Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

geeft eene zalf, die, dagelyks daermede twee of drie mael gestreken, het schurft verdryft. Dit houtgewas wordt door de beziën en uitloopers voortgezet en als kreupel-houtgewas aenschouwd.

STANDELKRUID, Handekens, Kullekenskruid, Wywaterkruid, in 't fransch Orchis, Satyrion, Limodore, in 't latyn Orchis, is onder de 12° klasse, 3° sectie van Tournefort gesteld, der onregelmatige bloemplanten; door Jussieu ouder de familie van de Orchideen, en onder de 20° klasse van Linnaeus, Gynandria diandria, helmstyligen met twee meeldraedjes.

Er zyn byna geene planten waervan men zooveel verschillige soorten vindt als van het Standelkruid; derzelver beschryving zou een geheel boekdeel vereischen. Ik zal dus enkelyk eenige soorten aenhalen, die in België groeijen en welker wortels nuttige en voedzame krachten inhouden.

Het tweebladig Standelkruid (Orchis bifolia van Linnaeus) groeit in België in de bosschen en meerschen, met dunne, lange spoortjes en witachtige opene bloemblaedjes, met lansvormige lipjes in de honigkelkjes.

Het spitsvormig Standelkruid (Orchis pyramidalis van Linnaeus) groeit in de vochtige meerschen ten alle kanten in België, met driebladige lipjes in de honigkelkjes, en bloeit met veel roode bloempjes.

Het toneelgekkig Standelkruid (Orchis morio van Linnaeus) groeit ook in de meerschen en bosschen, en bloeit met vier gelipte bloemblaedjes, die rood, wit en rooskleurig gevlekt zyn.

Het mannekens Standelkruid (Orchis mascula van Linnaeus) groeit in de vochtige bosschen, bloeit met vier gelipte, getande bloemblaedjes en lieflyke roode bloempjes.

Het hellende Standelkruid (Orchis laxiflora) bloeit met drie gelipte bloemblaedjes, in twee verdeeld, en doorzigtige bloempjes, die als aren zydelings hangen en een roodachtig kleur hebben; eenige medesoorten dragen gevlekte bloempjes.

Het gehelmd Standelkruid (Orchis militaris van Linnaeus) groeit in de belommerde bosschen, met hellende bloemen, in vyf lipjes verdeeld, die cen helmken vormen en rooskleurig met purper gevlekt zyn.

Het Standelkruid met handekensvormige wortels en breede gevlekte bladen (Orchis latifolia van Linnaeus) groeit in de meerschen en bosschen, met kegelvormige bloemtrosjes op pypachtige stengels, die roodgevlekte bloempjes dragen. Men vindt eenige medesoorten van deze plant, die wit, purper en rooskleurig-wit gespikkeld zyn.

Het gevlekt Standelkruid (Orchis maculata van Linnaeus) groeit veel in België in de belommerde bosschen en tusschen het kreupelhout, met stengels en zwartgevlekte groene bladen; bloeit meest in juny, met bloemlipjes in drie verdeeld, kegelwyze geschikte bloemtrosjes en zeer veel witte bloempjes, met zwarte vlekjes versierd, die eenen aengenamen reuk inhouden.

Het lang gespoord Standelkruid (Orchis conopsea) bloeit op de stengels, met hellende bloempjes, in drie gelipt, die een roodachtig kleur hebben.

Het

groen

Kullekenskruid (Orchis viridis of Satyrium viride van Willdenow) groeit in België in de vochtige meerschen en velden, met handvormige wortels, langwerpige, plompe bladen, bloemkelkjes op de toppen der stengels vereenigd, met lipjes in drie verdeeld en groenachtige bloempjes.

Het stinkende Kullekenskruid (Satyrium hirsinum of tragorchis) bloeit kegelvormig, met lieflyke roode bloempjes.

Het Standelkruid met breede gevlekte bladen (Satyrium maculatum) schynt eene medesoort van het gevlekt te zyn, dewyl de bloempjes daervan weinig verschillen.

Het witachtig Kullekenskruid (Satyrium albidum), het zwartachtig Kullekenskruid (Satyrium nigrum van Willdenow) en het bolvormig Kullekenskruid (S. globosum van Linnaeus) grocijen ook in België in de bosschen.

De Orchis sambucina wast meest op de bergen en in belommerde bosschen; het welriekend Kullekenskruid (Orchis odoratissima van Linnaeus) groeit in sommige meerschen omtrent Dinant en Namen, en wordt ook veel in Duitschland gevonden. De Orchis ornithis en de Orchis pallens groeijen meest in Oostenryk, Hongarië en elders.

Niettegenstaende al deze gemelde Standelkruiden in 't wilde

groeijen, worden zy ook om hunne lieflyke bloempjes op lommerachtige plaetsen in de bloemtuinen in den heigrond geplant en door het zaed en bolwortels vermenigvuldigd; maer het zaed moet aenstonds, nadat het zyne rypheid verkregen heeft, gezaeid worden.

De tropische Standelkruiden, die van de warme landen alhier worden overgevoerd, moeten in de warme serren gekweekt zyn.

De wortels van meest al de soorten van Standelkruiden worden gestooten en op de harde gezwellen gelegd, en in sommige landen gebraden en geëten gelyk die van de Ajuinbollen. Die van het Standelkruid dat in Hoog-Duitschland wast, worden in de oostersche landen gedroogd en ten alle kanten by de apothekers gezonden; zy zyn alhier onder den naem van Salepwortels bekend, worden voor de medecynen in poeijers bereid, houden eenen welriekenden en aengenamen geur in en bezitten eene voedzame kracht, die gemakkelyk in de maeg der zieken verteert, de hoedanigheden van den palmdeeg heeft en zoo verzachtende als de Steen-Klaverbloemen is. Eindelyk, de wortels van het Handekenskruid worden gedroogd en met wyn bereid, om tegen allerhanden buikloop en rood melizoen, en ook voor de derdendaegsche koortsen te gebruiken. Alle geneeskundigen schryven dat de wortels dezer planten den minnelust verwekken en voedzame krachten inhouden.

