Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

foetidum en de Serissa buchosia caprosmoïdes bekomen, die ook altoosblyvende groene bladen hebben en met lieflyke dubbele witte bloemen, van july tot in september bloeijen. Deze houtgewassen moeten alhier 's winters in de planthuizen bevryd zyn, en kunnen door uitloopers, afzetsels en inleggers vermenigvuldigd worden. Volgens de nieuwe Kruidkenners bezitten de jonge planten eene schoone roode scharlaken verw.

SERPENTSTONG, Pylkruid, Serpentskruid, in 't fransch Fléchière, Sagittaire, Langue de Serpent, in 't latyn Sagittaria, is door Jussieu onder de familie van het Waterriet gesteld, en onder de 21 klasse van Linnaeus, Monoecia polyandria, éénhuizigen-veelmannigen.

De Serpentstong (Sagittaria sagittifolia van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België en in de Nederlanden in de poelen, staende en loopende waters, beken en vyvers wast, met witte wortels, waeruit alle jaren in mei stelen spruiten met pylvormige bladen, die aen eene serpentstong gelyken en driehoekig spits zyn, en waertusschen in juny een gladde, ronde, effene, hollige middenstengel uitspruit, die meest in juny drie byeenstaende witte bloempjes draegt, met drie bloembladen en roodachtige meeldraedjes, waerna ronde, scherpe, groene, byeengedrongene bollekens volgen.

Somtyds groeit geheel dit gewas omtrent 30 of 40 centimeters boven het water, en somwylen blyft het leeger met smallere bladen, volgens den grond waerin het stand heeft gevat. Dit kruid schynt van klein belang te wezen, maer sommige oude Kruidkenners willen verzekeren dat het al de krachten van de Water-Wegbree bezit. Het is koud van aerd en zeer droog van smaek, derhalve samentrekkende van krachten. Deze planten worden om hare zeldzame bladen van sommige liefhebbers in het water gekweekt.

SESELIKRUID, in 't fransch Séséli, in 't latyn Seseli, door Tournefort Foeniculum genoemd, en onder zyne 7° klasse, 2o sectie gesteld; door Jussieu onder de familie der planten die kroon

vormige of zonneschermige bloemen dragen, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia umbellata, planten die met vyf helmstyltjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

Het Berg-Seselikruid (Seseli montanum van Linnaeus) is een langlevende kruid, dat in België in de bergachtige bosschen en elders wast, met bladstelen en tweemael gevleugelde, kleine, langwerpige bladen aen de wortels, waeruit in mei stengels spruiten, die omtrent 60 centimeters hoog wassen, die ook met gevleugelde bladen rondom de knopjes zyn bekleed en in takjes zyn verdeeld, waerop meest in juny witte bloempjes bloeijen, die zaedjes en ronde, gestreepte vruchtjes, met blaedjes bewonden, voortbrengen.

Het groenachtig Seselikruid (Seseli glaucum van Linnaeus) groeit in België, in de drooge bosschen en velden, met getakkelde bladstelen en stengelomvattende, blinkende bladen, die in gedaente weinig van den voormelden verschillen.

Het éénjarig Seselikruid (Seseli annuum van Linnaeus) groeit ook veel in België, ten alle kanten in de drooge meerschen, met geknoopte, gladde stengels, ruwe bladstelen en dubbel gevleugelde bladen, en bloeit in july met witte bloempjes.

Het steenklip Seselikruid (Seseli petraeum) is eene langlevende kruidplant van den berg Caucasus, in Azië, die alhier in de bloemtuinen wordt gekweekt; zy groeit met stengels omtrent 1 meter hoog en zeer fraeije getande bladen, en bloeit meest in juny met lieflyke kroonvormig geschikte bloemen, die een schoon purper kleur hebben. Deze schoone plant wordt door het zaed en wortelscheiding vermenigvuldigd.

De Seseli turbith van Linnaeus is eene langlevende plant van Oostenryk, die alhier in de kruidhoven wordt geplant, en bloeit met ingewondene en gewolde bloemstyltjes en bloempjes, die gestreept zaed voortbrengen, welk een geweldig purgeermiddel bezit.

De Seseli saxifragum van Linnaeus groeit veel in Zwitserland, omtrent het meer van Geneven, en de Seseli pirenaeum van Linnaeus groeit veel in Frankryk, aen de pyrenesche gebergten.

Het Berg-Seselikruid door Clusius beschreven, heeft veel gelykenis met de Berg-Seseli van Marseille, hetgeen Matthiolus ook getuigt. Het zaed van dit Seselikruid is zeer goed voor de inwendige gebreken, en belet het opstygen des moeders. De bladeren en wortels geslooten en warm opgelegd, ontdoen alle soorten van klieren en koude gezwellen. De Seseli wordt meest met wyn gezoden en voor de buikpyn, kolyken en verstoptheid der milt gebruikt.

SIDA, in 't fransch Sida, in 't latyn Sida, van Tournefort Abutilon genoemd, en onder zyne 1° klasse, 6° sectie der klokvormige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Maluwplanten, en onder de 16° klasse van Linnaeus, Monadelphia polyandria, éénbroederigen met vele helmdraden. Linnaeus telt in zyne rangschikking 28 soorten, die meest in beide Indiën grocijen en veel hier by onze bloemisten in de oranjery worden gekweekt.

De Sida met Jokboombladen (Sida carpinifolia van Willd.) is een langlevend houtachtig kruidgewas van de Canarische eilanden, dat hier byna den geheelen zomer bloeit, met kroonwyze geschikte gele bloemen, die aen de oksels der bladstelen groeijen; het wordt op de wyze van de witte Heemstwortels gekweekt.

