Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

kleine kruidplant van Maryland, die in struiken, met vierhoekige stengels, omtrent 25 of 30 centimeters hoog wast, en met overeenstaende bladen aen de stengels, die steelloos zyn; bloeit alhier meest van juny tot in july en somtyds tot in augusty, met aervormige trosjes op de toppen der stengels en gepypte, trechtervormige bloemen, die van boven in vyf geelachtig groene kleine bloemblaedjes verdeeld zyn, langs buiten een zeer schoon rood karmyn kleur hebben en eenen zeer aengenamen zoeten geur inhouden. Deze schoone kruidplant kan wel onze koude winters wederstaen, maer wordt toch ook veel in de oranjery in potten gezet, om vroeg in de lente te bloemen, en kan door het zaed, afzetsels en struikscheiding vermenigvuldigd worden. De jonge zaeijelingen moeten het eerste jaer 's winters in de oranjehuizen verblyven, en worden meest in den heigrond op belommerdé plaetsen gezacid.

SPINAGIE, in 't fransch Épinard, in 't latyn Spinacia, is onder de 15 klasse, 6° sectie van Tournefort gesteld, der planten die bladlooze bloemen dragen en met meeldraedjes bloeijen; door Jussieu onder de familie van het Meldekruid, en onder de 22 klasse van Linnaeus, Dioecia pentandria, tweehuizigen-vyfmannigen.

De Hof-Spinagie (Spinacia oleracea van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Azië, die van over vele eeuwen in Europa is bekend, en gemeenlyk van in den herfst tot in mei in de moestuinen alle jaren wordt gezaeid; als die in den winter in diepe groeven wordt gezaeid en een weinig met dorre bladen bevryd, kan zy wel de koude wederstaen. De Spinagie groeit gemeenlyk met dunne, vezelachtige wortels, en donkergroene byna driehoekige bladen, op de stelen en stengels, die eivormig spits zyn en veel sap inhouden; de stengels die uit de wortels spruiten, ook met dergelyke bladen bekleed, zyn rond en hollig, wassen omtrent 30 centimeters hoog, en brengen bloempjes op de toppen én zaedjes voort, die druifgewys gebogen hangen; zoohaest het zaed zyne rypheid verkregen heeft, rukt men de planten uit, zonder het zaed op den grond te laten vallen; het kan drie jaren

voor het zaeijen goed blyven. De Spinagie is een lekker en verkoelend moeskruid, wordt jong veel in de keuken gebruikt en is zeer dienstig voor den hoest en aemborstige menschen; het water waerin de Spinagie gezoden is, gedronken, maekt den buik week, en de bladen op de gezwellen gelegd, doen den brand scheiden. Er wordt ook een water uit de bladeren gedistilleerd en met sulfer bereid, om de voortetende zeeren te genezen en de rood-heid van het aengezigt te verdryven.

:SPIRAEA, van sommigen Druifjes-Wilge genoemd, in het fransch Spirée, in 't latyn Spiraea, van Tournefort Ulmaria, Filipendula, Barba caprae; door Jussieu onder de familie van de roosvormige bloemplanten gesteld, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria pentagynia, planten die met twintig en meer meeldraden bloemen, die op de kelken zyn vastgehecht, en vyf stampertjes hebben.

Men vindt heden zeer veel soorten van die planten die heestergewys of als kreupelhout en ook met kruidachtige stengels wassen; daerom zal ik eerst die beschryven welke alhier heestergewys groeijen:

De Spiraea chamaedrifolia is een heester-houtgewas van Siberië, dat met korte bloemtrosjes op de toppen en veel schoone kleine, witte, vereenigde bloempjes bloeit.

De Spiraea met bladen van het Sinte Janskruid (Spiraea hypericifolia van Linnaeus), is een zeer schoon heester-houtgewas van Canada, dat alhier meest in mei met witte bloemen bloeit.

De Spiraea met blinkende bladen (S. laevigata van Linnaeus), is een heester-houtgewas van Siberie, dat in mei bloeit, met trosjes op de takken en veel kleine bloempjes, die zeer lieflyk versieren.

De Spiraea met doorzigtige bladen (S. crenata van Linnaeus), is een houtgewas van Hongarië, dat in mei bloemtrossen op de toppen en 25 tot 30 schoone witachtige kleine bloempjes draegt.

De Spiraea met olmbladen (S. ulmifolia van Willdenow), is een houtgewas van Carniolen; bloeit in mei met korte bloemtrosjes en witte bloemen met lange blaedjes en zeer veel meeldraedjes die de bloemen versieren.

De Spiraea met Zwalkenboombladen (S. opulifolia van Linnaeus), is van Noord-Amerika, en bloeit van mei tot in juny, met geslotene bloemtrosjes op de toppen en 40 of 45 kleine witte, vereenigde bloempjes.

De Spiraea met Overesschenbladen (S. sorbifolia van Linnaeus), is ook van Siberië, en bloeit meest in juny, met lange bloemtrossen op de toppen en veel kleine ineengedrongene witte bloempjes.

De Spiraea met Wilgenbladen (S. salicifolia van Linnaeus), is een kreupelhout van Siberië, dat van in juny tot july bloeit, met bloemtrosjes op de toppen en veel kleine, vereenigde bloempjes, die een wit en rood vleeschkleur hebben. Deze plant groeit alhier byna in alle lusthoven, en sommige landlieden gebruiken de bladen als thee, maer zy houden eene verdroogende kracht in en kunnen pyn in de keel veroorzaken.

