Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

is aen de menschen die door eene geraektheid aengetast zyn. In de zuidelyke deelen van Europa wordt er veel melk- en brypap mede gekookt, hetwelk de Italianen gewoonlyk Polenta noemen. De Amerikanen maken met de Turksche Tarwe eenen sterken geestryken drank, dien zy in hunne tael Atole heeten, en die den brandewyn vervangt. Eindelyk, in alle landstreken wordt er uit de Turksche Tarwe allerlei nut gehaeld, hetzy om bier mede te brouwen of geestryke dranken te maken; ook als die granen byna ryp zyn, worden zy in sommige landen op de wyze van de Erten in de keukens bereid, en verschaffen, met mate geeten, een goed voedsel. De Turksche Tarwe wordt van alle huisdieren zeer bemind; men kan die ook in de velden of meerschen zeer digt zaeijen en jong afmaeijen, om groen de beesten te voeden, waervan de koeijen veel melk en boter geven. Het graen van de Turksche Tarwe, voornamelyk de gele, gestampt of ten minste in het water eenigen tyd geweekt, wordt van alle beesten met groote gretigheid gezocht; de pluimgedierten worden er zeer gauw vet van. Het vleesch van degenen die er mede gevoed zyn, is fyn en malsch, en lekker om eten. De verkens met de Turksche Tarwe gevet, zyn uitnemende goed; de kapoenen, kiekens, ganzen, eendvogels, enz., met dit graen gevet, zyn zeer kostelyk om eten. Er bestaet nog eene groote spaerzaemheid in die granen, om de dieren te voeden, in het water te laten kiemen of een weinig in het water te laten koken. Geene dieren op aerde weigeren die granen te eten, tot de karpels en veel andere visschen toe zyn er zeer op verlekkerd. Eindelyk, dit graen kan de haver voor de paerden en andere werkdieren vervangen; het is meest in de zuidelykste deelen van Europa, Griekenland, Turkyen, dat men daervan gebruik maekt. Men bemerkt wel dat dit graen door zyne hardigheid, meer dan andere granen de tanden der paerden verslyt, maer men kan dit nadeel verminderen, met dit graen 24 uren vóór het voeden in het water te weeken.

Men vindt nog eene nieuwe soort van Turksche Tarwe, Zea curagua genoemd, eene éénjarige plant, die van Chili in België is overgevoerd, en veel in het land harer af komst wordt gekweekt; maer het schynt dat die aen ons klimaet zoo voordeelig niet is als

al de andere gemelde soorten, die in onze luchtgesteldheid kunnen gekweekt worden.

Suiker vindt men by het overhalen of distilleren van het onryp Turksch Koorn, en zeer veel styfsel in het ryp graen.

TWEEBLAD, Bastaerd-Standelkruid, in 't fransch Ophrys, in 't latyn Ophrys, van Tournefort Archis nidus genoemd, en onder zyne 12° klasse, 3 sectie der Pypbloemen gesteld; door Jussieu onder de familie van het Standelkruid, en onder de 20° klasse van Linnaeus, Gynandria diandria, manwy vigen met twee meeldraedjes.

Al de volgende soorten van Tweebladen groeijen met eenen stengel en twee steellooze bladen, die den stengel omtrent in 't midden omvatten.

Het mannengedaente Tweeblad (Ophrys anthropophora van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België in de belommerde bosschen en bergen groeit, met geknobbelde, ronde worteltjes en stengels die omtrent 25 of 30 centimeters hoog wassen; bloeit van juny tot in july, met lange aren en geelachtige witte bloempjes, in twee verdeeld, die de gedaente hebben van eenen mensch die aen den kop gehangen schynt.

Het Spinnekop- Tweeblad (Ophrys arachnites van Willdenow) groeit in België, in de vochtige bosschen, met stengels, en bloeit meest in july, met aren en roodachtige groene en langs binnen geel gestreepte bloempjes, die aen eene spinnekop gelyken.

Het biëngedaente Tweeblad (Ophrys apiflora) groeit in België in de meerschen en bosschen, met stengels, en bloeit in juny, met aren en purperachtige zwart en geel gestreepte bloempjes, die eene bie verbeelden.

Het vliegengedaente Tweeblad (Ophris musciflora) groeit in België in de meerschen, en bloeit met bloempjes die zwart, purper, en langs binnen bruinachtig en blauw gevlekt zyn, en welker bloemblaedjes eene vlieg verbeelden.

Het Zomer-Tweeblad (Ophrys aestivalis van Lamarck) groeit in België in de vochtige bosschen.

Het Tweeblad met dubbele bladen (Ophrys ovata) groeit in België in de bergen en dalen, die belommerd zyn, met breede bladen en stengels die omtrent 20 of 25 centimeters hoog wassen, en bloeit meest in july, met aren en groene bloempjes.

