Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ale of beer, volgens den aerd en de ligging der landen, gebruikt. De tyd voor het zaeijen verschilt er ook: ieder volgt hetgene hy denkt het beste te wezen; omstreeks Dendermonde, enz., begint men Vlas te zaeijen met de eerste dagen van maerte; in het land van Waes, eindigt men in april; in de natte of zware leemgronden van het land van Aelst, zaeit men maer het Vlas van den eersten tot den tienden mei; rondom Eecloo, Waerschoot, Capryk en omliggende dorpen, waer de grond droog maer toch killig is, zaeit men meest van t'einde april tot in het begin van mei; het Vlas laet gezaeid zal wel spoediger opwassen, maer de stengen blyven flauw en zwak, en de bast is nooit zoo sterk als degene die vroeg gezaeid werd, daerenboven wordt het laet gezaeid Vlas dikwils meer van de aerdvlooijen gekweld.

Het Vlas omtrent 4 of 5 centimeters lang zynde, moet van het onkruid zeer wel gezuiverd worden, welk men later nog eens of tweemael zal doen, naer mate hetzelve daerin groeit; er is niets aengelegen dat het door het wieden of zuiveren van het onkruid, heel plat en hard wordt gekropen, want dit is zeer goed en het is hierom dat men het land na de zaeijing hard met de welle of rolle toelegt. Om schoon Vlas te winnen is het ook noodig hetzelve van onkruid wel zuiver te houden, want het onkruid kan het doen versterven.

Als het Vlas nu bloeit en met zyne blauwe kroon versierd gestaen heeft, bemerkt men welhaest dat de zaedbollen sluiten, en als dit begint te rypen, ziet men gemeenlyk de stengen van het Vlas van onder een geelachtig kleur verkrygen; dan moet een landbouwer wel opmerkzaem zyn, want die het te vroeg gaet plukken, zal weinig zaed inoogsten, en die het te ryp zynde uittrekt, zal stuer en hard grof Vlas hebben en nog meer in deugd verliezen, want hetgene men wint in het zaed, verliest men dubbel in het Vlas. Het is deze begeerlykheid om veel zaed te winnen die veel landbouwers zoodanig verblindt, dat zy nooit fyn Vlas noch zachte stoffe hebben.

Het Vlas uitgeplukt zynde, wordt eerst en vooral, door een werktuig, Repe genoemd, de zaedbollen afgetrokken; dan wordt het in kleine bundelkens van omtrent twee grepen dik gebonden

en aenstonds in het water gelegd om te rooten men moet wel toezien dat men na het repen niet te lang wacht om het Vlas in 't water te leggen, en het niet op elkanderen laet liggen en heet worden, want dit is aen het Vlas zeer schadelyk.

Hier dient ook in acht genomen te worden, dat men het Vlas in de root niet te dik op elkanderen legt; want zoo gebeurt het, dat het bovenste de warmte van de lucht hebbende, genoeg geroot is en het onderste niet; verder moet men het zoo in de root leggen gelyk het wast, want hoe regter men het Vlas in de root kan stellen, hoe beter; men moet ook altyd zorgen dat het met de toppen omhoog staet; het Vlas aen de toppen harder zynde dan aen de wortels, moeten natuerlyk de toppen aen de lucht geplaetst zyn, alwaer zy de warmte der zon kunnen genieten, en alzoo in eene vereischte evenredigheid de heele stengel van het Vlas moet rooten; zoo handelende, zal altyd het Vlas van boven en van onder gelyk rooten.

