Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

haelt in de Annali universali medicina, vol. LXVIII, dat hy zichzelven door de berooking met den Tabak van het flerecyn heeft genezen, en nadien met hetzelfde middel veel andere menschen, die met flerecyn waren besmet, heeft geholpen. Het Tabakrooken is voor sommigen gezond; men zegt dat het den honger en dorst doet vergaen, dat men door het rooken of snuiven de krachten der hersenen en oogen kan behouden en dat dit het gezigt verscherpt. Er wordt ook eene olie van het Tabakzaed gedistilleerd en eene zalve met den Tabak gemaekt, om de puisten der schellen van de oogen weg te nemen. De Tabak wordt ook als klisteer spruitmiddel met voordeel gebruikt en bezit nog eene insektverdry vende kracht; want in water geweekt, is hy zeer dienstig om de gewassen, die van teekjes aengelast zyn, te besproeijen. Sommigen achten den Tabak, die hier in België wast, beter voor al die voorzegde gebreken, dan de drooge Tabakbladen die men van Amerika verkrygt. De Tabak in poeijer of in snuif gemalen, wordt aen sommige menschen uitwendig voorgeschreven, om de slymen en vochtachtige waters te verdryven.

TAMARINDEBOOM, in 't fransch Tamarinier, in 't latyn Tamarindus, is door Jussieu onder de familie der boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 3o klasse van Linnaeus, Triandria monogynia, planten die met drie meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben. Veel nieuwe Kruidkenners stellen den Tamarindeboom onder de 16° klasse van Linnaeus, Monadelphia triandria, éénbroederigen, planten welker meeldraden samengroeijen en die drie stampertjes hebben.

De Tamarindeboom (Tamarindus indica van Linnaeus) is een langlevend boomgewas, dat in Oost- en West-Indiën en elders groeit, met eenen zeer getakkelden stam, die in het land zyner afkomst wel 3 of 4 meters hoog wast, en altoos groenblyvende bladen op lange bladstelen, langs beide zyden geschikt en tegen elkander overeenstaende, eenigzins aen de bladen van het Wyfkens-Varen gelykende, die zich altoos naer de zonne wenden en zeer lommerryk versieren, na zonnenondergang zich sluiten en 's morgens weêr open gaen. Die bladen zyn zeer zuerachtig, maer

aengenaem van smaek en bekwaem om zure sausen mede te maken. Die boomen bloeijen in de lente met witte bloemen, die aen de Oranjeappel-bloemen gelyken, eenen aengenamen reuk inhouden en kromme, dikke hauwen of peulvruchten voortbrengen, waervan de vleezige gedeelten met suiker worden bereid en ingelegd, om als eene lekkere spyze te eten en ook in de geneesmiddelen te gebruiken. De Tamarindevruchten verkoelen en droogen tot in den derden graed en hebben eenen wynachtigen smaek; zy worden bezonderlyk geprezen om de verstopte galachtige stoffe in het ingewand te ontlossen, verheugen het hart, verdryven de zwaermoedigheid, genezen het fleuris en alle ziekten die van groote hitte komen. Er zyn byna geene vruchten, zegt de doctor Grimaux, die zooveel ververschende middelen inhouden; door afkooksel bereid, zyn zy zeer voordeelig aen de zieken die met brandende galachtige koortsen besmet zyn; zy genezen de geelzucht, blusschen de hitte van de maeg, lever en nieren, stoppen den vloed en stelpen den zaedloop. De Tamarindevruchten, die ook afdryvend zyn als men ze door afkooksel als buikzuiverend middel wilt bereiden, mogen nooit in eenen koperen ketel gekookt worden, en moeten altyd in aerden verloode potten bereid zyn; want zy slepen het vergift van het koper mede, hetgeen pyn in de darmen kan veroorzaken. Het water waerin Tamarindevruchten gekookt zyn, gedronken, is zeer goed voor de kinderen die mazelen en pokskens hebben, en als dit van de oude menschen moet gebruikt worden, wordt er gemeenlyk, om hunne maeg niet te beschadigen, wat sap van Alsem bygedaen. Het merg van de Tamarinde wordt ook in suiker bewaerd, hetgeen de Indianen op hunne reizen door de woestynen over zich dragen, om te eten en den dorst mede te verkoelen. De Tamarindeboomen moeten alhier in de warme serren worden gekweekt en door het zaed, dat men van de warme landen verkrygt, of door inleggers, die langzaem wortel vatten, vermenigvuldigd worden.

TAMARISBOOM, in 't fransch Tamarisc, in 't latyn Tamarix, door Tournefort Tamariscus bygevoegd, is door Jussieu onder de familie der Porselein gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus,

Pentandria trigynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en drie stampertjes hebben.

De fransche Tamarisboom (Tamarix gallica van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Zuid-Frankryk, dat in België en elders in de lusthoven wordt geplant, en als kreupelhout groei', in struiken by den grond getakkeld, maer omtrent 2 meters hoog, die kleine, langwerpige, dunne bladen dragen, welke een grysachtig kleur hebben en van buiten somtyds dweers gekerfd zyn; bloeit meest in mei, met vyf bloembladen in de kelken en witachtige, gewolde bloemen, die een peersachtig kleur verkrygen, en zaedhuisjes met drie schelpjes, die zich openen en zaedjes met pluimpjes bekroond inhouden, voortbrengen.

De, duitsche Tamarisboom (Tamarix germanica van Linnaeus) groeit veel in Duitschland, Zwitserland, Italië en elders, en kan alhier onze wintersche koude vry wel wederstaen. De bloemen van dit boomgewas zyn tienbladig en de meeldraden éénbroederig (monadelphia), dat is, in eenen bundel vereenigd.