De Sida Abutilon van Linnaeus is eene éénjarige kruidplant van de Indiën, die in de hoven wordt gezaeid en groeit met bladstelen en ronde, hartvormige bladen, die aen den Althea gelyken; bloeit meest in mei, als die in het voorjaer wordt gezaeid, met trosvormige en tweebladige gele bloemen. Deze plant was ten tyde van Dodonaeus reeds bekend, en hy schryft dat zy de krachten van den witten Heemst inhoudt en de wonden genezen kan. Er wordt in Italië een water mede gedistilleerd en zelfs met wyn gedronken, om het graveel te breken en de droppelpis te stelpen.

SILENE, in 't fransch Silène, in 't latyn Silene, van Tournefort Lychnis, is door Jussieu onder de familie van de Angelieren gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria trigynia, planten die met tien meeldraedjes bloeijen en drie stampertjes hebben.

Men vindt heden meer dan 60 soorten van Silenen, die allen éénjarige zaeiplanten zyn, welke hier in de bloemtuinen vroeg in het voorjaer worden gezaeid, en waervan enkelyk de Silene fruticosa van Linnaeus, een houtachtig kruidgewas van Sicilië, alhier in de oranjery wordt gekweekt, en de Silene bupleuroides van Linnaeus, van Persië, en de Silene paradoxa, van Italië, langlevende kruidplanten zyn, die tot versiering in de bloemhoven worden geplant. Men vindt ook van die éénjarige Silenen in België in het wilde groeijen, zoo als de Nacht-Silene (Silene noctiflora) en de hellende Silene (Silene nutans), die met haer bedekte stengels heeft en met zydelingsche, witachtige roode, tweebladige bloemen, die aen eenen kant hellen, bloeit. Al de anderen, zoo als de Silene ciliata van Wild., Silene dichotoma,

[ocr errors]
[ocr errors]

bellidifolia van Jacq.,

[ocr errors]

vespertina,

undulata van

muscipula, die

disticha van Willd., den Hortus Kew.,armeria van Linnaeus, ook de vliegen vangt, en de Silene bipartita, worden tot versiering alle jaren in de perken der bloemtuinen gezaeid, en zyn van sommige bloemisten ook Schildbloemen genoemd, omdat de bloembladen open zynde, kroonwyze een schildeken verbeelden. Men bekomt door het zaed nog alle jaren nieuwe soorten, die veel verschillig gekleurde bloemen dragen en zeer lieflyk zyn.

SILPHIUM,-in 't fransch Silphium, in 't latyn Silphium, is door Jussieu onder de familie van de bloemtrosdragende planten gesteld, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia necessaria, samenhelmigen-veelechtigen-noodwendigen.

De Silphium met getande bladen (Silphium laciniatum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van den Mississipi, in Amerika, die met stengels, omtrent 2 of 3 meters hoog wast, en met groote gelande bladen; bloeit alhier van augusty tot in october, met groote gele bloemen op de toppen.

. De Silphium met hartvormige bladen (Silphium terebinthinaceum van Linnaeus) groeit met stengels van 1 meter hoog, met hartvormige bladen, en bloeit van july tot in september, met gele bloemen.

De Silphium met doorboorde bladen (Silphium perfoliatum

J

van Linnaeus) groeit met stengels van omtrent 2 meters hoog, en lansvormige bladen, die als doorsteken schynen, en draegt ook van augusty tot in october schoone gele bloemen.

Men kweekt hier nog den Silphium conatum van Linnaeus, die met vereenigde bladen groeit; den Silphium trifolium, met donkergroene bladen; den Silphium scabrum van Linnaeus, met ruwe bladen; den Silphium solidaginoïdes van Linnaeus, van Virginië, die van stengels, bladen en bloemen wel aen de Zonnebloemen gelykt; den Silphium trilobatum, met wigvormige bladen, die allen omtrent 1 1/2 meter hoog groeijen, in augusty gele bloemen dragen, door wortelscheiding in het voorjaer en door het zaed vermenigvuldigd worden.

Deze planten schikken zich zeer wel om in de lusthoven by andere hooggroene gewassen te planten, daer zy door hare groote bloemen de hoven zeer versieren. De oude Kruidbeschryvers gaven ook den naem van Silphium aen het Laserkruid, dat nogtans veel door gedaente en krachten van deze planten verschilt.

SINT ANTONIUS LAURIER, Bastaerd-Wederik, Sint Antonius Teenrys, in 't fransch Epilobe, gemeenlyk Laurier saint Antoine, Osier de saint Antoine, in 't latyn Epilobium, door Tournefort Chamoenerion genoemd, en onder zyne 6o klasse, 7 sectie, der roosvormige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van het Ezelskruid, en onder de 8° klasse van Linnaeus, Octandria monogynia, planten die met acht gebogene meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Sint Antonius Laurier (Epilobium spicatum of angustifolium van Linnaeus) is een langlevend gewas van Europa, dat in België op sommige plaetsen in de heiden groeit, met stengels die meer dan 1 meter hoog zyn en alle jaren in de lente uit de wortels spruiten; het heeft lange, scherpe, lansvormige bladen met aders gestreept, en bloeit van juny tot in september, met rooskleurige bloemen op de toppen. Men vindt er eenige medesoorten van die purperachtige, rooskleurige en witachtige bloemen dragen; dit schoon versierend gewas wordt veel in de lusthoven geplant.

« VorigeDoorgaan »