Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

familie van den Miserieboom gesteld, en onder de 8° klasse van Linnaeus, Octandria monogynia, boomen die met acht meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Vogelkop met draedvormige bloemen (Passerina filiformis van Linnaeus) is een langlevend heester-boomgewas van Ethiopië, dat in Algiers en elders in Afrika groeit, en alhier in de matige serren wordt gekweekt. Het wast met eenen zeer getakkelden stam, omtrent 2 meters hoog, met kleine, lynvormige blaedjes, in vier lagen geschikt; bloeit meest in juny, met okselvormige bloemen, die vier bloembladen in de kransen hebben, en meeldraedjes die door hun lieflyk, goudachtig, geel kleur de bloemen schoon verheffen; zy brengen kernzaed, met schors bewonden,

voort.

De Vogelkop met groote bloemen (Passerina grandiflora van Linnaeus) is een heester-houtgewas van Afrika, dat zeer getakkeld maer omtrent 1 meter hoog wast, met kleine, lynvormige blaedjes, en van mei tot in juny bloeit, met eenzame, witachtige, steellooze bloemen op de takjes geschikt.

De Passerina hirsuta, met wolachtige haertjes bekleed, de Passerina uniflora, van de Kaep, met blauwe bloemen, en nog andere soorten, worden by onze bloemisten in de matige serren gekweekt, en door uitloopers, inleggers en afzetsels vermenigvuldigd. Deze gewassen, die volgens veel Kruidbeschryvers de krachten van den Miserieboom bezitten, worden in geene medecynen gebruikt; maer het kernzaed wordt aen de vogels te eten gegeven.

VOGELVITSE, in 't fransch Lotier, in 't latyn Lotus, is onder de 10° klasse, 4 sectie van Tournefort gesteld, der vlindervormige of peuldragende bloem planten; door Jussieu onder de familie van de peulvruchtdragende planten, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, planten die tien stampertjes hebben, met de helmdraden tot twee lichamen samengegroeid.

De Vogelvitse met kleine hoorntjes (Lotus corniculatus van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant, die in België ten alle kanten wast, met zwakke, hellende stengels, die naer de toppen

verdunnen, en in den zomer bloeit, met gele, welriekende bloemen, die roodachtige peulvruchten voortbrengen.

De Peul-Vogelvitse (Lotus siliquosus van Linnaeus) groeit meest in België in de vochtige meerschen.

De Vitse met vier peulvruchten (Lotus ervum tetraspermum) is eene éénjarige plant van Italië, die veel in de velden, onder de voeding der kruidetende dieren wordt gezaeid; zy bloeit met witachtige bloemen, die gelyk de Erten rondachtige peulvruchten voortbrengen.

De gewolde Vitse (Lotus hirsutum) is eene éénjarige kruidplant, die in België in de velden wast, ook in de hagen, bosschen, enz., groeit, en witachtige bloemen draegt.

Al deze planten worden aen de kruidetende dieren groen en droog gegeven, ook onder het hooi gemengd, waeraen zy eenen goeden geur verschaffen, en zyn een goed voedsel voor het vee; de peulvruchten worden van geene menschen geëten, maer wel gebruikt om het pluimgedierte te voeden; het meel van de Vitsen wordt in de papplaesters met azyn bereid, en warm op brandgezwellen gelegd.

de

De uitheemsche Vogelvitse (Lotus jacobaeus van Linnaeus) is van het eiland Sint Jacobus; groeit met houtachtigen stengel, en bloeit met bloemen die aen de Leeuwmuilkens gelyken. Deze plant wordt alhier by sommige liefhebbers in de matige serren gekweekt en door het zaed vermenigvuldigd.

VOLKAMERIA, in 't fransch Volcamier, in 't latyn Volkameria, is door Jussieu onder de familie van den Gattilierboom of Kuisboom gesteld, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en zaed dragen dat in één zaedhuisje besloten is.

De japansche Volkameria (Volkameria japonica van Linnaeus, of op sommige bloemlysten Volkameria cordifolia), is een schoon gewold langlevend boomgewas van de Indiën, dat zonder doorns, met fyn gevlamde, hartvormige bladen versierd wast, en alhier in de warme serren meest van mei tot in september bloeit, met spits

vormige bloemtrosjes en breede, dubbele bloemen, die van onder wit en langs boven purperachtig zyn, eenen aengenamen reuk inhouden en vruchten met twee beenachtige kerntjes voortbrengen.

De Volkameria zonder doorns (Volkameria inermis van Linnaeus) is een langlevend kreupel-heestergewas van de Indiën; het groeit zeer getakkeld, met lommerryke bladen, en bloeit met lange, witte, gepypte bloemtrossen, die eenen zeer aengenamen zoeten geur bezitten.

Onze behendige bloemkweekers hebben nog onlangs van Amerika en de Indiën de volgende soorten verkregen Volkameria aculeata van de Antillische eilanden, Volkameria ligustrina van St-Mauritius, Volkam. scandens van Ceylan, met zyne gespletene takken, bladstelen met rondachtige, hartvormige bladen en zeer lieflyke trosvormige bloemen, die op de toppen der takjes bloeijen.

De Volkameria met smalle bladen (Volkameria angustifolia) van de West-Indiën, wordt veel in Amerika gekweekt voor het hout, waeruit men eene schoone geelachtige verw trekt, die dient om verscheidene stoffen geel te verwen; maer al deze houtgewassen kunnen ons koud klimaet niet wederstaen, en worden alhier om hunne schoone bloemen in de warme serren gekweekt, en door het kernzaed in de lente op broeibakken of door inleggers, uitspruitsels, enz., op de wyze van den Clerodendrum, vermenigvuldigd.