Deze planten, die allen met langlevende wortels in den grond blyven, worden in de bloemtuinen, op de wyze van het Standelkruid, vermenigvuldigd en om hare wonderbare bloempjes gekweekt. Zy werden van de oude Kruidbeschryvers Bifolium pseudo-archis, Bastaerd-Standelkruid, genoemd; maer de nieuwe Kruidkenners heeten die heden Ophrys. Sommigen zeggen dat dit kruid bekwaem is om de wonden en kwetsuren te doen heelen en dergelyke kwalen zuiver te genezen.

TWEETAND, Waterkemp, in 't fransch Bident, in 't latyn Bidens, is onder de 12° klasse, 3° sectie der Pypbloemen van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de bloemtrosdragende planten, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia aequalis, samenhelmigen-veelechtigengelykbloeijenden.

De Tweetand met drie verdeelingen (Bidens tripartita van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België op vochtige plaetsen, in de grachten en leege gronden wast, met bladstelen en vingervormige, getande bladen, en roodachtige regte stengels; bloeit meest in july, met donkergeelachtige, kleine, éénbladige bloempjes.

De hellende Tweetand (Bidens cernua van Linnaeus) is ook eene éénjarige kruidplant, die in België in de vochtige grachten wast, met lansvormige, stengelomvattende bladen, puntig getand, en meest in july bloeit, met donkergele, hellende bloemen, die hooge zaedjes voortbrengen.

De kleine Tweetand (Bidens minima van Linnaeus) is eene medesoort, die in België by de poelen en vochtige meerschen groeit, zeer klein, met stengels van maer omtrent 12 of 16 centimeters hoog, lansvormige, steellooze bladen en regte, geelachtige bloempjes. De oude Kruidbeschryvers zeggen dat dit kruid en wortels gezoden en opgelegd, de krampen der zenuwen en leden genezen.

TYM, Tymis, Thymus, in 't fransch Thym, in 't latyn Thymus, door Tournefort Serpyllum thymbra genoemd, en onder zyne 4o klasse, der mondvormige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie der lipvormige bloemplanten, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere meeldraedjes bloemen en naekt zaed dragen.

De gemeene Tym (Thymus vulgaris van Linnaeus) is een langlevend klein houtachtig gewas van Europa, dat in België en elders veel in de hoven wordt geplant; het groeit met ineengerolde, eironde blaedjes, en bloeit met aren, en ringvormig geschikte bloempjes. Men vindt er veel medesoorten van met breede blaedjes en met geschakeerde bladen, die allen eenen welriekenden geur verspreiden. De wyze van kweeken dezer planten, die aen een ieder behagen, geschiedt meest door struikscheiding, hetgeen men in de lente verrigt. De Tym is door zyne nuttige deugden van over zeer oude tyden alhier bekend: met Zoethout in wyn of water gekookt en gedronken, is hy bekwaem om de pisse en maendstonden te verwekken, dryft de nageboorte af, zuivert het ingewand, en is zeer nuttig om al wat in de borst en longer verborgen steekt, te verdryven; de Tymis met honig in het water gezoden, is ook zeer goed voor de menschen die den adem niet kunnen halen, en om de pyn in de zyde en den kinkhoest te verdryven, hy lost de slymen en dryft de wormen uit. het lyf; met azyn gestooten en op versche koude gezwellen van buiten gelegd, maekt hy die morw en ryp, verteert en ontdoet al het geronnen en geklonterd bloed. De Tym wordt ook veel in de spyzen gedaen, waeraen hy eenen welriekenden geur maer eenen bitterachtigen smaek geeft; hy wordt nog gebruikt om de oogen die duister geworden zyn, te verklaren en ook in plaesters om de heuppyn te verzachten.

[blocks in formation]

USTERIA, in 't fransch Usteria, in 't latyn Usteria, is onder de familie van het Speenkruid gesteld, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere meeldraedjes bloemen en zaed dragen dat in één zaedhuisje besloten is.

De Usteria met klimmende hechtrankjes (Usteria scandens, door sommigen Maurandia semperflorens genoemd), is van Mexiko alhier overgevoerd, en groeit met zwakke, dunne stengels, wel omtrent 2 meters hoog, en bladstelen met spiesvormige bladen, die een lieflyk kleur hebben; de bladstelen kleven zich op de wyze van hechtrankjes, aen de stokken waertegen zy geplant worden; bloeit van april tot in september, met uitmuntende schoone éénbladige, gepypte, violette bloemen, die in de lengte met een schoon scharlaken en purperachtig kleur zyn gestreept.

Deze nieuwe plant, die zeer wel onze koude winters kan wederstaen, inzonderheid als zy in het zuiden aen de muren of op eene goede standplaets, in ligten droogen grond in de bloemtuinen wordt geplant, schikt zich zeer wel om de traliën of prieelen te bekleeden, en kan door het zaed en afzetsels, op de warme broeibakken, voortgezet worden; maer de jonge planten moeten de eerste jaren 's winters in de planthuizen verblyven, en kunnen vervolgens op de wyze van de Trompetbloem 'geplant worden.

UVULARIA, in 't fransch Uvulaire, in 't latyn Uvularia, is door Jussieu onder de familie van de Lischbloem planten gesteld, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

« VorigeDoorgaan »