Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Het schroefvormig Zeewier (Fucus turbinatus van Linnaeus) groeit met draedvormige, gelykgetakkelde stengels, vruchtbeginnende trosjes en schroefvormige blaeskens, die schildvormig op een blad en hartvormig doorschynend zyn; wast meest in de Baltische en Siberische zeeën.

Het kronkelende Zeewier (Fucus volubilis van Linnaeus) groeit in de Middellandsche Zee, met windende stengels en effene, doorboorde, getande bladen.

Het geblaesde Zeewier (Fucus vesiculosus van Linnaeus) groeit meest in de Atlantische Zee.

Het schroefvormig Zeewier (Fucus spiralus van Linnaeus) groeit meest in den Oceaen.

Het gegroefd Zeewier (Fucus canaliculatus van Linnaeus) groeit met geheel effene, gespletene bladen, die gegroefd en lynvormig zyn, en gebobbelde plompe vruchtbeginsels, in twee verdeeld; wast veel in de westersche zeeën.

Het lang Zeewier (Fucus elongatus) groeit omtrent Engeland en in de Noord-Zee, met geleedde, zeer lange stengels en draedvormige bladen.

Het korrelvormig Zeewier (Fucus granulatus van Linnaeus) groeit meest in de Westindische Zee.

Het uitgestrekte Zeewier (Fucus tendo) groeit meest in de chinesche zeeën.

Het geel Zeewier (Fucus flavus van Linnaeus) groeit in de Zuider-Zee en elders, sponsachtig, regt getakkeld, met hoekige, getande bladen.

ZILVERBOOM, in 't fransch Protée, in 't latyn Protea, door Tournefort Globularia genoemd, en onder zyne 12o klasse, 4o sectie der Pypbloemen gesteld; door Jussieu onder de familie van den Zilverboom, en onder de 4e klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, boomen die met vier meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Men vindt heden op verscheidene naemlysten meer dan 60 verschillige soorten van deze gewassen, die in de westelyke deelen van Afrika groeijen en 's winters alhier in de planthuizen bevryd worden.

De witte Zilverboom (Protea argentea van Linnaeus) is een schoon langlevend houtgewas van de Kaep, dat met eenen getakkelden stam, omtrent 2 meters hoog groeit, en lansvormige, witte verzilverde bladen, die met fynen dons bedekt zyn; bloeit met geschulpte bloemkelken en groote, witte, met dons bedekte bloemen, die omtrent 8 of 9 centimeters lang en 6 centimeters breed zyn. De schoonversierende Zilverboom (Protea speciosa van Willdenow) is een zeer lieflyke langlevende boom van de Kaep, die met geheel zydachtige, met witten dons bedekte en langwerpige, gladde bladen groeit; bloeit met geschulpte bloemkelken en bloemen op de toppen der takken, die een zwart, bruin en geel kleur hebben.

De zwartbladige Zilverboom (Protea lipidocarpon) is een langlevend kreupelhoutgewas van Afrika, dat met rooskleurige geboorde bladen groeit; bloeit met geschulpte bloemkelken, met zwartbruine en gele bloemen, die wit gewenkbrouwd zyn.

De Zilverboom met breede bladen (Protea latifolia), groeit grooter dan de voormelde, en draegt rooskleurige geschulpte bloemkelken.

De overschoone Zilverboom (Protea pulchella) is zeer merkwaerdig door zyne lieflyke schoone bloemen.

De hartvormige Zilverboom (Protea cordata van Linnaeus) heeft bloemkelken met een schoon rood levendig kleur

De Zilverboom met lange bladen (Protea longifolia van Andrews) groeit met langwerpige bladen, en bloeit met zwartgevlekte bloemkelken en purperviolette bloemen, die als kwispels hangen, en waervan men eenige medesoorten vindt, die hollebloksgewys zeer lieflyk bloemen.

De Zilverboom met katoenachtige bladen (Protea lagopus van Linnaeus) bloeit zeer lieflyk met aren.

Eindelyk vindt men alhier by onze bloemisten nog de volgende soorten de Zilverboom met Pynboombladen (Protea pinifolia); de Zilverboom met Wilgenbladen (Protea saligna); de Zilverboom met priemvormige bladen (Protea prolifera); de Zilverboom met gladde, langwerpige, scherpe bladen (Protea pallens); de Zilverboom met groote bloemen (Protea grandiflora); de Zilverboom

met bylvormige bladen (Protea triternata), en veel andere soorten van de Kaep, die alhier by veel lief hebbers van uitheemsche gewassen worden gekweekt.

Deze Zilverboomen kunnen door het ryp zaed in den heigrond, op belommerde plaetsen, in de matige serren op teilen gezaeid, op de wyze van de Kalmia in potten verplant, en ook door inleggers en afzetsels in den heigrond vermenigvuldigd worden. Maer, zoowel de jonge als oude planten, moeten 's winters in de oranjery bevryd, en met zorg gekoesterd worden; zy begeren 's winters weinig water.

ZINNIA, in 't fransch Zinnia, in 't latyn Zinnia, is onder de 14° klasse, 2o sectie der Straelbloemen van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de bloemtrosjesdragende planfen, en onder de 19° klasse van Linnacus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen-veelechtigen-overbodigen.

De veelbloemige Zinnia (Zinnia multiflora van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Louisianen (in Amerika), die alhier vroeg in de lente in de bloemtuinen wordt gezaeid, en groeit met getakkelde stengels, omtrent 30 of 35 centimeters hoog, met scherpe, steellooze bladen; bloeit van in augusty tot in october, met veel bloemen, levendig roode bloemstralen en gele middenknoopjes; eenige medesoorten bloemen met gele stralen.

