Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

dan beter dat zy de besmette takjes met de gekrulde bladen geheel afsneden.

Nu ga ik myne lezers de middelen voorschryven, die ik op myne Perzik boomen sedert veelvuldige jaren heb werkstellig gemaekt om dien krul te verdryven : ik neem gewonelyk eene kuip, waerin omtrent 60 of 70 liters nat kan gestort worden, en verzamel in die kuip het water waerin aerdappelen gekookt zyn geweest; ik doe er 1 kilogramme snuiftabak by, het vierde van 1 kilogramme zeep, met het vierde van 1 kilogramme zout en wat roet of bitter uit de schouw daerby gevoegd, hetgeen ik te samen, eer de krul zich vertoont, 10 of 12 dagen laet gisten, en er somtyds nog wat water wel by roer; hoe meer dit stinkt hoe beter. Zoodra dan eenig vertoonsel van den krul myne Perzikboomen aentast, begin ik, zonder één dag te verliezen, omtrent den avond, met eene spuit, geheel die besmette boomen, en ook al de andere, aen denzelfden muer slaende, om het kwaed te voorkomen, wel te besproeijen, en na twee of drie mael dit eenvoudig middel verrigt te hebben, ziet men den krul verdwynen en alle ongedierten onder de boomen dood liggen. Dit nat hindert geenszins de bladen noch vruchten, integendeel ziet men de jonge bladen malsch opgroeijen.

Gedurende myn buitenleven heb ik buitenleven heb ik nog eene andere proefneming gedaen, om den krul te voorkomen en myne Perzikboomen van alle ongedierten te zuiveren; by myne navorschingen heb ik ondervonden, dat er veel levende planten waren die een scherp, wrang en bytende sap inhouden, dat alleenlyk de ongedierten hindert, zonder de bladen of vruchten der boomen te beschadigen; dan heb ik het af kooksel van Okkernootbladen en Vlierboombladen met witte Moerbeziëschors genomen, en afkooksel van aerdappelwater met een vierde van 1 kilogramme zout en twee of drie liters tabaksap gebruikt, omtrent 50 liters nat uitmakende, en die afkooksels te samen in eene kuip laten gisten; met dit vocht heb ik met eene spuit 's avonds vóór zonnenondergang myne Perzikboomen besproeid, hetgeen ook spoedig den krul verdryft, en alle ongedierten, zoo wel gevleugelde als ongevleugelde, verdelgt en dood onder den boom doet vallen.

Gelyk elke hovenier wel bemerkt dat de krul de boomen geweldig verzwakt, moet men de wortelen eenig voedsel bezorgen, nieuwe goede aerde aenbrengen en met koeale vetten, om de groeikracht te bevoorderen. Die boomen, om goede vruchten te dragen, moeten 's avonds, by heete zomers, dikwils met koud water besproeid worden.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

OVER DE ZIEKTEN DER PLANTEN.

Planten en dieren zyn beiden levende wezens, wier zending op de aerde tegenovergesteld is. Even als de dieren, gaen de gewassen, gedurende den loop huns levens, tot driederhande standen over; zy komen voort, groeijen aen, houden zich eenigen tyd staende in eenen volwassen toestand, nemen af en eindigen met te sterven; beletten van dit te geschieden is den mensch onmogelyk. De dood is eene ziekte waeraen al de levende wezens onderworpen zyn; maer er zyn gesteldheden die het natuerlyke samenstelsel der planten krenken, den tyd van haer door de natuer bepaeld bestaen verkorten en op welke de kunst van kweeken min of meer invloed kan te wege brengen; het zyn die gesteldheden die men eigenlyk ziekten der planten noemt. Men heeft ten allen tyde gezien dat de planten aen werktuigelyke ontsteltenissen onderworpen zyn, zelfs dat deze ontsteltenissen met degenen der dieren eigen konden vergeleken worden. Doorgaens onderscheidt men de ziekten der planten in twee verdeelingen : 1o diegenen wier oorzaken inwendig zyn; 2° die wier oorzaken uitwendig zyn. Genen ontstaen doorgaens uit de gebreklykheid des gronds, het slecht plantsoen en mangsel aen sap en wortelen; dezen menigmael komen uit de tegenstrydigheid der jaergetyden, de warmte of koude, de vochtigheid of droogte; kortom, de dieren, wanneer zy de bladen vreten, de knoppen of botten af byten, de schors des stams en wortelen wegknagen, veroorzaken insgelyks ziekten aen de planten, waerdoor zy kunnen versterven

en haer leven verkort worden; derhalve moeten ook alle gewassen op tyd gekoesterd en zuiver gehouden worden, en moet men die van alle nadeelen trachten te bevryden.

§ 1. Over de witte kwael of witte smet.

De witte kwael of witte smet (le blanc): de landbouwers hebben deze benaming aen twee soorten van zeer verschillende ziekten, die van dezelfde oorzaken niet afhangen, gegeven. De cerste vertoont zich door witte onregelmatige plekken aen de bladen, struiken, takken en zelfs de vruchten der boomen, en verschillige andere planten komende; die plekken verspreiden zich dikwils tot aen de wortelen. Deze ziekte, welke bezonderlyk de bladen en knoppen der Perzik- en andere fruitboomen aenrandt, wordt gewoonlyk witte kwael of Lazery genaemd; men eigent dezelve toe aen kleine zuigplanten, van het geslacht der Kampernoeliën, welke min of meer witte wollige tinten door hare vereeniging uitmaken. Zy vertragen den wasdom der boomen, doen de ontwikkeling hunner vruchten ophouden, beletten hen zelfs van vruchten voort te brengen en doen ze somtyds sterven. Men moet zich tegen derzelver vermenigvuldiging voorzien, door het wegnemen der daermede besmette bladen en takjes; maer dit is niet altoos gemakkelyk, vermits het by wylen noodig zou zyn al de bladen weg te nemen of het gansch getakte weg te snoeijen; het is aen den hovenier van ten dien opzigte zich te gedragen volgens het belang dat hy in het behouden der boomen of planten stelt. Bruine zeep en tabaksap, waermede men met eenen borstel de boomen door die kwael aengerand wascht, schynt hiertegen een zeer goed geneesmiddel te zyn.

