Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

moeskruiden vindt men maer den Ajuin, die eenige jaren op dezelfde plaets wilt aerden.

Zelfs de behagelyke bloemen, zoo als de Angelieren, enz., met veel andere aengename planten die onze bloemtuinen versieren, moeten ook alle jaren in nieuwen grond verplant worden. Een crvarene hovenier zal nooit dezelfde aerde gebruiken in welke eene plant heeft gestaen, zonder die eenigzins te verbeteren. Men mag ook nooit een fruitboom in denzelfden grond planten, alwaer een andere van dezelfde soort heeft gestaen, zonder den put met nieuwen grond te vullen en er eene merkelyke verbetering aen toe te brengen. Voor de planteryen zelfs, is het een algemeen gebruik van by alle verplanting van grond te veranderen, en de boomen die korrelvruchten dragen, door Notenboomen te vervangen.

Men heeft in 't algemeen maer al te dikwils bemerkt, dat de oogst een geringer voortbrengsel geeft, als dezelfde planten twee achtervolgende jaren op denzelfden grond worden gezaeid. De granen met alle andere planten die meelachtige stoffe inhouden, schynen meest de landen uit te putten en krachteloos te maken; maer als die planten groen vóór den tyd van het bloeijen worden afgemaeid, zuigen zy weinig voedsel uit de aerde, zelfs dan doen sommige den grond verbeteren. Zoodat het ook voor een landbouwer niet nadeelig is, van by tyds de landen met voedering te bezaeijen, en de jeugdige planten af te maeijen om zyne beesten te voeden.

Wanneer men te dikwils Tarwe of andere meelachtige granen, zonder tusschentyd op dezelfde landen zaeit, zyn er twee bezondere oorzaken die den voortgang van den oogst verzwakken; ten eerste, de trapswyze vermindering van het voedig sap, dat de granen noodig hebben om hunne rypheid te verkrygen; ten tweede, de vermenigvulding van het onkruid, bezonderlyk het Hondsgras, dat de granen in de ligte en goede gronden hindert, de Dravik, Kappelhaver, Streekgras, enz., die zich in de zware landen zetten en zoodanig de krachten van het land inslokken, dat zy den oogst doen mislukken. De jaerlyksche verzwakking der landen kan wel door vetten verbeterd worden; maer wanneer de

gronden door die onkruiden uitgeput zyn, heeft men wel vette en mest op dit land te strooijen : men bekomt toch altyd eenen slechten oogst, zoolang die landen van alle onkruid niet gezuiverd en door omspitten of diepe beploegingen niet verbeterd zyn. De grasachtige langlevende kruiden die in de velden de granen verdelgen, zyn een natuerlyk bewys dat de aerde wilt voortbrengen, maer dat die door goede vruchten moeten vervangen worden. Het is dus het werk van eenen landbouwer, te onderzoeken welke natuer van vruchten voor dit land de beste zyn, en ten zelfden tyde middelen te zoeken om het onkruid, dat vyand van het Koorn is, geheel te verdelgen, of ten minste te trachten de weder aengroeijing te beletten.

Het omspitten van groene vruchten, ploegen, braken, eggen, wieden en schoffelen, is ook zeer voordeelig om de landen te verbeteren en het onkruid te beletten; men kan dan die weder met Koorn bezaeijen, of door andere vruchten vervangen die de gronden weinig hinderen en hun voedsel uit den dampkring trekken, zoo als de lente- en herfst-vitsen en alle andere soorten van erten, boonen, enz., die de gronden zuiveren en geheel verbeteren. Deze voedzame schilpvruchten, die met hare harde wortels in den grond booren, roeren de aerde, maken den grond ligt, brengen dien tot eene gisting over en verschaffen daeraen eene groote vruchtbaarheid, want hare stengen, bladen en bloemen toonen eene groote oppervlakte aen den dampkring, waeruit zy hare groeikracht halen en aldus zeer weinig de gronden uitputten.

