Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ronde, diep gekerfde, in vyf deelen gesnedene bladen, die bruingroen van kleur, blinkende, glad, gescheurd en aen de boorden. of kanten roodachtig zyn, en waertusschen meest in mei een of twee byna bloote stengels uitspruiten, die maer omtrent 25 centimeters hoog wassen, en op welker toppen in juny kleine, ronde, witte, steellooze, vereenigde bloempjes bloeijen, en ruwe vruchten, die aen de wolle der schapen en kleederen blyven kleven. De bladen van deze plant blyven den geheelen winter even groen en worden van de koude niet gehinderd. De Sanikel is warm en droog van krachten, een weinig bitter van smaek, maer samentrekkend van aerd. Het sap van deze plant gedronken of uitwendig gebruikt, geneest allerhande wonden en kwetsuren. De Sanikel in het water met Kervel gezoden en als verkoeldrank eenige dagen gedronken, stopt het bloedspuwen en geneest den bloedloop; het kruid in het water gezoden en papsgewyze op de gezwellen gelegd, geneest de zweringen; de wortels en het kruid met water en honig gekookt, zyn zeer heilzaem gedronken om de gescheurdheid, gekwetste longer en inwendige zeeren te genezen; de bladen worden veel gedroogd, als poeijer met de medecynen gemengd en als zeer nuttig voor de gemelde gebreken gebruikt. Deze plant wordt om hare deugden ook in den kruidhof der Hoogeschool gekweekt.

SANSEVIERA, in 't fransch Sansevière, in 't latyn Sanseviera, is door Jussieu onder de familie der Lelieplanten gesteld, en onder de 6 klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Sanseviera met steellooze bloemen (Sanseviera carnea van Andrews) is eene langlevende kruidplant van China; zy groeit met geknobbelde wortels, schachten die omtrent 25 centimeters hoog wassen en smalle, lange scheedevormige bladen, en bloeit meest in juny, met aren op de schachten en zeer lieflyke witachtige rooskleurige bloemen, die eenen zoeten aengenamen reuk verspreiden. Deze plant kan wel onze koude winters wederstaen, en wordt door afzetsels, als de Angelieren, vermenigvuldigd.

De Sanseviera zeylanica van Willdenow, is eene langlevende plant van Ceylan; zy groeit met geknobbelde wortels en schachten

met lange fyngevlamde bladen, en bloeit meest in juny, mel aren op de toppen en witte welriekende bloemen, die inzonderlyk 's avonds in de matige serren eenen zoeten geur verspreiden. De Sanseviera guineënsis van Willdenow, is eene langlevende plant van de kust van Guineën; zy bloeit ook met aren op de toppen der schachten en welriekende witte bloemen, kort gepypt.

Deze twee laetstgemelde planten worden meest van sommige liefhebbers in de warme serren in den heigrond, op de wyze van de Angelieren, door afzetsels vermenigvuldigd; maer anderen kweeken die planten in de matige serre of in eene goede oranjery, alwaer zy ook zeer schoone bloemen dragen.

SASSEFRASBOOM, in 't fransch Sassafras, in 't latyn Laurus sassafras, is door Jussieu onder de familie van de Laurierboomen gesteld, en onder de 9° klasse van Linnaeus, Enneandria monogynia, boomen die met negen helmstyltjes bloemen en maer één slampertje hebben.

De Sassefrasboom (Laurus sassafras van Linnaeus) is een tamelyk boomgewas van Virginië en van de Carolinsche Eilanden; het groeit met verschillige groene bladen, de eenen effen en de anderen uitgesneden, en bloeit meest van mei tot in juny, met Irossen en kleine gele bloempjes, waervan de mannekens vyf bloemblaedjes en acht stuifdraedjes, en de tweeslachtige bloempjes maer zes meeldraedjes hebben. Toen de Spaenjaerds eerst dien boom in Florida ontdekten, werd die voor den Kaneelboom aenzien, omdat de schors ook eenen zeer welriekenden geur en scherpen smaek als de kaneel bezit. Deze boom maekt deel van de vier houtgewassen, die als zweetverwekkende middelen voor de Venusziekte worden gebruikt. Het water waerin voornamelyk de schors van de wortels gekookt is, wordt om de pokken, verstoptheid der lever, miltzucht en koortsen, die van de koude voortkomen, te genezen, met voordeel gebruikt. Het hout dat ook eenen anysachtigen reuk bezit, wordt door afkooksel in de medecynen gebezigd. Deze boomen, die alhier van over veel jaren van Amerika zyn overgevoerd, kunnen op de wyze van den Laurier gekweekt, en door uitloopers, inleggers en het zaed vermenigvuldigd worden.

SAVELBOOM, Zevenboem, Zavelboom, in 't fransch Sabine. Savinier, in 't latyn Juniperus sabina, is onder de 18° klasse, 4o sectie van Tournefort gesteld, der boomen die met meeldracdjes bloeijen; door Jussieu onder de familie der gewassen die kegelvormige vruchten dragen, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia monadelphia, tweehuizigen-éénbroederigen.

De Savelboom (Juniperus sabina van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Europa, dat met altoosgroene blaedjes versierd, omtrent 50 of 60 centimeters hoog wast, inzonderlyk de mannekens Savelboom (Sabina mascula); maer de wyfkens Savelboom (Sabina femina) ligt meest met den stam getakkeld, by den grond uitgebreid.