VORSCHEBEET, kleine Plompen, in 't fransch Morène, in 't latyn Hydrocharis, door Tournefort Morsus ranae genoemd, is door Jussieu onder de familie van de Plompen of Waterplanten gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia enneandria, tweehuizigen-negenhelmigen.

De Vorschebeet (Hydrocharis morsus ranae van Linnaeus) is cene langlevende kruidplant van Europa, die in België ten alle kanten in de poelen, loopende en staende waters wast, met gevezelde, draedvormige wortels aen den grond vast en kruid dat het water zwemt, met geheele, ronde bladen, die op het water liggen en aen eene kleine Mansoor gelyken, tusschen welke bladen gemeenlyk steelkens uitspruiten, die omtrent 8 of 10 centimeters hoog wassen, en waerop meest in juny zeer veel lieve,

op

driebladige witte bloemen bloeijen, die te midden geelachtige meeldraedjes in den vruchtbodem gehecht hebben, en het water waerin zy bloeijen, zeer lieflyk versieren. Dit kruid wordt Vorschebeet genoemd, omdat de kikvorschen er zich veel in behagen en er hun zaedslym in afleggen. De palingen eten dit ook 's winters veel als spyze. Sommige kruidkenners hebben aen dit kruid al de eigenschappen van de Water-Linzen (Lenticulis aquae) toegeschreven, omdat het denzelfden smaek bezit; het heeft ook de krachten van het Fonteinkruid, en kan op dezelfde wyze gebruikt worden. De oude Kruidbeschryvers noemden dit kruid ook kleine Water-Plompen, maer het is van bladen en bloemen toch veel kleiner.

VROUWENSPIEGEL, wilde Klokskens, in 't fransch Campanule doucette, Miroir de Vénus, in 't latyn Campanula speculum, is onder de familie van de Klokskensbloemen gesteld, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Vrouwenspiegel (Campanula speculum of Speculum veneris van sommige Kruidbeschryvers) is eene éénjarige kruidplant, die in Braband, Vlaenderen en elders in België in de bebouwde vette velden, in het koorn, tarwe, enz., wast, met kleine, getakkelde, wydloopende, uitgespreide stengels, en met langwerpige, doorzigtige bladen; bloeit alhier meest van juny tot in july, met vyfbladige, klokvormige, enkele bloemen, die een roodachtig kleur hebben, later purperachtig worden en zeer lieflyk zyn : deze bloemen openen zich 's morgens en sluiten zich weêr 's avonds. Deze plant groeit met dunne gevezelde wortels, en wordt om hare lieflyke klokvormige bloemen alhier Vrouwenspiegel genoemd; maer heeft geene gekende eigenschappen om eenige gebreken te genezen, en wordt derhalve nergens toe gebruikt dan om als onkruid de kruidetende dieren te voeden.

VYFSPITSENKRUID, in 't fransch Penthorée, in 't latyn Penthorum, is door Jussieu onder de familie van den Huislook gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria pentagy

nia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en vyf stampertjes hebben.

Het Vyfspitsenkruid (Penthorum sedoïdes van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Virginië, die alhier in den kruidhof der Hoogeschool in de vrye lucht wordt geplant, en van gedaente aen den Muerpeper gelykt; bloeit meest van juny tot in july, met vyf bladen in de bloemkelken zonder honigkelken, en brengt zaedhuisjes voort met vyf spitse punten, die in vyf hutjes verdeeld zyn, waerdoor zy den naem van Vyfspitsenkruid heeft verkregen. Sommige nieuwe Kruidbeschryvers zeggen dat die plant in het land harer afkomst de krachten van den Muerpeper bezit. Zy wordt alhier door wortelscheiding en door het zaed in de lente vermenigvuldigd.

VYGENBOOM, in 't fransch Figuier, in 't latyn Ficus, is door Jussieu onder de familie van den Netelboom gesteld, en onder de 23o klasse van Linnaeus, Polygamia dioecia, veelechtigen-tweehuizigen.

Men vindt in Azië, Afrika, Italië, Zuid-Frankryk, Spaenje en elders verscheidene soorten van Vygenboomen, maer die in onze luchtstreek niet kunnen volwassen, noch de vruchten alhier hare rypheid verkrygen; de soorten die hier te lande best kunnen aerden zyn de volgende, en nog moeten zy 's winters bevryd zyn.

De Vygenboom (Ficus carica van Linnaeus) is een langlevende boom van Azië en Zuid-Europa, die lange, witachtige vruchten draegt, welke dikwils een groenachtig wit kleur verkrygen; de ronde witte Vyg, die eene medesoort schynt te zyn en meest in den herfst hare rypheid alhier bekomt, wordt ook veel geplant. De violette Vyg (Ficus violaeca) is eene redelyk groote, langwerpige Vyg; hare gedaente is naer evenredigheid niet zeer dik of gebuikt, haer kleur, ryp zynde, is blauw purper met groen gemengd; haer sappig vleesch is rood en heeft eenen aengenamen

smaek.

Al de andere medesoorten van de Vygen, die de volgende namen dragen, kunnen in ons klimaet niet ryp worden of moeten in de matige of warme serren worden geplant, zoo als de

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »