Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Zaegkruid.

VYF-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Zagge.

Z.

-

Zandkruid. - Zanthoxylum. Zeeajuin. Zeedoorn. Zeegras. Zeehaver. Zeekool. Zee-Melkkruid. Zeepkruid. Zeesalade. Zeevenkel. Zeewier.

Zinnia.

[ocr errors]

-

[ocr errors]

Zonnebloem. Zonnedauw.

Zoutkruid.

Zilverboom.
Zurkel.

-Zwaluwwortel. Zwarte Winde. -Zweerdkruid. -Zwynsbrood.

ZAEGKRUID, Peerdsyzer, in 't fransch Biserrule, in 't latyn Biserrula, door Tournefort Pelecinus genoemd, en onder zyne 10 klasse, 5 sectie der vlindervormige planten gesteld; door Jussieu onder de familie van de peulvruchtdragende planten, en onder de 17 klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, planten die met hare helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen samen bloeijen en tien meeldraedjes hebben.

Het Zaegkruid (Biserrula pelecinus van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Zuid-Frankryk, die veel in Italië, Spaenje en elders groeit, alwaer zy alle jaren in de velden en weiden, op de wyze van de Hanenkoppen, wordt gezaeid, om groen en droog aen de kruidetende dieren te geven; zy wast met dunne, zwakke, verspreide stengels en teere bladen, die aen den Hanenkop (Hedysarum) gelyken, maer kleiner van gedaente zyn; bloeit meest in juny, met bleeke roodachtige bloemen, die aen de Tragant of Astragalus eenigzins gelyken en langs de stelen wassen, waerna langwerpige peulvruchten volgen, die krom en platachtig zyn en aen de eene zyde ettelyke diepe randen en gekerfde verdeelingen hebben, die byna rond zyn en aen kleine hoefyzers gelyken; zy werden derhalve door de oude Kruidbeschryvers in 't latyn Ferrum equum geheeten, dat in onze tael Peerdsyzer bediedt. Dit kruidgewas heeft in al zyne deelen de krachten van het Bellekenskruid of Hanenkop, en wordt meest, om de kruidetende dieren te voeden, in de velden op de wyze van de Vitsen gezaeid.

ZAGGE, Zegge, Water-Ruiterskruid, in 't fransch Laiche, in 't latyn Carex, door Tournefort Cyperoïdes genoemd, en onder

zyne 15° klasse, 5° sectie gesteld, der bloembladlooze planten die met meeldraedjes bloeijen; door Jussieu onder de familie van de Boterbloemen, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia triandria, éénhuizigen-driemannigen, planten die met drie meeldraedjes bloeijen.

Men telt in Linnaeus rangschikking 45 soorten, in 6 klassen verdeeld, die allen meest in Europa wassen :

1° De Zagge met een enkel aertje (Carex pulicares van Linnaeus), eene langlevende grasplant, die in België in de vochtige meerschen en grachten groeit, en met mannekens- en wyfkensbloemen bloeit.

2o Zaggen met enkele aertjes, die van boven mannekens- en wyfkensbloemen met twee stempels dragen: de Zand-Zagge (Carex arenaria), die op zandachtige plaetsen en loopende waters wast. De Moeras-Zagge (Carex vulpina), die in de waterpoelen wast en geelachtig bloeit. De ruwe stekende Zagge (Carex muricata) groeit in de vochtige meerschen. De Carex divulsa van Willdenow, groeit in de vochtige bosschen. De Zagge die met bloemtrosjes blocit (Carex paniculata van Linnaeus), groeit in de moerassen en staende waters, en bloeit met byna geschulpte aren, die bruine en witachtige baerden hebben.

3o Zaggen met wyfkensbloemen met drie stempels van boven : de Carex cyperoïdes groeit in de grachten en poelen. De gele Zagge (Carex flava van Linnaeus) groeit in de vochtige meerschen, en bloeit met ronde, steellooze, geslotene aren; de mannekensbloemen zyn lynvormig en dragen scherpe zaedhuisjes. De lange Zagge (Carex elongata) groeit in de bosschen, en bloeit met 10 tot 12 ronde aren byeen gevoegd. De Berg-Zagge (Carex montana van Linnaeus) groeit op de bergen en bosschen, met bloote stelen en steellooze wyfkensaren; de mannekens dragen gewolde zaedhuisjes. De draedvormige Zagge (Carex filiformis) groeit meest in de meerschen, en bloeit met langwerpige aren.

4° Zaggen met verscheidene éénslachtige aren en twee stempels : de zwakke Zagge (Carex gracilis) groeit in de meerschen, en bloeit met 2 of 3 mannekens-aren en 3 of 4 wyfkens-aren, en scherpe schulpjes op de topjes der ronde stelen. De dunne Venus

haer-Zagge (Carex capillaris) groeit in de vochtige meerschen; de mannekens bloeijen met regte aren en de wyfkens hebben langwerpige hangende aren. De Carex speudo-cyperus van Linnaeus, groeit in de grachten, met ruwe, driekantige strooijen stengels, en bloeit met hangende aren, die rond en tweeslachtig zyn. De Carex distans groeit in de meerschen.

5o Zaggen met éénslachtige gewolde aren: De vroegtydige Zagge (Carex precor van Willdenow) groeit in de heiden en drooge bosschen, en bloeit met twee of drie lange wyfkensaren, die byna steelloos zyn; de vruchten zyn gehaerd en driehoekig rond. De Pillen-Zagge (Carex pilulifera van Linnaeus) groeit in de bosschen, en bloeit met twee of drie wyfkensaren, rondachtig ineen gedrongen. De Heide-Zagge (Carex ericetorum) groeit ook in de heiden, met ronde ineen geslotene wyfkensaren en korte schulpjes. De leege Zagge (Carex humilis) groeit met ronde stengels, die veel korter dan de bladen zyn, en bloeit met twee aren en drie of vier verspreide bloempjes; de vruchtbodem is wit, met bruine ribben versierd. De bruine Zagge (Carex spadicea) bloeit met drie wyfkensaren op de stelen, die draedvormig en langwerpig gepunt zyn.

