Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

VYFDE HOOFDSTUK.

OVER DE GEBOORTEPLAETS EN DEN BLOEITYD DER PLANTEN.

De geboorteplaets der planten onderscheidt ook de soort niet; de plaets en gesteldheid maekt wel eenig verschil in het groeijen, bloeijen en het voortbrengen van de vruchten, maer toch verandert de naem der plant niet. Echter is het altoos voor een kruidleeraer zeer voordeelig, wanneer men by de soortlyke onderscheiding de geboorteplaets gevoegd vindt; want een bloemist of hovenier leert daeruit, op wat wyze alle planten moeten gezaeid worden; by voorbeeld als ik zeg, het is eene west- of oost-indische plant, dan kan hy wel denken dat het zaed op lauwe broeibakken moet gezaeid worden; derhalve is het zeer voordeelig de geboorteplaets er by te voegen. Doch dit doet niets tot een soortlyk onderscheid, by voorbeeld, de Wegbree (Plantago) groeit ook in Frankryk en Italië, doch moet daerom niet voor eene andere soort gehouden worden, dan die welke in Lapland, Rusland en elders groeijen; het Erigeron van Canada groeit ook veel natuerlyk langs de wegen in België. Vele planten trekken uit de warme landen naer de koude gewesten, gelyk de baron Haller in Zwitserland ontdekt heeft, dat de oostersche planten aen de europeesche grenzen en sommige planten van de Alpische gebergten gewoon zyn af te zakken naer de Valleijen, gelyk by voorbeeld, de Gentiana en veel andere planten, die zoowel inwoners van Zweden, België, Duitschland als van de Alpen zyn.

.

Tournefort en andere kruidkenners hebben aengemerkt dat dezelfde planten, die op het hoogste der zuidelyke Alpen groeijen, ook in de noordelyke weiden van Europa gevonden worden; de Empetrum nigrum groeit op het hoogste der bergen en ook in de leegten en moerassen, waeruit blykt dat geheel het onderscheid van het land en den grond ontleend, ydel is. Wat den bloeityd der planten betreft, dezelve komt ook in het soortlyk onderscheid niet in aenmerking; het is wel waer dat een groot getal planten eenen zekeren tyd van bloeijen en groeijen houden, by voorbeeld, zeer veel afrikaensche planten bloeijen alhier op het

laetste van den herfst, en de alpische planten bloeijen meest in de vroege lente; doch door de kweeking veranderen de lente- in herfst planten, en door de geleende warmte bloeijen dikwils de herfstplanten in de lente. Wat het landschap tot den tyd van bloeijen betreft, het is zeer wel bekend, by voorbeeld, dat het groen Nieskruid en de Miserieboom in België in de maend february bloeijen, maer in Zweden in april; de groote Boterbloem bloeit in ons land in de maend maert, terwyl zy in Upland in mei en in Lapland in juny bloeit. Er zyn sommige soorten die in den herfst hare bloem geven en andere in de lente, zoo als de Naektemeid, het Verkensbrood, de Crocus, enz., die deze wet nooit te buiten gaen, zoolang zy onder dezelfde luchtgesteldheid bloeijen, maer van bloeityd veranderen, wanneer zy naer andere gewesten overgebragt worden. Immers heeft Linnaeus de Herfst-Naektemeid (Colchicum autumnale), welke in België altoos in den herfst bloeit, naer Lapland overgebragt, alwaer zy 't eerste jaer in augusty bloeide, het tweede en derde in juny, en geene vrucht voortbragt, eer zy eene lenteplant was geworden.

Veel planten die eenen zekeren tyd van den dag of vaste uren in 't bloeijen waernemen, veranderen dien tyd, wanneer zy onder eene verschillige luchtgesteldheid groeijen; veel andere planten openen hare bloemen wanneer het helder weder is en de zon schynt; maer als er een mistig en regenachtig weder opkomt, sluiten zy die weldra, gelyk by voorbeeld de Tulipen, Winde, enz. Sommige planten bloeijen alleen des nachts, en eenigen bloeijen slechts één eetmael; doch dit moet men niet voor een grondig kenmerk van 't soortlyk onderscheid houden, dewyl er oneindig duidelyker voor handen zyn.

Men mag zich ook by 't soortlyk onderscheid niet bedienen van den duer der planten, tenzy die zeer klaerblykelyk is; de warme landen, waer het altoos zomer is, leveren planten op, dic, zoo als ik in den loop van dit werk gezegd hebt, aldaer veel jaren overblyven en tot groote boomen opschieten, en by ons nauwelyks één jaer overblyven.

ZESDE HOOFDSTUK.

OVER DE MIDDELEN OM DE ONGEDIERTEN DIE AEN DE GEWASSEN NADEELIG

ZYN, TE VERDELGEN.

De tuinen en planten, niettegenstaende de grootste zorg, zyn nog dikwils door eene groote menigte ongedierten gekweld; wy zullen alhier trachten de bezonderste middelen aen te halen, door dewelke wy ons van die schadelyke dieren kunnen ontlasten.

S1. Middel om de rupsen te verdelgen.