De groote Tamarisboom, die in Griekenland, Syriën en Egypten wast, werd van de oude grieksche Kruidbeschryvers Myrice hemeros genoemd, en de vruchten worden in Egypten Chermasel geheeten.

De Tamarix gallica, floribus pentandris van Linnaeus, is in zyn Medecynboek, bladz. 154 vermeld, en heeft ook zyne nuttigheid in de geneeskunde. De schors, bezonderlyk van de wortels, het hout en de bladen zyn samentrekkend, en worden geprezen voor de verstopping der ingewanden en daeruit voortkomende gebreken, als miltzucht, winden, waterzucht, en dient ook om de bloedgangen en buikloop te stelpen; de wyn, waerin de jonge bladen en scheuten gezoden zyn, is zeer dienstig om den mond mede te wasschen en de vuile tandzweren te genezen; dit gezoden sap, zegt Lobel, stopt den vloed der vrouwen. De vruchten of noten van den grooten Tamarisboom zyn zeer nuttig en mogen in stede van galnoten gebruikt worden; zy zyn ook voordeelig voor degenen die bloed spuwen en voor de vrouwen die hare maendstonden te overvloedig hebben. Clusius beschryft ook den Zee-Tamaris, dien hy Myrica marina noemt, welke in de zee, tus

schen de schelpen der oesters en mosselen vast groeit, maer my niet bekend is.

Het hout van den Tamarisboom, dat geheel hard is, wordt in de gewesten waer het veel groeit, tot allerlei draei- en andere kleine sierlyke werken gebruikt; de vermenigvuldiging van den Tamarisboom geschiedt door uitloopers of door inleggers der jonge takjes, welke men vervolgens niet voor de twee of drie jaren afnemen mag, dewyl zy langzaem wortel vatten. Men kan ook van die jonge planten scheerhagen maken, die in vochtige, zandachtige en onbemeste gronden zeer wel aerden.

TANDKRUID, in 't fransch Dentelaire, in 't latyn Plumbago, is onder de 2o klasse, 5o sectie van Tournefort gesteld, der trechlervormige bloem planten; door Jussieu onder de familie van het Tandkruid, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben. Deze soort behelst houtachtige en kruidachtige planten.

Het Tandkruid van de Kaep de Goede Hoop (Plumbago capensis van den Hortus Kew.) is een langlevend, klein, houtachtig heestergewas, dat zeer getakkeld, met stengels, korte bladstelen en eironde groene bladen groeit, en alhier meest in de oranjehuizen van augusty tot in december bloeit, met trosvormige aren en zeer lieflyke trechtervormige bloempjes.

De Tandkruidplant met blauwe bloemen (Plumbago coerulea), van de Indiën, is een nieuw heester-houtgewas, dat met zeer veel zwakke, dunne stengels en korte bladstelen groeit, en van september tot in december bloeit, met lange aren op de toppen en zeer schoone trechtervormige bloemen, die een hemelschblauw kleur hebben.

Het Tandkruid met rooskleurige bloemen (Plumbago rosea van Linnaeus) is een langlevend houtachtig gewas van de Indiën, dat met veel geknoopte stengels, omtrent 1 meter hoog groeit, en met aren op de toppen en zeer schoone rooskleurige bloemen bloeit.

Het klimmende Tandkruid (Plumbago scandens), van de An

tillische Eilanden, groeit met klimmende stengels, en bloeit van july tot in september, met aren op de toppen en schoone witte

bloemen.

Het Tandkruid van Ceilan (Plumbago zeilanica van Linnaeus) bloeit ook met aren en witte bloemen.

Deze planten, die alhier in de oranjery of matige serren worden gekweekt, kunnen door het zaed in den heigrond en door uitloopers of wortelscheiding vermenigvuldigd worden.

Het Tandkruid van Europa (Plumbago europea van Linnaeus) is een langlevend kruidgewas van Zuid-Europa, dat in België in veel bloemtuinen wordt geplant, en in struiken met dikke wortels groeit, waeruit in mei stengels spruiten met gladde, lansvormige, steellooze bladen; bloeit met aren en witte bloempjes, rooskleurig geteekend. Aengaende den naem van Plumbago, dien deze laetste plant van sommige Kruidkenners heeft verkregen, schryft Lobel dat de Beta sylvestris in Italië ook Plumbago wordt genoemd, dat de wortels en kruid eenen zoeten salpeterachtigen smaek inhouden, en het sap daervan met honig gemengd, zeer dienstig is om langs de neusgaten op te halen en alle kwade, slymerige vochten uit de hersenen te trekken en de pyn des hoofds te doen verdwynen; de wortels worden in Italië wel onder de assche gebraden en met de spyzen geëten, en verdryven den stank van adem en mond. Voor het overige worden die gewassen gekweekt om hunne schoone bloemen, die de oranjehuizen en bloemhoven zeer lieflyk versieren, en van veel liefhebbers bemind.

TARWE, in 't fransch Froment, in 't latyn Triticum, is onder de 15° klasse, 3o sectie van Tournefort gesteld, der planten die met meeldraedjes bloeijen; door Jussieu onder de familie der Grasplanten, en onder de 3° klasse van Linnaeus, Triandria digynia, planten die met drie meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

Men vindt heden verscheidene soorten van Tarwe planten, die alhier van over veel eeuwen zyn ingevoerd.

De samengestelde Tarwe (Triticum compositum van Linnaeus) is eene éénjarige plant van Egypten, die volgens de beschryving

« VorigeDoorgaan »