De sierlyke Zinnia (Zinnia elegans van Willdenow of Zinnia violacea van Andr.) is eene éénjarige kruidplant van Mexiko, die alhier in het voorjaer gezaeid wordt, en meest in september bloeit, met zeer lieflyke bleekeviolette bloemen.

De Zinnia met omgekeerde bloemen (Zinnia tenuiflora of Zinnia revoluta van Cavanilles) is eene éénjarige plant van Mexiko, die in de bloemtuinen wordt gezaeid, en meest in september bloeit, met hoogroode, kleine bloempjes.

Men heeft van deze Zinnias door het zaeijen verscheidene medesoorten verkregen, die allen op de wyze van de oost-indische Sterrebloemen, in hullekens gezaeid en met dolkens verplant worden, en door hare lieflyke bloemen in den herfst de hoven fraei versieren.

ZONNEBLOEM, in 't fransch Soleil, Tournesol, in 't latyn Helianthus, door Tournefort Corona solis genoemd, en onder zyne 14° klasse, 2° sectie der Straelbloemen gesteld; door Jussieu. onder de familie van de bloemtrosdragende planten, en onder de 19 klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia frustanea, samenhelmigen-veelechtigen-vruchteloozen.

De Zonnebloem met veel bloemen (Helianthus multiflorus van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die in België groeit, met tamelyk groote hartvormige bladen en veel stengels, die alle jaren uit de wortels spruiten en omtrent 1 1/2 meter hoog wassen; bloeit van augusty tot in september, met schoone dubbele gele bloemen; er zyn medesoorten die met half dubbele bloemen bloeijen.

De Zonnebloem met zwartachtige purpere stengels (Helianthus atro-rubens van Noord-Amerika), grocit met eironde, gestippelde bladen en zwartachtige purpere stengels, die omtrent 2 meters hoog wassen; bloeit van augusty tot in october, met schoone gele bloemen.

De verhevene Zonnebloem (Helianthus altissimus van NoordAmerika) groeit met getakkelde stengels, meer dan 2 meters hoog; bloeit van augusty tot in october, met zeer lieflyke, gele, blinkende bloemen, die zeer schoon de bloemhoven versieren.

De éénjarige Zonnebloem (Helianthus annuus van Linnaeus) is eene kruidplant van Peru en Mexiko, die met groote hartvormige, ruwe bladen en dikke stengels groeit, welke somtyds wel 3 meters hoog wassen; bloeit alhier van july tot in september, met groote gele bloemen, die wel 20 centimeters in de rondte hebben en zich altoos naer de zonne wenden (waerdoor die plant in 't fransch den naem van Tournesol verkregen heeft), en veel zaed voortbrengen, dat in Amerika en heden alhier veel wordt gebruikt om de papegaeijen en ander pluimgedierte te voeden; de kiekens zyn er zeer op verlekkerd en worden er spoedig vet van.

De langlevende dezer planten worden door wortelscheiding in de lente voortgekweekt, en de éénjarige wordt vroeg in de lente in de bloemtuinen gezaeid; men heeft er eene kleinere medesoort van bekomen, die maer omtrent 25 centimeters hoog groeit en

zich zeer wel schikt om in potten te planten; zy moeten, terwyl zy bloeijen, zeer veel water hebben.

ZONNEDAUW, in 't fransch Rosée du Soleil, in 't latyn Drosera, door Tournefort Rosa solis genoemd, en onder zyne 6° klasse, 2o sectie der roosachtige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Kappers, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria pentagynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en vyf stampertjes hebben.

De Zonnedauw met ronde bladen (Drosera rotundifolia van Linnaeus), is eene éénjarige kruidplant van Europa, die veel in België, in de moerassen, poelen en turfmeerschen groeit, met. platte, ronde bladen met roode haertjes bedekt en schachtvormige stengels aen de wortels, die omtrent 16 of 18 centimeters hoog wassen; bloeit meest in july, met witachtige bloempjes, welke éénhuizig zyn en veel zaedjes voortbrengen, in vyf schelpjes besloten, die zich van boven openen.

De Zonnedauw met langwerpige bladen (Drosera longifolia van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant, die meest in België in de vochtige turfmeerschen groeit, en van gedaente, bezonderlyk de bladen, wel aen de voormelde gelykt; zy worden beide, in sommige streken, ook in de loopende waters gevonden.

Die kruiden worden alhier te lande meest Ridsig- en Loopigkruid genoemd, omdat het vee, zoo als koeijen, geiten, schapen, enz., met daervan te eten, ridsig en heet worden; zy zyn zeer scherp en brandende van aerd, heet en droog tot in den vierden graed derhalve mogen zy nooit inwendig gebruikt worden. De schaepherders welke die kruiden kennen, zullen nooit hunne schapen laten weiden waer dezelve wassen. De bladen van die kruiden gestooten, met zout gemengd en op het vel gelegd, trekken acnstonds blaeskens en bleinen, en kunnen inetende zeeren en droevige gevolgen veroorzaken aen de landlieden die dezelve somtyds gebruiken. Een kruidzoeker die zyne aendacht op die plant met ronde bladen gelieft te vestigen, zal ook wel bemerken dat de ronde blacdjes met scherpstekende haertjes geboord en van boven met slymachtig vocht bedekt zyn, en wan

« VorigeDoorgaan »