Het zekerste middel om de rupsen popkens te verwoesten, is van al de ringskens en eijernestjes, die de vlinders gemeenlyk t'einde den zomer aen de takjes en het bovenste der boomen vasthechten, wel af te snyden en aenstonds te verbranden, opdat zy niet weder zouden kunnen uitbroeijen; maer niettegenstaende deze zorg, bemerkt men dikwils in de lente veel ongedierten, die van den eenen boom op den anderen zweven en rupskens voortbrengen, die aen de fruiten, bloemen en bladen, zeer hinderlyk zyn. Om deze rupsen, door de vlinders in de lente verspreid, te vernielen, kunnen de landbouwers en hoveniers witte Moerbeziënboom schors en bladen, met potasch en bruine zeep, omtrent veertien dagen in het water laten weeken, en dan met dat nat, de boomen die besmet zyn met een groote spuit besprenkelen; het ongedierte er van geraekt, zwelt dadelyk en valt dood ter aerde neder. Sedert menige jaren heb ik met het beste gevolg deze verrigting op al myne fruitboomen beproefd; wel te verstaen nogtans dat de dageraed en zonnenondergang voor dergelyke besproeijing tot rigtsnoer dienen moet, omdat de rupsen 's nachts doorgaens in hullekens vergaderen, en door de warmte des dags uit een kruipen en zich verspreiden.

De schors des Moerbeziënbooms, ten tyde van het ryzen des vochts, is insgelyks zeer nuttig om rupsen te verdryven; hiertoe ontbloot men in de lente een jong takje dat men van den boom snydt, en windt deszelfs schors rondom den stam der boomen,

die men tegen het ongedierte wenscht te beschermen; want voor dusdanige windsels houden zy zich stil, als afkeerig voor den geur van het

sap.

De landbouwers onzer streken, jaerlyks ooggetuigen der rampen door de rupsen en andere insecten toegebragt, zullen, hoop ik, een zoo eenvoudig middel in het werk stellen, om zich van dien geesel hunner fruitboomen te ontlasten.

Hadden wy in onze luchtstreek geen oneindig getal vogelen die zich met rupsen voeden, zoo de mensch er niet jaerlyks een groot getal verdelgde, die op de planten en gewassen kruipen; ware het niet dat zy zich onder elkanderen verslinden, en er eene groote hoeveelheid jaerlyks verdelgd wordt door de hagedissen, kikvorschen, padden, vledermuizen, mollen, stekelverkens, gouden spaensche vliegen, spinnekoppen, kevers en meer andere ongedierten, door de natuer als hinderpael tegen de vermenigvuldiging der rupsen bestemd, dan zouden wy grootelyks te betreuren zyn, dewyl niet alleen iedere lente de bladen onzer boomen en moeskruiden, maer ook vóór den herfsttyd al onze lekkere vruchten er door zouden verdwynen. Echter het hier aengewezene eenvoudig en gemakkelyk middel, heeft my ten volle overtuigd, dat het krachtig kan medewerken om de rupsen te verwoesten; want by myne verrigting met dit nat, heb ik altoos wel geslagen en al myn fruitboomen van dien geesel bevryd.

§ 2. Middel om de spinnekoppen te verdelgen.

De spinnekoppen, die gewoonlyk netjes en draedjes maken om vliegen te vangen, doen aen de planten in de moeshoven en aen de boomen weinig schade: integendeel eten zy veel ongedierten die de planten dikwils hinderen; maer er bevindt zich eene andere soort van spinnekoppen, Wandel-spinnekop genoemd, die altoos by de lente en in den zomer zich op de aerde bewegen, en verscheidene jonge planten en zaeisels aenranden, inzonderlyk de jonge gele wortels, waervan zy meest de jonge bladstelen aenvallen, om er het zoet vocht uit te pompen, hetgeen die jonge planten weldra doet verslensen. Die wandel-spinnekoppen zyn somtyds by drooge saizoenen in de hoven en velden

zoo menigvuldig, dat zy geheel de jonge zaeisels van veel planten verdelgen; maer gelyk die spinnekoppen de koude vochtigheid vreezen, is het beste middel om die te verdryven, van eenige dagen die jonge zaeisels eene ligte besproeijing te geven, inzonderlyk 's avonds, als het weêr warm en droog is, tot dat die planten twee of drie bladen bekomen hebben; het water waerin schouwroet geweekt is, geeft meer kracht en doet die spinnekoppen weldra sterven; de eenvoudige landbouwers onzer streken gebruiken ook water uit de grachten waer Elzenhout rond staet en de Elzenbladen in geweekt worden, waermede zy tot het verdryven van die spinnekoppen en andere ongedierten eenen goeden uitslag bekomen.

3. Middel om de molkrekels of veemollen te verdelgen.

De molkrekel, in 't fransch Courtilière of Taupe-grillon, is een ongedierte dat aen de planten in de moeshoven en aen de wortels der fruitboomen zeer veel schade toebrengt; inzonderlyk vindt men die molkrekels omtrent de vyvers, grachten, staende en loopende waters, en als de hoven of boomen aen die vochtige kanten zyn geplaetst, ziet men dikwils de planten en boomen, door de molkrekels die de vochtigheid zoeken en de wortels afbyten, op eene zoodanige wyze aengerand worden, dat de planten verslensen en de boomen geene vruchten dragen.

Het eenvoudigste middel om die te verdelgen is, van de wortels der planten en boomen in de lente somtyds te besproeijen, met water waerin vischdrek met vellen en ingewanden geweekt zyn, die men by een vischverkooper ligtelyk kan verkrygen en waeraen de veemollen niet kunnen wederstaen, maer er weldra van vlugten en omkomen.

Men kan ook die molkrekels op eene andere wyze verdelgen, met effene potten half vol water en daerboven een weinig olie in de aerde pas onder het bed of trede waer die ongedierten verkeeren, of schuinsch aen de gaten te plaetsen, op zoo eene wyze, dat als de molkrekels door hunne treden of gaten kruipen, er in vallen en door de olie aenstonds versmachten. Men kan ook in de maend mei of in juny potjes met van onder een weinig hooi en

« VorigeDoorgaan »