De platte- of peerdenboonen met hare breede, vette bladen, die gemeenlyk vóór de rypheid afvallen, en de gronden vruchtbaer maken, zyn zeer voordeelig om na de inoogsting de landen waer zy gestaen hebben te beploegen en Tarwe op te zaeijen; het is in veel zware landstreken bekend, dat de Tarwe na de boonen gezaeid, den besten oogst oplevert.

De kruisbloemdragende planten die hauwtjes voortbrengen en alhier gemeenlyk worden gekweekt om in de huishoudens te gebruiken, en welke allen meest met breede, vette, sappige bladen zyn voorzien, zoo als de voedige Koolen, Savooi-Koolen, Rapen, Radyzen, Mostaerd, Veld-Koolen, Lyndotter, enz., verzwakken

door hunne wortels en stengen weinig de landen; maer wanneer men het zaed van de Veld-Koolen, Rapen en Lyndotter laet rypen om voor olie te gebruiken, dan moet de grond door goede velle verbeterd worden, om er andere vruchten in te zaeijen; dewyl die olieachtige planten by het ryp worden de krachten van den grond zeer opslokken. Het Kemp, Vlas, Heulbloemen, Weede en Tabak, worden gemeenlyk voor de voordeeligste vruchten geacht, die aen den landbouwer eene groote winst verschaffen; maer deze winst moet aen den overvloed van vette toegeschreven worden, en deze vruchten verzwakken te zeer den grond, om er eenen nieuwen oogst zonder veel vette in te bekomen.

De Meekrapplanten, de Wouw of Gaude, de Kaerdedistel en veel andere gewassen die de landen min of meer krachteloos maken, bezorgen insgelyks aen de landbouwers eenen voordeeligen oogst; maer als een landbouwer het kweeken dezer planten onderneemt, moet hy met voorzigtigheid te werk gaen, en eerst die landen vóór het bezaeijen met andere vruchtbare stoffen weeldrig vetten en beploegen, of hy loopt gevaer de nieuwe vruchten te zien mislukken.

De grasweiden die men in sommige landen met Havergras, Ydelhaver, Lammergras, Kattesteert en Engelschgras of andere langlevende grasplanten bezaeid, zyn wel voordeelig voor voedering, maer moeten wel omgespit, gemest en gebraekt worden, om er schoon Koorn in te winnen.

[ocr errors]

De kunstweiden daer men Klaver, Kroke en spaensche Klavers in zaeit, die met hare harde wortelen in den grond schieten, zyn zeer voordeelig om na het inoogsten, Tarwe en Gerst in te zaeijen, die altoos in dergelyke gronden de zwaerste granen voortbrengen. Het is ook alhier te lande algemeen bekend, dat de Boekweit in magere landen gezaeid, weinige vette moet hebben, dewyl hy veel min dan alle andere veldgewassen de gronden verzwakt. Deze lofwaerdige voedzame plant, met hare veeltallige bladen en getakkelde stengels, die in den zomer de gronden belommeren en de nadeelige onkruiden versmachten, laet een groot deel van hare groene en malsche bladen op den grond vallen, die

daeraen eene vette verschaffen en een groot deel van het voedsel dat zy uit den grond hebben geleend, wedergeven; zoodat men, na het inoogsten van deze kostelyke planten, den grond met een weinig mest of vette bestrooijende, in die magere landen zeer schoonen, zwaren Rogge bekomt.

