Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

vonden, waervan elke landbouwer zich kan bedienen, en welk bestaet in het gebruik van het ruw zout. Een koninglyk besluit van den 2 january 1847, ontslaet van het accynsregt, het ruw zout (of zeezout), bestemd voor de voeding van het vee en de verbetering der landeryen.

Deze wet mag elke belanghebbende voor eene ware gunst aenschouwen; want het ruw zout is niet alleen goed voor de gezondheid der beesten, maer ook zeer voordeelig om alle landeryen te verbeteren, dewyl dit gestampt of gesmolten, en met alle andere soort van vette vermengd, een zeer voordeelig middel bezit om alle landeryen vruchtbaer te maken het vernieuwt de krachten der uitgeputte salpeterachtige stoffen der gronden, en maekt op de aerdappels en op alle andere levende gewassen eenen zeer grooten invloed.

:

Elke akkerman die gelieft, zonder accynsregten te betalen, van dit ruw zout gebruik te maken, kan zich by den burgemeester zyner gemeente aenbieden, en verklaren hoeveel hectaren land hy schikt daermede te bestrooijen, en ook de hoeveelheid der beesten die hy schikt binnen het jaer daermede te voeden, om die van ziekten te bevryden; na juiste verklaring zal hy hem een getuigschrift afgeven, om by de kooplieden die in dit ruw zout handel dryven of in de pakhuizen der zoutzieders te gaen koopen; verder moet men dit getuigschrift aen den ontvanger der accynsen in de stad of gemeente waer men dit ruw zout koopt, behandigen, alwaer het ontslag van het accynsregt zal verleend worden. Een beambte zal zich alsdan ten huize van dengenen, aen wien dit ontslag van regten verleend is, begeven, om dit ruw zout naer wille van den landman of belanghebber, met in de wet gemelde stoffen te vermengelen, opdat het niet meer zou kunnen gerafineerd worden. Men bestemt van dit ruw zout 100 grammen per dag voor iedere koe, os, stier, vaers, enz., die in marcgewigt juist 3 oncen en 1 seizeintje uitmaken; voor ieder paerd per dag 50 grammen, die 1 1/2 once maken; 25 grammen voor een verken of 3/4 van eene once, die men dagelyks in de voedering vermengd, en naer evenredigheid en gesteldheid voor alle andere huisdieren, zoo als ezels, schapen, honden, enz.,

om die tegen ziekten te behoeden. Van den anderen kant is dit ruw zout zeer noodzakelyk aen den aerd der stieren en koeijen, die men van Durham in Engeland naer België overbrengt, dewyl dit sedert verscheidene jaren in Engeland wordt gebruikt, zoo wel om alle slach van dieren te voeden, als om de vruchtbaerheid der landen mede te vervoorderen. De duitsche landbouwers en veekweekers hebben ook sedert eenige jaren dit zout gebruikt, om hunne landeryen mede te bestrooijen en hunne beesten te voeden.

Niettegenstaende al de middelen hierboven aengehaeld, moet een landbouwer nog zorgen van eenen goeden koeherder te houden, die alle morgenden de koeijen of ossen roskamt, of ten minste met eene stroowisch die geheel overvryft, en met zuiver water de oogen uitwascht; deze kleine zorg is onverbeterlyk, zoowel voor het hoornee als voor de paerden. Ook moet men, eer men die 's morgens ter weide dryft, hun te drinken geven, en by zeer heete zomerdagen by tyds hun drinken zuerachtig maken met een weinig azyn, of er somtyds salpeterwater of ruw zout in vermengen. Dit is een goed middel om het hoornvee tegen rottekoortsen te behoeden en ontstekenden brand te bevryden, waeraen die meer dan alle andere dieren onderhevig zyn. Water met zemels vermengeld en 's avonds te drinken gegeven, is aen het hoornvee ook zeer nuttig, waerna men het eenige voedering kan geven om zich binnen den nacht te voeden.

