Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Men vindt heden in België wel 30 soorten van die Steenbreken, die allen langlevende planten zyn, alhier in de bloemtuinen om hare bloemen en heilzame deugden gekweekt, en ten meesten deele in de geneesmiddelen worden gebruikt.

De Bevernellewortel (Saxifraga crassifolia van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Siberië, die met altoosgroenblyvende, dikke, groote, eironde, gladde bladen aen de wortels wast, waeruit alle jaren in april bladerlooze schachten spruiten, die omtrent 25 of 30 centimeters hoog groeijen en trosvormige bloemen dragen, welke een zeer lieflyk roozekleur hebben en eenen welriekenden geur verspreiden. Deze kostelyke plant is zeer dienstig om plaesters te maken, de wonden te bedekken en zypgaten, vuerknoppen en fistels te verbinden, daer de gladde vette bladen de wonden verkoelen en de ettergaten en verzweringen zuiveren zonder eenigen brand te trekken. Deze bladen, zegt Em. Rousseau, lid der Akademie van Parys, bezitten veel kostelyke eigenschappen, door het waterachtig, zoet en voedig sap dat zy inhouden, om alle wonden en loopende gaten te verzachten; de wortels gedroogd, worden ook in poeijers gebruikt. De landlieden heeten deze plant ook gemeenlyk Rhabarbe.

De schaduwgevende Steenbreek (Saxifraga umbrosa van Linnaeus) is eene langlevende plant van de Alpische gebergten, met breede gevleugelde bladen aen de wortels, en stengels die omtrent 20 of 25 centimeters hoog wassen; bloeit alhier meest in mei, met bloemtrossen op de toppen en kleine witte bloempjes, die rood afgestipt zyn.

De gewolde Steenbreek (Saxifraga hirsuta) van Zwitserland, groeit met bladstelen en niervormige bladen, die gekerteld zyn, en behaerde stengen die meest in mei veel kleine witte bloempjes, die rood gespikkeld zyn, dragen.

De Steenbreek met ronde bladen (Saxifraga rotundifolia van Linnaeus) van de Alpische gebergten, groeit met fyngewolde stengels, en bloeit meest van mei tot in juny, met witte bloemen, die purper gespikkeld zyn.

De spitsvormige Steenbreek (Saxifraga pyramidalis) van de Pyrenesche gebergten, groeit met dikke, bloeischeed vormige bla

den en stengels die omtrent 40 centimeters hoog wassen; bloeit van mei tot in july, met spitsvormige bloemtrosjes en zeer veel witte bloempjes.

De Saxifraga cotyledon is ook van de Alpische gebergten; zy groeit met groen- en witgevlekte bladen, en bloeit op de stengen in juny, met witte bloempjes.

biflora,

[ocr errors]

rosea,

Men vindt nog by onze bloemisten de volgende soorten: de Saxifraga Aizoon van Willdenow, Saxifraga androsacea, autumnalis, bryoïdes, caesia, ciliaris, ceratophylla, -grandulata fl. pleno, - ligulata alba, -speciosa, — sarmentosa, — patens, — striata, - hypnoïdes, die allen door struikscheiding en afzetsels in het voorjaer vermenigvuldigd worden, door hare lieflyke bloemen de bloemtuinen versieren en nuttige medecynen inhouden. De wortels en het kruid der Steenbreek in bier of wyn gekookt en daervan gedronken, zuivert de nieren, breekt den steen in de blaes, dryft het graveel af en is zeer dienstig voor de druppelpis, waerdoor deze planten den naem van Saxifraga, in onze tael Steenbreek, hebben verkregen.

STEENKLAVER, witte Klaver, in 't fransch Treffle Mélilot, in 't latyn Trifolium, is door Jussieu onder de familie der planten die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, planten die met hare helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen zyn samengegroeid en tien stampertjes hebben.

Men vindt onder de planten, die gemeenlyk Steenklavers worden genoemd, zeer veel verschillige soorten.

De Trifolium of Melilotus officinalis van Linnaeus, is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België met regte, gebladerde stengeltjes groeit, met bloote trosjes bloemt en peulvruchten met ruwe en puntige zaedjes voortbrengt.

De Trifolium fragiferum wordt ook Steenklaver genoemd, en anderen geven dien naem aen de Geitenruit (Galega officinalis van Linnaeus).

De witte Steenklaver werd ook van de oude Kruidbeschryvers Sertula campana genoemd.

Men vindt alhier ook de welriekende Steenklaver, die met gele bloemen meest in juny bloeit, en van sommige oude Kruidkenners Meliotus officinarum werd geheeten.

STEENKRUID, in 't fransch Alysse, in 't latyn Alyssum, is onder de 5o klasse, 3o sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de kruisvormige bloemplanten, en onder de 15° klasse van Linnaeus, Tetradynamia siliculosa, viermagtigen, planten die met vier groote en twee kortere helmstyltjes bloemen en schelpjes of hauwtjes voortbrengen.

Het Steenkruid dat men gemeenlyk het gouden Korfje noemt (Alyssum saxatile van Linnaeus), is een langlevend houtachtig kruidgewas van Griekenland, dat alhier met kruipende, korte stengels en zeegroene, lansvormige bladen wast, en meest van in mei tot in den herfst bloeit, met trosjes op de toppen en zeer veel kleine, lieve gele bloempjes, die samen vereenigd een korfken verbeelden. Men heeft door het zaed verscheidene medesoorten verkregen, die met geschakeerde bladen wassen.

