimmel is aangestoken, en beroken dan de korf met de damp van gedroogde koedrek op 't vuur gelegt, en de plank, waar op die korf ftaat, moet men met fterke en welrie

ken

kende kruiden, onder en rondom de korf wryven. 4. De wurm, veroorzaakt door de wurmen welke in oude korven voortteelen. Genéesmiddel : zet de byen in een andere korf over, en doe de oude befmette korf weg. 5. De luis, welke byna' gelyk is aan die der hoenders, en die zich hegten aan het dons der byen; de byen, die veel omtrent methopen vliegen zyn het meeft daar van geplangt. Geneesmiddel: berook die korf met het zaad van bilfem-kruid, of de bladen van de effen bomen die men op hecte affche te fineulen legt. 6. De walg of af keer van het voedzel, dit komt van verscheide oorzaken : als van eenig ongedierte dat zich in de korf gezet heeft, of, om dat die korf te dikmaals afgezwermt heeft; en dit ziet men, wanneer veele byen de korf beginnen te verlaten. Geneesmiddel : als men dit bemerkt, moet men de korf bezichtigen, en het ongedierte schoon daar uit doen, of, het veiligfte is, de byen in een andere korf over te zetten: Maar ontstaat deze ziekte door te veel te arbeiden, zo fluit men den in. gang van de korf met een tralie van yzer-draad, of met een stukje fchalie daar veele kleine gaatjes in geboord zyn. 7. Duizeling; dat het gevolg van voo rige ziekte is, of kan ontstaan uit te groote vollyvigheid. Geneesmiddel: besproeid de honing graát met wat brandewyn, daar wat fuiker in te smelten en citroen schillen in te weken of te trekken heb. ben gelegen, en men berookt de korf met gedroogde welriekende kruiden. 8. Tweefpalt en oneenigheid onder de byen, wanneer zy het arbeiden laten ftaan. Geneesmiddel;, nien moet ze daar voor kasty. den door haar de rook van oud linnen te doen finaken, dan zullen zy eendrachtig wederom aan 't werk gaan.

[ocr errors]

Ongedierte, dat fchadelyk voor de Honing- byen is. Dit zyn de mollen, de muizen, de mieren, de witjes, de rupfen en de fpinnekoppen. Men moet dit ongedierten een, geftadigen oorlog aandoen, en ze van de byen.

kor

korven verwyderen; ziet men dat men dit ten vollen niet doen kan, dan moet men gedurende de winter, als de byen niet uitvliegen, en dit ongedierte in de korven zoekt te kruipen, den ingang van dezelve zorgvuldig fluiten, met dun en extraordinair digt gevlogten koper draad, of met fchalie, vol kleine fyne gaatjes, of met witte gaas.

t

Dewyl de winter veeltyds dodelyk voor de Honingbyen is, moet men veel zorg aanwenden om dezelve tegen de koude te beveiligen, door de openingen, rondom de korf, wel te fluiten met koedrek, die nog versch is, waar onder men een derde levendige gelefchte kalk doet; en tegen de uitgang legt men wat hooy, niet alleen om de koude daar uit te hou. den, maar ook om de byen het uitvliegen, als het nog te koud is, te beletten, zonder ze echter de lucht te benemen.

Inkopen der Honing-byen. Wanneer men Honing. byen wil kopen om ze tot voordeel te houden, moet men de goede van de flegte korven wel weten te onderfcheiden. De befte Honing-byen zyn klein, lang van lyf, niet te fluweelachtig, verguld, glansryk of gefprenkeld op het lyf; deze zyn byna in 't ge heel niet vreesachtig en zeer mak; de helder bruinen en glansryke, zyn gemeenlyk jong, en goede arbeiders.

De flegte byen zyn groot, rond en zeer wollig: deze zyn verflindend, gulzig, lui en flegte arbeiders; men moet de Honing-byen, die twee of drie jaren bereikt hebben, verkiezen boven die welke ouder zyn; zelfs boven die welke dat zelve jaar eerft afgezwermd zyn, ten ware dezelve in de vorige maand May waren afgezwermd, en dus een jaar oud. Men kend de ouderdom der Honing-byen uit de couleur van het wafch. Zeer wit wafch toond de ouderdom van een jaar aan; geel wafch twee jaren; donker geel, drie jaren; zwartachtig wafch is een teken dat het een oude korf is.

Behalven de kennisse van de onderfcheide hoeda

nigheden, moet men ook weten wat quantiteit van Honing-byen zodanig een korf bevat. Ten dien einde weegt men de korven; de allerzwaarste zyn de beft gevuldfte; want wy onderftellen dat de korven van ftroo zyn, gelyk ze gemeenlyk daar van ge maakt worden: ook moet men onderzoeken, of de korf in zich zelven, oud of nieuw is, en of ze niet te groot of te klein is, maar zy moeten eenparig

van groote zyn..

Het wafch dat blank van couleur is, of een na het bruine trekkende geel is het befte: het wafch dat als gekaauwd, vermalen, in kleine brokjes gevonden word, is zwart en vermolmd, en toond de zwakte der Honing-byen aan.

De beften tyd om Honing-byen in te kopen, is de maand February en als men ze wil vervoeren, moet dit zoetelyk gefchieden, om de byen niet te ontstellen of te beroeren, waar door alle hunne voorraad verfpreid zoude worden; des zomers, of in 't najaar, wanneer de korven vol zyn mag dit niet gefchieden. Des avonds, voor dat men de korven wil vervoeren, maakt men dezelve van de planken los, en wanneer alle de Honing-byen in de korf te rug zyn gekomen, neemt men dezelve ftilletjes op en men zet ze op een doek, dezelve rondom de randen van de korf tyf optrekkende en met een touw random de korf vaft bindende, zo dat geen een eenige Honing bye het kan ontkomen. Zo men tot het verbruggen geen schuit kan gebruiken, moet men een wagen daar toe uitkiezen die zoetelyk gaat, niet ftoot of rammeld, op dat de bewaar plaatzen der honing niet verbroken zouden worden, of uit vreeze van de byen anders te zullen kwetzen of benadcelen, waarom de paarden voetstaps, met een gelyke beweging moeten blyven voortgaan, zonder te mogen draven; het befte is ezels daar toe te gebruiken en ieder ezel twee korven, aan ieder zyde een, te doen dragen, met de puntige zyde van de korf on

laag;

« VorigeDoorgaan »