Eindelyk de eerste verrigting van eenen landbouwer, om met voordeel een stuk land tot verschillige bezaeijingen te schikken, is van de natuer van het land, alwaer andere vruchten gestaen hebben, wel te overwegen; ten tweede, den invloed der luchtgesteldheid onder dewelke het land zich geplaetst vindt, te onderzoeken; ten derde, de natuer der gewassen te kennen welke schynen de voordeeligste te zyn om op dit land wel te kunnen aerden; ten vierde, alle hulpmiddelen daeraen toe te brengen en het gewoonlyk gebruik der landstreek te volgen, naer de gemakkelykheid of moeijelykheid te zien, om de vruchten met voordeel te vertieren of yoor zyne eigene noodzakelykheid te kunnen gebruiken; ten vyfde, te onderzoeken of in den omtrek der landstreek vele of weinig menschen woonen, om de landen te bewerken en een goed vertier met de vruchten te hebben; ten zesde, te zorgen van de werken die aen iederen kweek der vruchten noodig zyn, op tyd en met zuinigheid uit te oefenen, en niet te verwaerloozen van die vruchten, na hare rypheid, in te oogsten.

Er zyn landstreken die voor den kweek van sommige planten en allerlei vruchten zich zeer wel schikken, en voor het aenbrengen der velte zeer voordeelig gelegen zyn; toch in ase landstreken moet een landbouwer zyn eigen belang zoeken, in de verzekering van het vertier zyner voortbrengsels en trachten er alle nut uit te trekken, zoo als by voorbeeld met het zaeijen van Gerste en het planten van Hoppe, enz., in de gewesten waer die noodzakelyk zyn voor het brouwen van bier; met het kweeken van Tarwe voor het brood en van Rogge voor genever te stoken en brood mede te bakken, die altyd aen de landbouwers cen verzekerd vertier verschaffen; want het is gemeenlyk de plaetselyke gesteldheid, die de waren en levensmiddelen gemakkelyk doet verkoopen, gelyk de Kemp die meest omtrent de groote rivieren en zeehavens wordt gekweekt, zoo als de moeskruiden die rondom

de groote bevolkte steden altyd met voordeel verkocht worden. Er zyn integendeel landgoederen, verre van alle gemeenschap afgelegen, waer de vervoering der waren dikwils zeer kostelyk valt. De landbouwers die deze afgelegene goederen gebruiken, moeten zich meest op het vetten der beesten toeleggen, daer ook altyd het vleesch eene tweede noodzakelyke voeding voor de menschen is. Eindelyk, het is noodig dat elke landbouwer in het zaeijen der voordeeligste vruchten voorziet, of wanneer hy eene speculatie op het vetten der beesten maekt, te zorgen van altoos veel stroo, wortels en voedering te hebben en veel Vlas te zaeijen, om 's winters door het bereiden, spinnen, weven, enz. bezigheid aen zyne werklieden te kunnen geven; hy moet zooveel mogelyk zynde, vermyden te koopen al wat zyne gronden zelve kunnen verschaffen.

De zorgvuldige bewerking van de gronden, de spaerzaemheid in het huishouden, zyn volstrekt noodige vereischten voor alle landbouwers en moeten beiden zoodanig worden geschikt, dat de eene nooit de andere kan nadeelig zyn en op eene wyze worden gevolgd, dat geen de minste tyd verzuimd en geene noodelooze onkosten gedaen worden.

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

OVER DE VOORNAEMSTE VERSCHARINGEN OF STANDWISSELINGEN BY HET ZAEIJEN DER VRUCHTEN TE VELDE.

Zie hier eenen koers van die verscharingen des landbouws, die van over zeer oude tyden in België gevolgd werd: In de omstreken van Ypren en Poperingen, wordt veel Hoppe geplant; de vruchtbare landen die de grensmuren van Frankryk uitmaken, zoo als te Waesten, Wervick, Meenen, Maesschroen, Doornyk en Kortryk, worden de bouwlanden meest met Tabak, Boonen, Koolzaed en Aerdappels beplant, en met Vlas, Lyndotter, witte en gele wortelen bezaeid, die gemeenlyk die goede landen nog verbeteren, om Tarwe, Winter-Gerste, Koorn, Haver en Klavers in te zaeijen. De bouwlanden in deze gemelde streken, worden alle jaren op de

« VorigeDoorgaan »