De Spiraea met door wit katoen bedekte bladen (Spiraea tomentosa van Linnaeus) is van Noord-Amerika, en bloeit van augusty tot in september, met spitsvormige trossen op de toppen en zeer lieflyke, kleine, rooskleurige, vereenigde bloempjes.

De Spiraea met drie gelipte bladen (Spiraea trilobata) en de Spiraea alpina, met witte aren en lieflyke bloempjes, worden ook in de lusthoven geplant.

De volgende zyn kruidachtige planten, waervan velen in het wilde groeijen, ook in de bloemtuinen worden gekweekt en alle jaren met stengels uit de wortels spruiten:

De Spiraea aruncus van Linnaeus, is eene langlevende kruidplant van Duitschland, die met stengels, omtrent 1 meter hoog wast, met vyfmael gevleugelde bladen, en alhier meest van juny tot in july bloeit, met aren of trossen en zeer lieflyke ineengedrongene witte bloemen, die eenen zoeten geur inhouden.

De Spiraea filipendula van Linnaeus, is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België in de meerschen en bosschen wast, met dikke, gevezelde wortels en ronde, kleine bladstelen, met gevleugelde en getande blacdjes, en stengels die omtrent 30 of 40 centimeters hoog groeijen, waerop meest in july bloemtrossen met zeer veel witte bloempjes bloeijen, en waervan

men medesoorten vindt die purperachtige dubbele bloemen hebben.

De Meersch-Koningin (Spiraea ulmaria van Linnaeus) groeit ten alle kanten in België en elders in de vochtige meerschen, met Olmbladen, die op de bladstelen gevleugeld zyn, en stengels die omtrent 1 meter hoog wassen, waerop meest van juny lot in july bloemtrossen bloeijen en zeer welriekende bloemen. Men heeft er veel medesoorten van met gepanacheerde bladen en witte dubbele bloemen. Al de deelen van de Spiraea ulmaria bezitten eene hoogzwarte verw, en worden in sommige landen vergaderd en door de verwers gebruikt. Uit die welriekende bloemen wordt een water gedistilleerd, om in de medecynen te gebruiken.

De Spiraea lobata en de Spiraea trifoliata worden alhier ook in de bloemtuinen geplant.

[ocr errors]

Lindleyana,

Onze bloemisten hebben sedert 1842 de volgende soorten van de Indiën verkregen Spiraea argentea, picta, venusta. De Spiraea carnea, van den Hort. Gall., is door M. Van Geert zoon, in 1843 ten toon gesteld. Men heeft onder de verzameling van M. Von Siebold te Leiden, in de tentoonstelling van den Casino te Gent, in 1843, de volgende nieuwe soorten bemerkt: Spiraea prunifolia, flore pleno, van Sieb., Spiraea rupestris van Sieb., Spiraea japonica van Sieb., die hy in de Oost-Indien heeft verzameld en naer Europa overgebragt. Al deze planten, die om hare schoone bloemen in de lusthoven en bloemtuinen worden gekweekt, kunnen door uitloopers en struikscheiding vermenigvuldigd worden.

SPLITSKRUID, in 't fransch Corydale, in 't latyn Corydalis, is door Jussieu onder de familie der Slaepbolplanten gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia hexandria, tweebroederigen, planten die met hare meeldraden of helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen zyn samengegroeid en zes stampertjes hebben.

Het Splitskruid (Corydalis formosa) is eene langlevende kruidplant, die in Frankryk uit het zaed van de Duivekervel is gesproten, en nog eenigzins aen hare moederplant gelykt; zy groeit

met bladen als de Duivekervel en liggende, schilferachtige stengels, en bloeit meest in mei, met trosjes op de toppen en zeer lieflyke rooskleurige bloemen. Deze schoone plant moet alhier in den heigrond gekweekt en 's winters in potten in de planthuizen bevryd worden, en kan door struik- en wortelscheiding vermenigvuldigd worden.

SPORKENBOOM, Pylhout, in 't fransch Bourdaine, in 't latyn Rhamnus, is onder de 21 klasse van Tournefort gesteld, der boomen die roosvormige bloemen dragen; door Jussieu onder de familie van de Wegdoorns, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraden en één stampertje bloeijen.

De Sporkenboom (Rhamnus frangula van Linnaeus) is een langlevend heesterachtig boomgewas van Europa, dat in België, Duitschland, Frankryk, Engeland, enz., in de bosschen wast, en alhier in sommige lusthoven wordt geplant; het groeit zonder doorns, heestergewys, met geheel donkergroene bladen; bloeit t'einde mei, met witachtige bloemen, die eerst roode en dan zwarte bezien voortbrengen, waeruit men eene schoone groene verw maekt, die in den handel onder den naem van sapgroen (vert de vessie) is bekend, en door de verwers zeer wordt gezocht om wolle en andere stoffen groen te verwen; de schors bezit ook eene geelkleurige verw. Dit heester-houtgewas werd van de oude Kruidbeschryvers zwart Elzenhout (Alnus nigra) genoemd, en sommigen hier te lande noemen het zwart Hondenhout en Hondenbeziën; om de regte scheuten zyner takken wordt het Pylhout geheeten. Het hout, dat zeer hard is, kan dienen voor draeijers en pylmakers en tot veel andere werken worden gebruikt. De kolen van dit hout worden zeer geacht om fyn buskruid te maken; voorts heeft dit gewas in de geneeskunde ook zyne nuttigheid, want de middenste schors gedroogd, bezit een goed purgeerend middel en wordt voor de waterzucht en anderdaegsche koortsen gebruikt; de versche schors in 't water gekookt en gedronken, bezit eenen braekmiddel, en de binnenste schors met zoete boter of verkensvet gekookt en met azyn gestampt,

« VorigeDoorgaan »