Het doornig Steenkruid (Alyssum spinosum van Linnaeus) is een houtachtig kruidgewas, dat in België op sommige drooge plaetsen, in de bosschen en steenachtige velden wast en met gele bloempjes in den zomer bloeit.

Het Berg-Steenkruid (Alyssum montanum van Linnaeus) groeit meest op de bergen en steenachtige drooge velden, met kruidachtige stengels en afgestipte, lansvormige, ruige, geribde bladen, en bloeit ook met gele bloemen. Plinius zegt dat de Alyssum, die in Griekenland groeit, door afkooksel werd te drinken gegeven aen de menschen die van de dulle honden gebeten waren; maer geene andere Kruidbeschryvers maken ergens gewag van die krachten, en het Steenkruid van Griekenland wordt hier tot versiering in de bloemtuinen geplant en kan door het zaed, afzetsels en wortelscheiding vermenigvuldigd worden.

STEENLINDE, in 't fransch Filaria, in 't latyn Phillyrea, is onder de 20° klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der boomen met éénbladige bloemkransen; door Jussieu onder de familie van

de Jasmynen, en onder de 2o klasse van Linnaeus, Diandria monogynia, planten die met twee meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben.

De Steenlinde met smalle bladen (Phillyrea angustifolia van Linnaeus) is een kreupel-boomgewas van Zuid-Europa, dat in België en elders in de lusttuinen wordt geplant en getakkeld groeit omtrent 3 meters hoog, met altoosblyvende groene, lansvormige bladen; bloeit meest van in april, met okselvormige, byeen verzamelde bosseltjes en groenachtige bloempjes. Men vindt er eenige medesoorten van, de eenen met doorns en de anderen met schuinsche bladen.

De Steenlinde met breede bladen (Phillyrea latifolia van Linnaeus) is een kreupel-houtgewas van Italië, dat boomgewyze met regte takken groeit, met breede, getande en gezaegde bladen.

De Phillyrea buxifolia, met Palmbladen, Phillyrea oleaefolia, met Olyfboombladen, en Phyllarea ligustrifolia, met Mondhoutbladen, schynen medesoorten te zyn van de middelbare Steenlinde (Phillyrea media van Linnaeus), die met eironde bladen wast; de effene Steenlinde (Phillyrea laevis) verschilt maer van de voormelde door hare effene, blinkende, verniste bladeren.

Het hout en de bladeren van de middelbare Steenlinde bezitten eene zeer schoone gele verw, die in sommige landen veel wordt gebruikt om de stoffen geel te verwen. Deze schoone gewassen, met hunne altoosblyvende bladen, kunnen in België de koude winters wel wederstaen, maer by eene zeer harde vorst laten zy hunne bladen somtyds vallen; zy kunnen door het kernzaed der beziën in het voorjaer gezaeid en door inleggers en uitloopers vermenigvuldigd worden, en schikken zich zeer wel, door hunne groenblinkende bladen, om die in de lusthoven te planten.

STEERTMOS, Poelmos, in 't fransch Charagne, Lustre, in het latyn Chara, is door Jussieu onder de familie van het Zwemkruid gesteld, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia monandria, éénhuizigen met één meeldraedje.

Het gemeen Steertmos (Chara vulgaris van Linnaeus) is eene

éénjarige kruidplant van Europa, die in België in de poelen en vyvers wast, met blinkende stengels en langs binnen getande bladen; geheel deze plant heeft een witachtig kleur.

Het viltig Steertmos (Chara tomentosa van Linnaeus) groeit ook veel in België in de vyvers, met doornige bladen, die eivormig op de stengels wassen.

Het Steertmos met zwakke gelidde stengels zonder doornen, die van boven doorschynende zyn (Chara flexilis), is ook eene éénjarige kruidplant, die in België veel in sommige waterpoelen en stilstaende waters wast.

Deze kruiden werden van de oude Kruidbeschryvers Chara lapsana genoemd; maer de Lapsana van Linnaeus, of Lampsana van Tournefort, is onder de familie van de Chicorei gesteld, en deszelfs wortels worden met melk gedronken en op de wyze van den Hederik gebruikt, terwyl het Steertmos een verkoelend kruid schynt te zyn, dat de kracht van de Waterviolieren inhoudt; nogtans wordt dit Steertmos heden voor geene gebreken of ziekten gebruikt.

STEKENDE WINDE, in 't fransch Salsepareille, in 't latyn Smilax, is door Jussieu onder de familie van de Aspergieplanten. gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia hexandria, tweehuizigen-zesmannigen.

De Stekende Winde (Smilax sarsaparilla van Linnaeus) is een langlevend, rankachtig, klimmend houtgewas van Peru, dat met hoekige en door doorns bezette stengels, kronkelend aen de naburige staken of lichamen klimt, en met puntige, eironde bladen, zonder stekers op de stengels verdeeld, die in drie deelen geribd. zyn; bloeit met witte bloemen zonder kransen, maer die zes bloembladen in de kelken hebben en welriekende roode beziën voortbrengen, die in den herfst hare rypheid verkrygen. Deze plant wordt in Zuid-Frankryk, Italië en andere warme landen om hare. nuttige krachten veel gekweekt, maer kan alhier onze koude winters niet wederstaen.

De Smilax aspera van Linnaeus groeit veel in Spaenje en elders; de Smilax hastata en de Smilax pubera groeijen veel in Amerika,

« VorigeDoorgaan »