Tot het rooten moet men het vetste en beste water gebruiken, dat van onder modderachtig en van boven klaer is, en diep genoeg om het Vlas te kunnen in staen; het beste water is dat omtrent eenen Elzenkant gelegen is, daer de Elzebladen aen het Vlas een schoon blauwachtig kleur toebrengen; er mag geen mos of groen op wezen: zulks daerop zynde, moet het gezuiverd worden. Het voornaemste is, dat men de rootputten zoo afdamme, dat er door zware regens geen drift in de root kan komen: want dat vermagert zoodanig het water, dat het Vlas er door grootelyks benadeeld wordt. Indien men dusdanige waters omtrent de Elzenkanten niet kan vinden, kan men alsdan Elzenbladen doen plukken, en die tusschen en over het Vlas strooijen, omdat door deze bladen het water blauw wordt; verder dooden deze bladen de macikens of wormpjes, welke somtyds in zulke wateren gevonden worden en dikwils aen het Vlas eene groote schade veroorzaken. Men legt dan op dit Vlas eenig stroo en daerboven eenige stokken of planken en gewigt van steenen of aerde, om het Vlas onder water te houden; dit wordt in sommige streken zeer onachtzaem volbragt; men legt dikwils te veel Vlas in eenen rootput, naer evenredigheid van zyne grootte; daerenboven nemen sommige boeren met de schup het slyk en

[ocr errors]

zand uit den grond van den put, om boven op het Vlas te leggen; maer indien zy dachten wat schade zy daermede aen hun Vlas toebrengen, zouden zy zich wel wachten van zulks te verrigten; want natuerlyk het Vlas met dit koud slyk gedekt zynde, kan de warmte van de lucht en zon op de harde toppen en bovenste van den steng geen invloed hebben, dewyl het onderste der stengen reeds te veel geroot is; daerby nog het vuil slyk en zand dat tusschen het Vlas dringt, beschadigt de deugd en kleur van het Vlas meer dan vele landbouwers zouden gelooven.

Hoe lang het Vlas in de root liggen moet, kan niet bepaeld worden, en is heel verschillig volgens de rootputten, waervan de eene veel warmer dan de andere is; zoodat het in sommige maer acht dagen en in andere wel tien of twaelf dagen moet liggen; doch als het reeds zeven of acht dagen geroot heeft, moet men alle dagen het gaen nazien, en een bundelken uit de root nemen en het open leggen, om te zien of het genoeg geroot is. Hieraen is voor een landbouwer zeer veel gelegen, dewyl geheel de sterkte van het Vlas daervan afhangt; want te lang in 't water liggende, verliest het zyne sterkte en verrot. Vervolgens moet men hier goede zorg dragen en op 't laetst zeer dikwils hetzelve nazien, twee mael daegs, omdat de tyd van rooten van niemand juist kan bepaeld worden, aengezien dit zeer veel afhangt, zoowel van de warme dagen als van de rootputten en van de rypte des Vlas. Doch dit is een algemeene regel, dat het Vlas zoo lang moet in 't water liggen tot dat de lemmer van boven tot onder van de stengen afscheidt; en dit ondervindende, moet men het geene uer langer in de root laten liggen, want by gebrek van dit wel gade te slaen, wordt er zeer veel Vlas bedorven.

Het Vlas dan genoeg en van pas geroot zynde, wordt op de sprei of bleek gelegd, welk dient om hetzelve van zyne vuiligheid te zuiveren, of om het, niet genoeg geroot zynde, verder te rooten of witter te bleeken. Aldus twee of drie weken op de sprei gelegen hebbende, moet het omgekeerd worden, opdat het aen den ondersten kant ook bleeken zou; en als het lint of vlas aen de stengen begint los te hangen en wel droog is, bindt men dit in groote bundels, en haelt het binnen in de schuren, om met gelegenheid

gebraekt en gezwingeld te worden, waeraen ook zeer veel gelegen is; want hoe langer men wacht van het te zwingelen, hoe sterker het Vlas gemeenlyk wordt. By het braken en zwingelen moet men wel opletten van de toppen niet te veel af te trekken en het Vlas te doen lyden, waerdoor het veel korter wordt.