Om den stal zonder stank zuiver te houden, moet men in den zomer ten minste alle twee dagen het oud mest weg ruimen en door nieuw strooisel vervangen; hetgeen men's winters enkelyk tweemael ter week verrigt; want het is een groote misslag dien mest langer onder de beesten te laten, dewyl er eene vochtige warmte uitwasemt, die zeer nadeelig is, en daerenboven den hoorn der voeten doet verrotten, en altyd ziekten die zich somtyds in de beenen der beesten zetten, veroorzaekt. In den zomer, nadat de beesten 's morgens ter weide gedreven zyn, laet men by het kuischen de deuren en vensters van den stal open, om de lucht er te doen doorvliegen, en nadat dit verrigt is, sluit men de deur en vensters, om koelte in den stal te hebben en

de vliegen te beletten er in te dringen; want de warmte en de vliegen zyn by heete saizoenen twee van de grootste plagen die de beesten kwellen. Een veefokker moet ook opletten dat zyn koeherder de beesten niet mishandelt, en het ruw zout verdeelt, volgens de natuer der beesten, zich daervan meest bedient by vochtige, regenachtige saizoenen, als het gras koud en nat is, en dit een weinig minder by heet en schoon weder gebruikt. Het koeherderschap wordt alhier meest te lande aen onderjarige kinderen of oude menschen toevertrouwd; nogtans is er byna geen werk dat meer kennis vereischt, want een koewachter behoort te weten op wat tyd de koeijen moeten bloed gelaten en klisteren gezet worden, en het ware voor eenen koehouder te wenschen, dat hy ook nauwkeuriglyk de voorteekenen en den loop der ziekten van de beesten kende; want eene ligte onpasselykheid wordt somtyds eene gewigtige ziekte, daer zy met een klein middel dikwils zou kunnen geholpen worden.

DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

OVER DE PLANTEN DIE OLIE INHOUDEN, EN OM HARE OLIEACHTIGE ZADEN GEKWEEKT KUNNEN WORDEN.

[ocr errors]

De planten, die olie bevatten, zyn zonder twyfel, na al de andere gewassen, die aen de menschen en dieren de noodige voeding verschaffen, de voordeeligste vruchten; want de olie daervan voortkomende, dient niet alleen tot spyze en voeding van al de deelen des lichaems, maer ook in de geneesmiddelen en kunstwerken, zoo als voor schilders, ververs, fabrieken en tot de huishoudelyke gebruiken.

Onder deze voordeelige planten, die door hare olieachtige zaden uitmunten, vindt men eerst het Koolzaed, het Raepzaed en de Lyndotter. De kweek van den Kemp en het Vlas geeft aen de landbouwers eene dubbele winst, zoo door de spinbare stoffen, die de stengen dezer planten omringen, als door hare overvloedige zaden, die zeer veel olie inhouden. De Heulbloemzaden mogen

.

ook op den eersten rang worden gesteld, want de olie daervan wel bereid, is uitmuntende goed zy behoudt eenen ligten aengenamen notensmaek, en bewaert lange jaren zonder iets van hare deugd te verliezen. Sommigen hebben die olie misprezen, en zegden dat zy in den hoogsten graed een gevaerlyk slaepmiddel inhield; maer de kunstscheiders hebben heden het tegendeel bewezen, en zeggen, dat de Opium, dien men uit de inlandsche Heulbloem trekt, zich niet in het zaed bevindt, maer wel in het sap van de zaedhuisjes, die tot baermoeder der zaden dienen. De Heulolie heeft dezelfde krachten als de Cacaoolie (Theobroma cacao) en kan met voordeel in verscheidene omstandigheden door die vervangen worden. Door de kunst trekt men olie uit de Slaeproozen, Rammenassen, Radyszaed, brandende Netelzaed en doove gele Netelzaed (Galeopsis tetrahit); maer eene éénjarige plant, die om haer olie inhoudend zaed in België meer zou moeten ingevoerd of gekweekt worden, is de Zonnebloem (Helianthus annuus), welk zaed niet alleen veel olie inhoudt, maer ten zelfden tyde zeer nuttig is, om alle slach van pluimgedierten te voeden. Deze plant kan met de lente gezaeid worden, en met augusty kan men dit zaed inoogsten het ware een gemakkelyk en niet kostbaer middel, om het koorn waer mede men de pluimdieren voedt, te sparen en goede olie te bekomen, en niettegenstaende al de andere soorten van olieplanten die men hier bekomt, zou de kweek van deze zaden een groot voordeel verschaffen.