6° Zaggen met twee of verscheidene mannekensaren: De ZaedZagge (Carex lithosperma) bloeit met trosvormige aren. De Carex glauca bloeit met twee of drie ronde hangende wyfkensaren, met gepunte schulpjes. De harige Zagge (Carex hirta) bloeit met verscheidene mannekens- en drie wyfkensaren op de stelen, die langwerpig en tweepuntig zyn.

Al de Zaggeplanten bezitten eenen zuervringenden smaek, die aen de koeijen, schapen, peerden en andere kruidetende dieren zeer nadeelig schynt; sommigen van die planten worden gebruikt om matten en veel andere fraeije werken van te vlechten.

ZANDKRUID, Zandplant, in het fransch Sabline, Arénaire, in het latyn Arenaria, door Tournefort Alsine genoemd, en onder zyne 6 klasse, 2° sectie der roosachtige bloemen gesteld; door Jussieu onder de familie van de Angelieren, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Diandria trigynia, planten die.

met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben, Het balearisch Zandkruid (Arenaria balearica) is eene langlevende kruidplant van het eiland Mahon, die veel in Italië, Spaenje en elders groeit, en alhier in de bloemtuinen rond de perken in de lente wordt geplant; bloeit van mei tot in juny, met zeer lieflyke witte bloemen, die de boorden der bloemhoven versieren. Deze plant moet hier 's winters in de oranjehuizen bevryd worden.

Het Zandkruid met groote bloemen (Arenaria grandiflora) van de Balearische eilanden, schynt eene medesoort van de voormelde te zyn, en bloeit met schoone groote witte bloemen; zy kan door het zaed en wortelscheiding in de lente vermenigvuldigd worden. De Zandkruiden die op veel plaetsen in België wassen, zyn de volgende:

De Arenaria laricifolia van Linnaeus, cene langlevende kruidplant, die veel in de gebergten en drooge velden, omtrent Audenaerde, Doornyk en elders groeit, met getakkelde stengels en blaedjes, die aen de Larkenboom-bladen gelyken; bloeit meest in juny, met witte bloempjes en harige bloemkelken, die vyf bloembladen hebben en zaedhuisjes met veel zaedjes voortbrengen.

Het Zandkruid met Geneverboom-bladen (Arenaria juniperina), een langlevend kruid, dat in de vochtige velden wast, heeft ook witte bloemen, met vyf bloembladen in de kelken; bloeit in july.

Het Zandkruid met lansvormige bladen (Arenaria lanceolata van Willdenow) groeit in de drooge velden en bergen, omtrent Namen, Luik en elders, alwaer de Arenaria saxatilis van Linnaeus ook veel wordt gevonden.

De volgende Zandkruiden, die allen maer éénjarige zaeiplanten zyn, worden ook in België gevonden :

Het drieribbig Zandkruid (Arenaria trinervia van Linnaeus), welk in Vlaenderen in de drooge bosschen groeit, met geribde bladstelen en eironde, gevlekte bladen; bloeit meest in july, met éénzame witte bloemen.

Het Zandkruid met kwendelvormige bladen (Arenaria serpyllifolia) wast veel in Henegouwen, Vlaenderen en elders in de

velden, op zandachtige plaetsen, met byna eironde blaedjes, die steelloos en scherp zyn; bloeit met witte bloempjes, waervan de bloemkransjes korter dan de kelkjes zyn.

Het rood Zandkruid (Arenaria rubra van Linnaeus) groeit veel ten alle kanten in de heiden van de Kempen en elders, met draedvormige blaedjes en steelschubbige vliesjes, die in scheeden steken; de Arenaria tenuifolia en Arenaria ciliata worden aldaer ook veel gevonden.

Het Zandkruid dat aen het Hoornkruid gelykt (Arenaria cerastioïdes) wast veel omstreeks Doornyk, aen den berg van de H. Drievuldigheid, met lange, ronde stengels, en korte, scherpe, gladde bladen, die hoornachtig zyn geschikt; bloeit meest in july, met witte bloemblaedjes, die korter dan de bloemkelken zyn; de stengels zyn gemeenelyk maer met twee bloemen versierd.

Al deze Zandplanten, waervan sommige in de bloemtuinen worden gekweekt, bezitten, volgens de oude en nieuwe Kruidbeschryvers, de krachten van de Hertshoorn-planten, en worden op dezelfde wyze in de medecynen gebruikt.

ZANTHOXYLUM, Tandpyn-boom, Hercules-knods, in het fransch Clavalier, Arbre du mal de Dent, in 't latyn Zanthoxylum, Clava Herculis, is door Jussieu onder de familie van den Terpentynboom gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia pentandria, tweehuizigen die met vyf meeldraedjes bloemen.

De Zanthoxylum met Esschenboomvormige bladen (Zanthoxylum fraxinifolium van Willdenow) is een langlevend boomgewas van Noord-Amerika, dat in België, Engeland en elders in de lusthoven wordt geplant, en groeit met getakkelden stam, omtrent 4 meters hoog, met scherpstekende verspreide korte doorns, en met purperachtige bladen zeer lommerryk versierd; bloeit alhier meest in april, met bloemen die weinig zigtbaer zyn, maer zwartblinkend zaed voortbrengen, dat eene schoone onderscheiding op de purpere schelpen, wanneer die byna open zyn, maekt.

Dit lieflyk boomgewas, dat tot versiering in de engelsche hoven

« VorigeDoorgaan »