STAPELIA, in 't fransch Stapélie, in 't latyn Stapelia, is onder de 1° klasse, 5° sectie van Tournefort gesteld, der klokvormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie van de Hondendoodplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraden bloemen en twee stampertjes hebben.

De gewolde Stapelia (Stapelia hirsuta van Willdenow) is een langlevend houtgewas van de Kaep de Goede Hoop, dat in struiken, met vierhoekige, spitsvormige, doornige, getakkelde stengels, maer omtrent 40 centimeters hoog wast en dikke leerachtige bladen heeft; bloeit alhier meest in de matige serren van april tot in juny, met zeer wonderbare bloemen, die vyf bloembladen in de kelken

hebben en in 't midden een cirkelrond stampertje, rond hetwelk de meeldraedjes eene sterre verbeelden.

De Stapelia met groote bloemen (Stapelia grandiflora van Willdenow) is ook van de Kaep, en bloeit alhier in de matige serren van july tot in augusty, met haertjes rond de bloembladen en groote, donkerbruine purperachtige bloemen.

De veelverwige of geschakeerde Stapelia (Stapelia variegata van Willdenow en ook van Linnaeus) is een houtgewas van de Kaep, met veel bloemen en bruinkleurige bloembladen, die groenachtig geschakeerd zyn, waerdoor zy den naem van Paddebloemen heeft verkregen.

-

Men vindt alhier by onze bloemisten de Stapelia asterias van Willdenow, Stapelia reclinata, caespitosa, geminata, concinna,

morata,

reticulata,

- radiata,

[ocr errors]

conspurcata, -marplaniflora, juvencula, die allen van de Kaep oorspronkelyk zyn, in de matige serren, op de wyze van alle andere houtgewassen van de Kaep, in den heigrond moeten gekweekt zyn en op dezelfde wyze kunnen vermenigvuldigd worden. Deze planten mogen's winters byna geen water hebben en in den zomer weinig besproeid zyn. De bloemen van deze gewassen zyn allerlieflykst, maer haren reuk is stinkend; nogtans worden zy van veel liefhebbers gekweekt.

STEEKPALM, Muisdoorn, Slagtersbezem, Alexandrische Laurier, in 't fransch Fragon, in 't latyn Ruscus, is onder de 1° klasse, 2o sectie van Tournefort gesteld, der planten die klokvormige bloemen dragen; door Jussieu onder de familie der Aspergieplanten, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia syngenesia, tweehuizigen-samenhelmigen.

De gemeene Steekpalm of wilde Myrte (Ruscus aculeatus van Linnaeus) is een langlevend heestergewas, dat in België, Frankryk, Duitschland en elders in de drooge bosschen wast, met houtachtige stengels, die omtrent 60 of 70 centimeters hoog groeijen, en steellooze, kleine, eironde, ruwe, puntstekende blaedjes, en alhier van july tot in november bloeit, met witte bloempjes, die met steeltjes in het midden der blaedjes gehecht zyn.

De Steckpalm, Slagtersbezem of Alexandrische Laurier (Ruscus hypophyllum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Italië, die met stengels en kleine lange blaedjes zonder stekers wast en witte bloempjes draegt, die onder de bladen met steeltjes vastgehecht zyn.

De wilde Steekpalm of Muisdoorn (Ruscus racemosus van Linnacus) groeit ook in Europa, en bloeit met bloemtrosjes op de toppen en bloempjes die tweeslachtig zyn.

De driebladige Muisdoorn (Ruscus trifoliatus) van het eiland Zante, in Morea, is een heester-houtgewas, dat omtrent 60 of 70 centimeters hoog groeit, met drievoudige, ovale, gespitste bladen, en van boven bloeit, met naekte bloemen.

De buigzame Muisdoorn (Ruscus flexuosus) is een heesterachtig gewas van Italië, dat omtrent 1 1/2 meter hoog groeit, met buigzame stengen en ovale, gespitste bladen; bloeit meest in july, met groene en witte bloemen, die kleine beziën voortbrengen, welke met het begin van den winter een schoon bleekrood kleur verkrygen. Al deze gewassen blyven alhier in den winter hunne bladen behouden, en begeren in eenen lossen grond en op eene warme standplaets geplant te worden.

Deze planten worden tot versiering in de bloemtuinen en lusthoven geplant en door uitloopers en struikscheiding vermenigvuldigd. De wortels van den eerstgemelden Steekpalm zyn matig warm van aerd, en bezitten, zegt Dodonacus, een krachtig pisafdryvend middel; zy worden met voordeel gebruikt om den steen in de nieren te breken en het graveel af te dryven, en met wyn gekookt, zyn zy nuttig om de taeije slymen van de borst en longer gemakkelyk te doen lossen. De bladen, wortels en beziën van den Slagtersbezem in wyn of bier gekookt, worden in de geneeskunde gebruikt.

STEENBREEK, Bevernel, Donderbaerd, in 't fransch Cassepierre, Saxifrage, in 't latyn Saxifraga, is onder de 6o klasse, 3o sectie der roosachtige bloemplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Steenbreek, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria digynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en twee stampertjes hebben.

« VorigeDoorgaan »