De Aerdnoot (Arachis hypogaea) is eene éénjarige plant van Surinam, die veel in Bresiliën en elders in Amerika, alle jaren wordt gezaeid om olie van te stampen, en die olie als voedingmiddel in de huishoudens te gebruiken; zy zou ook in België alle jaren in de lente moeten geplant worden; terwyl men nu met geheele schepen van die noten van Amerika naer België overvoert om olie van te stampen.

Het zaed van de Latuwe-Salade, en van de wilde Saffraen (Carthamus) wordt in Egypten ook in olie gestampt, om de spyzen in de keuken mede te bereiden.

Het Sessemkruid-zaed en het Goudbloemzaed (Calendula) die alhier zeer gemeen in de bloemhoven wassen, worden in veel

landstreken in olie bereidt, en die olie, welke eenen aengenamen smakt bevat, wordt om hare deugden zeer geacht.

Het Springkruid (Euphorbia lathyris) is eene tweejarige plant, die veel in onze bloemhoven groeit, en welker zaed eene olie geeft die als buiklossend middel in de medecynen zeer nuttig is. Meest al de peulvruchtdragende planten, die zich onder de 15o klasse van Linnaeus bevinden, zoo als de Rakket, de Hederik, Violieren, Torenkruid, zwarte Mostaerd, Koolen, Koekoeksbloem, Ganzekruid, Nacht-Violier, enz., geven door haer zaed een goede olie. De kruidmengers en artsenykundigen trekken uit zeer veel planten en boomgewassen eene olie, voornamelyk uit de Amandelkern, de Perzik-, Pruimen- en Abrikooskernen, uit de Wonderboom of Christuspalm (Ricinus) en de Pompoenkern (Cucurbita); zy bekomen ook eene dikke gestolde olie uit de Laurierbeziën, en uit veel andere welriekende gewassen.

Maer de hoofdzakelyke, welriekende, overgehaelde olie, waerin eene zelfstandigheid van vloeibare stoffe berust, en harsachtige stoffen in gesloten zyn, welker reuken eene doordringende kracht bezitten, die zy langen tyd kunnen behouden, is heden door de scheikundigen Éthérée genoemd, en wordt nu eens uit eene zekere soort van geheel verdroogde planten getrokken, dan eens veel uit planten gehaeld, die hare volle wassing hebben bekomen, door middel van distilleren of overhalen van de stengen, bladen en bloemen, der lipvormige bloemplanten, zoo als het Vingerhoedkruid enz, die zich onder de 14° klasse van Linnaeus bevinden, en ook uit eenige andere planten, die met vereenigde meeldraden bloeijen, en uit welriekende zaden van onderscheidene planten, die zonneschermige bloemen op de kruin dragen, welke zich in de vyfde klasse van Linnaeus bevinden, waeronder de Watervinkel, de Eppe, Karwe, Pimpernel, wilde Kervel, het Water-Pypkruid, Koriander, Meesterwortels, Water-Scheerlingkruid, enz, zich bevinden.

De beziën van de Myrthe en Geneverboomen, de Muscadenoten, het Kamferboomhout, houden allen eene welriekende vloeiolie in, die men ook veel in de wortels van de Steenbreek (Saxifraga) en in het Nagelkruid (Polycarpon tetraphyllum) vindt; de

« VorigeDoorgaan »