Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De Uvularia van China (Uvularia chinensis) is een kleine langlevende kruidplant, die over twintig jaren in België werd gebragt; zy groeit met lansvormige bladen en kleine stengels, waerop van mei tot in juny, okselbloemen bloeijen, drie of vier vereenigd, die een roodachtig bruin en violette kleur hebben.

De Uvularia perfoliata van Linnaeus, is eene langlevende kruidplant van Canada, met peervormige bladen, met zes bloembladen in de kransen en korte meeldraedjes in de honigkelken.

De Uvularia amplexifolia van Linnaeus, is eene langlevende plant van Europa, met gladde stengels en steelomvattende bladen, die in de bosschen der zuidelyke deelen van België groeit.

Deze planten worden alhier in den heigrond in de bloemtuinen door wortelscheiding in het voorjaer vermenigvuldigd, behalve de Uvularia van China, die in potten in de oranjehuizen wordt gekweekt en aldaer vroeg in de lente bloemt. De krachten van deze planten zyn my niet bekend.

EEN-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Valsche Vanille.

[ocr errors]

Vanille. Varenkruid. Veldajuin. Veldgras. - Veldsalade. Verkensgras. Verkensvenkel. Vernisboom. Vingerhoedskruid. - Violette. Vlambloem. Vlas.

Vlas

Vorsche

lelie. Vliegenvangersplant. Vlierboom. Vlokkebloem. Vlookruid. Vogelkop. beet. Vrouwenspiegel.

[ocr errors]

Vytkruid.

Volkameria.
-Vogelvitse.

Vyfspitsenkruid. Vygenboom.

VALSCHE VANILLE, Boomwurtelaer, in 't fransch Fausse Vanille, in 't latyn Epidendrum, is door Jussieu onder de familie van het Standelkruid gesteld, en onder de 20° klasse van Linnaeus, Gynandria diandria, helmstyligen met twee meeldraedjes.

De schelp-slekachtige Valsche Vanille (Epidendrum cochleatum van Willdenow) is een houtachtig gewas van de Antillische Eilanden, dat met twee lansvormige bladen aen de wortels, en schachten van omtrent 35 of 40 centimeters hoog groeit, en bloeit met bloemtrosjes, bloemstelen en groenachtige bloemen, waervan de bovenste bloembladen violet en wit gestreept zyn. Deze schoone wonderbare plant wordt alhier, om hare lieflyke bloemen en vruchten, in de warme serren gekweekt en op de wyze van de Vanille vermenigvuldigd.

Linnaeus telt in zyne rangschikking acht-en-dertig soorten van Valsche Vanille, waerby hy de natuerlyke Vanille, onder den naem van Epidendrum vanilla ook meldt. Zy wassen meest allen in Amerika, Azië en Afrika; sommigen worden in den Kruidhof te Parys en by eenige liefhebbers gekweekt.

VANILLE, Banilie, in 't fransch Vanille, in 't latyn Vanilla, is door Jussieu onder de familie van het Standelkruid gesteld, en onder de 20° klasse van Linnaeus, Gynandria diandria, manwyvigen-tweemannigen.

De Vanille of Banilie (Vanilla aromatica van Willdenow) is een langlevend houtachtig kruidgewas van Zuid-Amerika, dat heden

in de Antillische Eilanden, Bresilië en andere warme landen van de Indiën is verspreid, en waerin de inwoners dier streken eenen grooten handel dryven. De zoete aengename reuk, dien de Vanille uitwasemt, is de welriekendste aller geuren. De inboorlingen van Zuid-Amerika maken van de peulschellen pakjes, die zy in het kokende water een weinig laten baden, dan 24 uren in de lucht laten droogen en nadien in de olie van den Acajouboom dompelen, om die altoos zacht te behouden en ze tegen de ongedierten te bevryden; want als die vruchten ten deele hare vochtigheid verloren hebben, beginnen zy te rimpelen en verliezen alzoo een vierde gedeelte van hare grootte. Derhalve worden zy weêr, eer zy in potten gedaen worden, met olie bestreken, hetgeen hare welriekendheid en vastigheid bewaert; de langste peulschellen worden altoos van de kenners voor de beste gehouden. De Vanillevruchten worden gemeenlyk in kleine looden doosjes gedaen en alzoo van Amerika naer vreemde landen verzonden. De heer Karel Morren, hoogleeraer der Kruidkunde by de Hoogeschool van Luik, heeft in het jaer 1842, een tak met vruchten van de Vanille naer de tentoonstelling der koninglyke Maetschappy van Landbouw en Kruidkunde te Gent gezonden, die hy in zyne warme serre had gewonnen. De Vanille moet alhier in de warme serren in eene gestadige hitte van 12 tot 24 graden worden gekweekt, en kan door inleggers en afzetsels op warme broeibakken vermenigvuldigd worden. De Vanille, die eenen welriekenden en aengenamen smaek bezit, heeft eene bezondere kracht om de spieren en zenuwen te doen bewegen, en is zeer dienstig aen de menschen die met de miltzucht gekweld zyn, en ook om alle zenuwziekten te herstellen; zy wordt veel met chocolade, room van zoete melk en veel andere spyzen bereid en voor de flauwe magen zeer geprezen; maer te veel en te dikwils daervan inwendig genomen, kan zy door haren heeten aerd en aendryvende krachten de maeg verflauwen; derhalve is het prysbaer die matig te gebruiken.