Zoo als hierboven is gezeid, heeft elke landstreek zyne wyze van zaeijen, hetgeen ook op verschillige plaetsen van Vlaenderen, ten opzigte van het rooten plaets heeft; te Harelbeke en rondom Kortryk, Meenen, langs de Leije, enz., heeft men eene andere wyze van rooten en het Vlas te bewerken; zoodra het Vlas ryp en uitgetrokken is, stelt men het te velde in twee ryen, schuins tegen elkander, met de toppen omhoog. De Vlaskweekers van omtrent Ronsse, Ath en Doornyk doen dezelfde verrigting en zyn zeer handig in dit werk, want eens die ryen gesteld zynde, staet het Vlas zoowel gesloten en vast, dat het noch voor regen noch voor wind te vreezen heeft. Men laet dit Vlas zoo te velde veertien dagen wel droogen, om dan in bundelen van omtrent 5 kilogrammen te binden, die by droog weder in de schuer gebragt of in myten worden gesteld; welk Vlas men volgens tyd van zyne zaedknopkens of zaed met den boothamer ontmaekt. De landbouwers van omtrent Doornyk, Ath, enz., leggen dit Vlas van in february opengespreid te velde, alwaer zy het laten om door den sneeuw, regen en lucht te rooten, en het by tyds omkeeren; dit Vlas alzoo geroot zynde, verkrygt een wit kleur, wordt in bundels gebonden, dan droog in de schuer gedaen en by gelegenheid gebraekt en gezwingeld, waerdoor zy eene sterke stoffe van Vlas bekomen.

Die van omstreeks Kortryk en elders langs de Leije, brengen hun Vlas, nadat het zaed is afgedorschen, somtyds van in september of october, en ook wel na den winter, naer de rivier de Leije, om aldaer in dit water te rooten; zy weten dit met stokken, die aen de kanten der rivier palen, vast te maken, en op zoo eene wyze te schikken, dat het zoo diep en zoolang onder water moet blyven als men noodig oordeelt; men kan aldaer ook den tyd van het rooten niet bepalen, dewyl dit van het min of meer warm weder, en het tydstip dat het Vlas in het water wordt gelegd, af

hangt. Men zegt dat het Vlas aldaer geene Elzenbladen noch vet staende water noodig heeft om wel en wit te rooten; dat het droog in klaer zuiver water geroot zynde, een veel witter kleur heeft dan hetgene groen en in staende water geroot wordt; daer en tegen bekent men ook dat de stoffe nooit zoo zacht en min deugdzaem is.

Het rooten van het Vlas is in alle landstreken van hoog belang, en verdient dat de Vlaskweekers er hunne aendacht op vestigen; derhalve zal ik alhier eene nieuwe wyze van rooten aenhalen, die M. D'Hondt, in zyn werk ten jare 1820 te Gent gedrukt, heeft voorgesteld. Deze nieuwe wyze van rooten bestaet hierin, dat men een zuiver water moet hebben, van omtrent 1 voet of 33 1/2 centimeters dieper dan de lengte van het Vlas, dat hetzelve daerin moet regt gesteld worden, met de toppen om hoog, dat het met stokken moet aen een geklest zyn, opdat al het Vlas te beter in de root regt zou blyven staen, en door het opleggen van stroo, planken en gewigten kan zinken tot de noodige diepte; zoodat het Vlas van boven onder water is, en van onder 33 of 34 centimeters van den grond blyft; verder dat de vlakte of grootte van den rootput dubbel is van de plaets die men voor het Vlas behoeft, door welke wyze van rooten wel verrigt, zegt hy, men 25 per cent kan winnen. Deze wyze van rooten is zonder tegenspraek hoogst gemakkelyk, en verdient van de landbouwers gevolgd te worden in alle streken waer het mogelyk is; maer ik moet hier doen opmerken, dat deze nieuwe wyze van rooten op zeer veel plaetsen in Oost- en West-Vlaenderen, alwaer somtyds by drooge saizoenen zeer weinig water is, moeijelyk kan volbragt worden, tenzy door de landbouwers die omtrent de groote rivieren en andere waters woonen; maer die er te verre van afgelegen zyn, schynen door de onkosten van het vervoeren en te huis halen van het Vlas, weinig deze nieuwe wyze van rooten te volgen; derhalve volgen zy meest de wyze van rooten, naer mate zy het water by de hand hebben, gelyk hier voren beschreven is; doch iedere akkerbouwer moet zyne belangen waernemen en zyn beste doen, om uit alles zooveel nut mogelyk te trekken; want hy weet dat het Vlas wel gezuiverd en gekweekt en met zorg geroot, byna de weerde van het land waerop het wast, kan opbrengen.

« VorigeDoorgaan »