Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

wind in het zand verborgen, smal opgesproten en hoog gewassen was, en dat de stam en bladen, die gemeenlyk hard en taci zyn, zacht, sappig en goed voor het eten geworden waren; sedert dien tyd kweekt men die planten veel in Engeland, Frankryk en België, in de moeshoven, en zy verschaffen in february, maert en april een uitmuntend goed gevoedig groensel. Men kan de Zeekoolen, in mei of in augusty, in diepbewerkten grond in de moeshoven zaeijen, hetgene op de volgende wyze verrigt wordt : Men maekt putten op omtrent, 35 of 40 centimeters afstand, waerin men eene handvol mest met drie of vier zaedjes legt en met aerde bedekt; nadat zy boven de aerde gesproten zyn, laet men maer enkelyk de schoonste planten, die men op tyds wel besproeit, en van de teekjes, hondsluizen, aerdvlooijen en andere insekten bevrydt, en wanneer die planten van bladen veranderen, moet men ze met vette besproeijen. Men kan deze planten op de wyze van alle Koolen zaeijen, verplanten en door afzetsels vermenigvuldigen; van de zacijelingen geniet men twee jaren vruchten, die een gezond voedsel verschaffen. De bladen op de gezwellen gelegd, doen die heelen en de ontsteking scheiden.

ZEE-MELKKRUID, in 't fransch Gloux, in 't latyn Glaur, is onder de 1e klasse, 3° sectie der klokvormige bloemplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Wederik, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Het Zee-Melkkruid (Glaux maritima van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die veel in België, in Vlaenderen, in de Polders, Zeeland, Engeland en elders, aen de zeekanten, poelen, zoutachtige waters en moerassen groeit, met stengels, welke deels liggende en deels regtstaende, omtrent 12 of 14 centimeters hoogte bekomen, en lansvormige bladen, die aen het Zandkruid eenigzins gelyken; bloeit meest in juny, met kleine bloemen, die van 't midden der stengels bovenwaerts rondom bloeijen, met bloemkelkjes zonder kransjes, die purper, violetblauwachtig en somtyds bleek van kleur zyn, en zaed

huisjes met bolstertjes bewimpeld en veel zaedjes voortbrengen. Dit kruid, dat veel melkachtig sap inhoudt, maer eenen zoutachtigen smaek bezit, met eenigen drank ingegeven, doet de melk overvloedig komen; het wordt, zegt Lobel, als een zweetend middel aenzien, maer schynt, volgens de nieuwe Kruidbeschryvers, ook eene wrangende en samentrekkende kracht te bezitten.

ZEEPKRUID, in 't fransch Saponaire, in 't latyn Saponaria, van Tournefort Lychnis (Koekoeksbloem) genoemd; door Jussieu onder de familie van de Angelierbloem-planten gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria digynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en twee stampertjes hebben.

Het officineel Zeepkruid (Sapinaria officinalis van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die op veel plaetsen in België groeit, aen de wegen en kanten der drooge grachten en bergen, en ook veel in de bloemtuinen wordt geplant; groeit met stengels van omtrent 25 centimeters hoog en lansvormige, eironde bladen, en bloeit van july tot in september, met bolronde bloemkelken en dubbele bloemen, die een roosachtig wit kleur hebben; zy heeft veel witachtige, wydloopende wortels, die als penen verspreid zyn.

De wortels en bladen van deze plant, in het water gestampt, brengen een wit schuim als zeep voort, en worden veel in de gebergten van Spaenje, Zuid-Frankryk, Italië en elders gebruikt, om de hemden, lynwaet en andere kleedingsstukken mede te wasschen; men gebruikte voortyds dit Zeepkruid meer dan heden, om het schurft, haerworm, koningzeer en ingekankerde Venusziekte te genezen. De wonderbare schikking der Voorzienigheid heeft die plant met vele nuttige deelen voor den mensch begaefd : de wortels van het Zeepkruid in het water gezoden en met honig gedronken, openen de verstoptheid der lever, genezen de geelzucht en verjagen alle kwade vochten door den kamergang; dezelve met Geerstemeel gekookt, kunnen dienen om plaesters te maken en op alle slach van vurige gezwellen te leggen. Er wordt ook met het sap van de wortels eene zalve met honig gemaekt, om de oogen te verklaren en het gezicht te versterken.

Deze plant wilt in alle gronden zeer wel aerden, en kan door wortelscheiding en uitloopers voortgekweekt worden.

ZEESALADE, Kali, in 't fransch Salicorne, in 't latyn Salicornia, is door Jussieu onder de familie van de Melde gesteld, en onder de 1o klasse van Linnaeus, Monandria monogynia, éénhelmigen, planten die met één meeldraedje bloemen en maer één stampertje hebben.

De kruidachtige Zeesalade (Salicornia herbacea van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België in de poclen en aen oude zeeduinen groeit, met geknoopte en getakkelde stengels, omtrent 60 centimeters hoog, met twee uitgesnedene bladen aen de stelen verdeeld en samengeperst; bloeit meest in den zomer, met gelidde aren op de toppen en donkere vereenigde bloempjes, die maer één meeldraedje hebben.

De Heester-Zeesalade (Salicornia fruticosa van Linnaeus) is een langlevend houtachtig kruidgewas van Europa, dat in België, Frankryk, Engeland en elders langs de zeekanten, maer meest in de warme gewesten en aen de Middellandsche Zee groeit, met regte stengels van omtrent 50 centimeters hoog.