Deze plant wordt veel tot versiering der lusttuinen, door inleggers en stekken van jonge takken in den grond voortgekweekt. De Savelboomen groeijen in de oost- en zuidelyke deelen van Europa, Griekenland, Rusland en elders, natuerlyk in de bergen en bosschen, op beschaduwde gronden in het wilde; derhalve willen zy hier ook op belommerde plaetsen zeer wel aerden. De jonge takjes en bladen van de Savelboomen hebben eenen bitteren zuerachtigen smaek en eenen sterkriekenden geur; zy worden als een spoedig en zeer aendryvend geneesmiddel gebruikt, hebben eene schielyke uitwerking op de natuerdeelen der menschen en eene bezondere kracht om de achterblyvende maendstonden te verhaesten. Een ervaren geneesheer zal er nooit gebruik van maken, als hy bemerkt of denkt dat er eenige bevruchting by de vrouwen zou kunnen wezen. De Savelboom in wyn of bier gezoden en gedronken, maekt eene goede maeg, stilt de pyn in de darmen, dryft de pis af, lost het water en verdryft de geel- en waterzucht; de jonge takjes en bladen worden veel gedroogd en in poeijers gestampt, die dezelfde krachten bezitten. De veeartsen en peerdemeesters gebruiken zeer veel die jonge takjes in poeijers of klein gesneden, om de peerden en andere dieren van den droes, snottering en hoest te genezen. Deze gewassen zyn door hunne uitwerkende krachten van veel landlieden zeer wel bekend; daerom behooren de hoveniers zich wel te wachten die, zonder onderscheid, aen ieder vrouwspersoon te geven als

zy er naer vraegt, vermits zy er somtyds een zeer kwaed gebruik van kan maken. De jonge takjes en bladen worden zeer nuttig gebruikt om allerlei schurft te genezen; met ongezoute boter of zoet verkensvet gekookt, wordt er eene zalf van gemaekt, die niet alleenlyk het schurft geneest, maer ook zeer dienstig is om vuile zweren, kankers en loopende koude wonden te genezen. De jonge takjes of bladen in het drinken der hoenders gelegd als zy de pip hebben, genezen die op twee of drie dagen.

SCHARENKRUID, Sikkelkruid, in 't fransch Sarrète, in 't latyn Serratula, van Tournefort Jacea genoemd, en onder zyne 12 klasse, 2o sectie gesteld; door Jussieu onder de familie van het Asschekruid, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia aequalis, samenhelmigen-veelechtigen-gelykbloeijenden.

Het gele verw inhoudend Scharenkruid (Serratula tinctoria van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België in de donkere bosschen, weiden en op sommige plaetsen aen de bouwlanden wast; zy groeit met stengels van omtrent 50 of 60 centimeters hoog, en harde, gevleugelde bladen met harige boorden; op de toppen der stengels groeijen meest in july witte geschulpte bloemkelken, die in augusty roodachtige purpere bloemen dragen, die aen sommige Wegdistels gelyken. Deze plant, die eene schoone helder gele verw inhoudt, wordt in Frankryk, Italië en elders, binnen het bloeijen vergaderd, om er de verw uit te trekken, die aen de zyden en wollen stoffen een zeer lieflyk geel kleur verschaft.

Het Veld-Scharenkruid (Serratula arvensis van Linnaeus) groeit ook in België en elders in de velden, aen de kanten der wegen, met stengels en getande, stekende bladen, maer die somtyds veranderen en gladde of langs onder witachtige bladen en ronde bloemkelken zonder stekers voortbrengen; bloeit meest in juny, met roode purperachtige bloemen, die aen de Wegdistels en aen de Vlokkebloem (Centaurea jacea) gelyken.

Het geaerd Scharenkruid (Serratula spicata van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Amerika, die alhier in de bloemhoven wordt geplant, en groeit met stengels en lynvormige bla

den, rondom met haertjes bekleed; bloeit meest in september, met aren of trossen, en schoone steellooze, violette bloemen, die zydelings hangen.

De Serratula quinquefolia van Willdenow is eene langlevende plant van de Caucasiche gebergten in Azië, en wordt hier in den kruidhof der Hoogeschool gekweekt.

Deze planten kunnen door het zaed en wortelscheiding vermenigvuldigd zyn, hetgeen in de lente wordt verrigt.

De vermaerde doctor en kruidkenner Matthiolus zegt dat de Serratula met witten wyn gezoden en gedronken, zeer nuttig is voor de menschen die van hoog gevallen zyn en de leden verstuikt hebben; want zy ontdoet het geronnen bloed. De wortels en het kruid gestooten, en er plaesters mede gemaekt of papsgewyze opgelegd, kunnen de breuken, gescheurdheid en wonden genezen.

SCHARLEIPLANT, italiaensche Doovenetel, in 't fransch Orvale, Ormin, in 't latyn Horminum, is door Jussieu onder de familie van de lipvormige kruidplanten gesteld, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Scharleiplant (Horminum pyrenaicum van Linnaeus) is eene langlevende kleine kruidplant van de Pyrenesche gebergten, die alhier in de kruidhoven wordt geplant, en in struiken groeit, met stengels, maer omtrent 22 of 25 centimeters hoog, met veel hartvormige blaedjes, die geribd en getand zyn; bloeit hier meest van het begin der maend mei tot in juny, met in tien gestreepte bloemkelken en groote lipvormige bloemkransjes, die een zeer lieflyk blauwachtig rood kleur hebben, en zeer wel van gedaente aen de Doovenetel-bloem (Lamium orvala) van Italië gelyken, die de oude kruidbeschryvers ook Horminum orvala noemden, en hier ook van april tot in juny bloeit, met witte en purperachtige rooskleurige bloemen en gele meeldraedjes, die de bovenlipjes der bloemen zeer lieflyk versieren. Deze plant, die veel in de boemtuinen door struikscheiding wordt vermenigvuldigd, werd ook

« VorigeDoorgaan »