VARENKRUID, Engelzoet, Mannekens-Varen, Varengenst, in 't fransch Fougère, Polypode, in 't latŷn Polypodium, Aspidium,

door Tournefort Polypodium, Filix, Lonchitis, Filicula genoemd, en onder zyne 16° klasse, 1o secte der bloemlooze planten gesteld; door Jussieu onder de familie van het Varenkruid, en onder de 24 klasse van Linnaeus, Cryptogamia filices, planten die verborgen en bedekt bloeijen, en wier bloemen niet zigtbaer en duidelyk zyn. Men vindt onder het Varenkruid zeer veel verscheidene soorten, die in de vier werelddeelen wassen; in de in de rangschikking van Linnaeus alleen, vindt men er 78 soorten, die allen verschillige toenamen voeren; derhalve zal ik maer enkelyk beschryven die om hunne nuttige en heilzame deugden zyn bekend en eenen welriekenden geur inhouden.

Het Mannekens-Varenkruid (Polypodium filix mas. van Linn. of Aspidium filix mas. van Willdenow) wast in België veel op openluchtige plaetsen in de bosschen, weiden, gebergten, steenachtige velden en onbebouwde gewesten, met langlevende, groote, ruwe, harde wortels, en groeit met bladstelen en bleekgroene zwaerreukige bladen, die maer omtrent 40 of 45 centimeters hoog wassen, vleugelgewys uitgespreid staen, als van veel blaedjes, aen een middensteeltje hangende, vergaderd; elk blad is bezonderlyk vederachtig, aen de kanten geschaerd, rondom gelyk eene zaeg gekerteld, op den rug met vuile stipjes als zeer dun stof bespreid, welk stof sommigen voor het zaed aenzien; de wortels zyn zwartachtig en met gevezelde haertjes voorzien. De eerste schors van die wortels geschrabd en de tweede geraspt, worden in eenen pot om te bewaren opgelegd. Men legt die opgelegde schors met mostaerd op den pols, en ververscht dezelve alle drie uren, hetgeen de schellen op de oogen, met den pols van den tegenovergestelden kant te nemen, op den tyd van zes maenden geneest, zegt by ondervinding M. de doctor Vorsselmans te Antwerpen. Maer de wortels van het Mannekens-Varenkruid worden heden meest met roozewater bereid, om het vel rond de oogen te bestryken.

Het Wyfkens-Varenkruid (Polypodium filix femina van Linn. of Aspidium filix femina van Willdenow) wast in België ook in de bosschen en elders, gelyk het Mannekens-Varenkruid, maer groeit met eenen enkelen stengel, langs buiten hoekachtig gestreept

en langs binnen met merg gevuld, en heeft bovenwaerts bladstelen en veel gevleugelde bladen. De wortels kruipen onder de aerde, zyn maer omtrent eenen kleinen vinger dik en houden eenen zwaren reuk in. Het Wyfkens-Varenkruid gelykt door zyne wortels geenzins aen de Mannekens-Varen, maer wel door de bladen; het heeft dezelfde krachten als deze laetste, en met wyn gekookt en gedronken, kan de ronde wormen uit den buik dryven en de galle en slymerigheid uit het lyf verjagen.

De reuk of rook des Varenkruids verjaegt de slangen, en de bladen in het bedstroo gelegd, verdryven de wandluizen, en tusschen de kleeden gedaen, de motten; het Varenkruid gedroogd, wordt door de engelsche geneesheeren aenbevolen om de matrassen te vollen en kinderen op te slapen, die met kliergezwellen of andere ziekten zyn besmet.

De gemeene Eiken-Varen (Polypodium vulgare) en de Polypodium dryopteris van Linnaeus, die in de bosschen wassen, worden ook veel gebruikt om in de bedsteden te leggen.

De Berg-Varen (Polypodium regium van Linnaeus of Aspidium regium van Willdenow) groeit meest in België, in de bergen en hooge bosschen.

De Polypodium fragile van Linnaeus of Aspidium fragile van Willdenow, groeit meest in de bergachtige vochtige bosschen.

De Kunstscheiders hebben in alle deze Varenkruiden veel runne en bytende galnootzuer gevonden, die kan dienen om het leêr mede te bereiden.

Men vindt alhier by onze bloemisten de volgende uitheemsche soorten van Varenkruiden: de Acrostichum alcicorne, A. flagelliferum, Adiantum concinum, A. cuncatum, A. formosum, A. reniforme, Allantodia umbrosa, Allosorus sagittatus, Ancimia fraxinifolia, Aspidium chrysolobum, A. crinitum, A. molle, A. nitens, A. patens, A. trifoliatum, van Java, Asplenium dissectum, A. palmatum, A. pubescens, Blechnum Brasiliense, Cheilanthes hirsuta, C. profusa, C. microphylla, Cibotium Schiedei, Cystopteris uto Maria, Dicksonia rubiginosa, Diplazium decussatum, Gymnogramme calomelanos, G. chrysophylla, G. distans, Lycopodium cuspidatum, Lygodium scandens, Mieros

« VorigeDoorgaan »