De arabische Zeesalade (Salicornia arabica) groeit meest aen de Arabische Zee.

De siberische Zeesalade (Salicornia foliata) groeit meest in

Siberië.

De russische Zeesalade (Salicornia caspica van Linnaeus) groeit veel aen de oevers der Caspische Zee.

Deze planten worden in sommige landen veel in de kruidhoven gekweekt, om tot assche te branden en alkalizout van te maken; die assche die een hardigheid verkrygt, wordt door den handel naer de glazenfabrieken verzonden, om aldaer, fyn gestampt en gesmolten zynde, tot stoffe te dienen om de glazen, vaten, kroezen en kristalen versierwerken mede te maken; welke assche als zy heet in den oven gesmolten is, eene vettigheid geeft die altoos boven dryft, aen het glas eene malschheid geeft, en koud geworden zynde, de hardheid van eenen steen verkrygt. Die stoffe wordt gemeenelyk in de nederduitsche tael Bloem van Kristal en ook Glassmout genoemd.

Het kruid en al de deelen van de Zeesalade, zyn zeer heet en droog van aerd, en de assche daeruit getrokken, is nog veel heeter en drooger, zelfs tot in den vierden graed; diesvolgens heeft zy eene brandende kracht; van dit kruid enkelyk een weinig inwendig genomen, kan zeer nadeelig en gevaerlyk wezen, inzonderlyk voor de bevruchte vrouwen, dewyl het zeer geweldig de maendstonden verwekt en zoowel de doode als levende vruchten kan afjagen; derhalve is het striktelyk verboden dit kruid inwendig te gebruiken, zonder eenen kundigen en ervaren doctor te rade te gaen, want het purgeert en zuivert zoodanig het lichaem, dat een weinig daervan aen de waterzuchtige menschen voorgeschreven, al het water en de slymen die zich in het lyf bevinden, door den kamergang en pisse af jaegt.

De assche van dit kruid met boomolie vermengd en daervan zeep gemaekt, wordt zeer geacht om de menschen te wasschen die met het kwaedzeer en schurft zyn besmet, en om den brand van het vel te doen verdwynen. De oude en nieuwe Kruidbeschryvers komen daerin wel overeen, om te zeggen dat men dit kruid nooit veel inwendig mag geven, daer het kan doodelyk aen het lichaem wezen; Orfila heeft het ook onder de verheetende planten gesteld die het mensch dom hinderen.

ZEEVENKEL, in 't fransch Christe marine, in 't latyn Crithmum, is onder de 7° klasse, 4o sectie der schermdragende bloemen van Tournefort gesteld; door Jussicu onder de familie van de zonneschermdragende bloemplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia umbellata, planten die met vyf meeldraedjes bloeijen, twee stampertjes hebben en kroonwyze geschikte bloemen dragen.

De gemeene Zeevenkel (Crithmum maritimum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België, omtrent Antwerpen en aen de kanten der Schelde groeit, met eenen getakkelden stam, omtrent 40 centimeters hoog, met bladstelen en vette, dikke, lansvormige bladen in kleine deelkens gesneden, die lang en smaller dan die van de Porselein zyn; bloeit meest in july op de toppen der stelen, met veel witte bloempjes, die

kroonwyze geschikt zyn en zaedjes, op de wyze van den Venkel, voortbrengen.

De bladen van deze plant hebben eenen aengenamen speceryachtigen smack; de bloemen zyn zeer welriekend en de wortels hebben eenen lieflyken reuk. De bladen van dit kruid worden in sommige landen met andere moeskruiden gezoden, ook met Salade in de huishoudens geëten en als toekruid met velerlei spyzen gebruikt; zy worden ook in pekel met azyn, op de wyze van de Kappers opgelegd, om met andere spyzen te eten, waeraen zy eenen aengenamen smaek verschaffen; ten dien einde wordt die plant veel in Frankryk, Italië en elders, in de moeshoven gezaeid. De bladen zyn ook zeer nuttig voor de lever, milt en nicren, want zy ontsluiten alle verstoptheid der ingewanden en verwekken den eetlust; het sap van de Zeevenkel met honigwater gedronken, dryft de galachtige, slymerige en ook de overvloedige waterachtige vochten uit het lyf. De bladen, zaed of wortels in den wyn gezoden en gedronken, doen water lossen en genezen de druppelpis.

ZEEWIER, Zeegras, Wier, in 't fransch Varec, in 't latyn Fucus, is onder de 17 klasse, 2° seclie van Tournefort gesteld, der planten die noch zigtbare bloemen noch vruchten dragen; door Jussieu onder de familie van de Algues of het Zeegras, en onder de 21 klasse van Linnaeus, Cryptogamia algae, planten wier bloemen niet zigtbaer en duidelyk zyn.

Het eivormig Zeewier (Fucus uvarius van Linnaeus) is een langlevend Gras, dat in de Aziatische zeeën groeit, met draedvormige, lange, getakkelde stengels en kromme, eironde ineengedrongene bladen.

Het zwemmende Zeewier groeit in de zee, met lange, draedvormige, getakkelde stengels, lansvormige, getande bladen en ronde vruchtbeginsels op de stelen.

Het Zeewier (Fucus lendigerus van Linnaeus) groeit in de zee omtrent het Ascensions-Eiland, met draedvormige, lange, getakkelde stengels, lansvormige, getande, gezaegde bladen en getroste vruchtbeginsels met gebobbelde peulen.

« VorigeDoorgaan »