Men heeft opgemerkt dat by regenachtige jaren en vochtige of mistachtige saizoenen, de boomen meest aen de witte kwael onderhevig waren; dit valt ongetwyfeld hieraen toe te schryven dat deze omstandigheden gewisselyker de kiem der planten, die dezelve veroorzaken, ontwikkelen.

Het tweede slach van witte kwael wordt door op de bladen en jeugdige knoppen haperende waterdroppelen voortgebragt, waerop deze gemeenlyk eene orgaenvernieling veroorzaken, die

het kleur en groeikracht van hun uitwendige beneemt en hetzelve met overzaeide witte vlekjes doet voorkomen. Men kan die kwael ook met zeep, Tabaksap, afkooksels van Okkernoot- en Vlierboombladen en Aerdappelwater verdryven, door de boomen hiermede met eene spuit dikwils vroeg in het voorjaer te besproeijen.

$ 2. Over de verbrandheid of verberning der planten.

Verbrandheid of verberning: dit woord heeft in de praktyk of oefening der hovenierdery verscheidene beteekenissen : de schors van den stam eens booms, tegen eenen muer aen al de hitte en vinnigheid der zuiderzon blootgesteld, is onderworpen aen te splyten, te schelferen en te verdroogen, hetgeen de takken van het grootste gedeelte van het hun tot voedsel noodzakelyk sap berooft en hunne versterving altyd verhaest. Er komen gevallen voor waerin de op hen zelven staende fruitboomen ook door dit slach van verbrandheid besmet worden; wanneer, by voorbeeld, men een jeugdig boompje uit het midden eens digten bosch of aen de gelegenheid van het noorden onttrekt, om hetzelve in eene vlakte te verplanten; deszelfs schors, aen het uitwerksel der regtstreeksche zonnestralen niet gewend zynde, dit is te zeggen, ten deele smal opgewassen en dusvolgens malscher zynde, verdort naer den kant van het zuiden toe en scheidt zich dikwils na verloop van zeer weinige dagen van den stam af, hetgeen den boom in zyne opwassing zeer hindert.

De afwisseling van vorst, sneeuw, yzel, enz., brengt ook dikwils aen de boomen veel schade toe. Er worden boomen gevonden die aen dit slach van verbrandheid meer dan andere onderworpen zyn; onder de fruitboomen moet men den Abrikoos- en bezonderlyk den Perzikboom aenhalen. Het hulpmiddel voor die kwael is, van eer zy hollig geworden zyn, de schors te zuiveren, haer te schrabben tot in het pit, en de wonden die deze bewerking maekt, wel met griffellak of St-Fiakerszalve te bestryken; maer beter is het nog deze ziekte met schutsels te voorkomen, door de boomen met stroomatten te bekleeden, op eene wyze evenwel dat de lucht er in en rond kan loopen.

Een ander slach van verbrandheid wordt dikwils op de leieven als op de waeiboomen, tot zelfs in de kweekeryen bemerkt; dit is de verdrooging van de toppen der takken gedurende de hevige hitte des zomers; zy heeft altoos voor oorzaek de groote droogte des gronds en dorren wind; het beste hulpmiddel aen dit letsel, is van de slechte aerde, die aen den stam des booms ligt, door goede vette aerde te vervangen; hem eene genoegzame vochtigheid te verleenen om de opklimmingskracht des saps te vermeerderen, ten einde de uitwaseming te herstellen. Men kan deze ziekte dikwils ook voorkomen met koemest rondom de boomen in te spitten, of met vette ale in den herfst of lente te besproeijen; ook nog met stroo, mos of varen op den grond vóór het tydstip der groote hitte te leggen.

Een derde slach van verbrandheid is die welke door water, dauw, rym, enz., wordt voortgebragt; de ondervinding in al de landstreken van België, bewyst dat er maer een overgroote dauw, door een warm zonneschyn vergezeld, moet voorkomen, om al de jeugdige bladen van zekere boomen te vlekken. Het meeste deel onzer fruitboomen zyn aen deze kwael zeer. onderhevig, als ook hunne vruchten, inzonderheid die in het Oosten geplaetst staen en in waeijers groeijen. Er zyn jaren dat de oogst der Moerbezienbladen door de dezelfde oorzaek mislukt.

De bladen en vruchten worden onmiddelyk na de uitdamping van den dauw, op de plaets welke elk droppeltje bezet heeft, gemeenlyk wit of geel; vervolgens wordt de plaets zwart en schynt in hare samenstelling als gekrompen toe, 't is te zeggen dat het oppervlies opgeligt en de celachtige aeneenschakeling omgekrold en taei geworden is; een klein getal vlekjes zyn wel zonder hindering, maer wanneer zy op de fruitboomen te zeer vermenigvuldigd zyn, dan bestaet er ophouding in de natuerlyke bewerking van het leven, bezonderlyk in den omloop des saps, en hieruit volgt het afvallen der bloemen of de val der vruchten, en zelfs dikwils de versterving der plant, of ten minste altyd eene mindere grootte of dikte en min smaek in de vruchten; want stam, takken en bladen worden door die verbrandheid gehinderd. De verliezen welke de landbouwers jaerlyks hierdoor ondergaen, zyn

« VorigeDoorgaan »