Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gië en in de Nederlanden vindt, en waervan de haerlemsche bloemisten veel nieuwe schoone soorten hebben gewonnen, die zy van 30 tot 600 franken verkoopen. De bloemkweekers en liefhebbers van Geeraerdsberge, in Oost-Vlaenderen, hebben ook allerschoonste nieuwe medesoorten verkregen, die zeer wel met de haerlemsche Tulipen kunnen mededingen; nogtans stellen die behendige bloemkweekers de pryzen van die schoone nieuwe Tulipen maer van 2 tot 30 franken, daer sommigen nogtans door hare lieflyke kleuren de haerlemsche wel overtreffen.

Ik heb in den tyd by den heer Blondel te Ninove, in OostVlaenderen, eene verzameling van meer dan 400 soorten zien bloeijen, die ten meesten deele in België waren gewonnen, en op zyne bloemlyst veel namen van onze inlandsche liefhebbers en bloemkweekers bemerkt. De eerweerdige heer prost van Droogenbroek, nu pastor te Schoonaerde, by Dendermonde, bezit eene allerschoonste verzameling van die inlandsche Tulipen, die hy meest allen met zorg uit het zaed heeft bekomen, en waervan hy my eenige zyner schoonste heeft medegedeeld. De heer Everaerd, burgemeester te Lovendegem, heeft eene allerschoonste collectie van inlandsche en uitlandsche Tulipen verzameld, waeronder zich nieuwe soorten bevinden, die nog zeer zeldzaem verspreid zyn. De heer Ottevaere, te Evergem, heeft ook eene wonderbaer schoone verzameling van nieuwe inlandsche en uitheemsche soorten, die hy alle jaren, terwyl zy bloeijen, aen het publiek met veel goedwilligheid toont. Verscheidene onzer bloemisten bezitten ook zeer schoone nieuwe verzamelingen, die zy by de honderd verkoopen en alle jaren zeer veel naer vreemde landen verzenden.

De schoonste Tulipen die door de liefhebbers meest worden geacht, zyn die welke met klokken, regt op de toppen der stelen, met zes bloembladen in de kransen bloeijen, door de zonne of den wind niet omvallen en met verscheidene kleuren in de bloembladen versierd zyn. De Tulipen moeten gemeenlyk 12 jaren oud zyn, eer zy goed zaed voor het zaeijen voortbrengen. De groote liefhebbers van Tulipen, om hunne bloemen lang te behouden, die tegen de zonne en den regen te bevryden en het zaed beter te doen rypen, spannen gemeenlyk tenten over de

bloemperken; nadat zy langen tyd gebloemd hebben, ziet men de vliesjes der zaedhutjes van boven openbersten en bemerkt men de roodachtige zaedjes, die men, ryp zynde, eer de zaedhutjes geheel open zyn, afsnydt en op papier te samen met de bewindsels laet droogen en zuivert, om in september zonder uitstel te zaeijen, want byaldien men tot january wacht, komt dat zaed niet meer voort; men kan dit zaed wel op teilen zaeijen, maer het is prysbaerder dit in groeven van omtrent 3 of 4 centimeters breed en 2 of 3 diep in zandachtige aerde in de vrye lucht te doen. De aerde mag niet gemest zyn, en het zaed eens in de grooven wel verdeeld, vraegt 's winters geene zorg meer, ten zy het boven de 12 graden zou vriezen, dan moet het wel gedekt worden met dorre bladen. Dit zaed blyft gemeenlyk tot in maert of april zonder uitschieten in de aerde, volgens de meer of min voordeelige lente, en eens boven de aerde uitgeschoten, moet men met zorg de jonge planten van alle onkruid zuiveren en by drooge saizoenen wel besproeijen. Er zyn wel sommige zaedjes die niet van boven uitschieten, maer toch in de aerde hunne bloemboltjes maken. Verder in den zomer, nadat de bladen van die jonge planten beginnen te verdroogen, neemt men die te samen met de onuitgeschotene uit de aerde, om in papieren zakjes te bewaren, en het volgende jaer in september weder op 4 centimeters afstand te planten. Alle jaren kweekt men die op dezelfde wyze voort, en als de bladen geel en droog worden, neemt men die met zorg uit den grond, om in october in drooge aerde of zandachtigen grond te planten. Gemeenlyk geven die bloembollen maer in de vyfde lente van hunnen ouderdom veel bloemen, en het is maer het zesde jaer dat de bloemkransen hun volmaekt kleur verkrygen; men vindt somtyds nog wel het zevende jaer dat die bloemen van kleur veranderen. De Tulipen worden alhier in het voorjaer meest geplant, en de Tulipbollen in sommige landen in de Salade met olie en azyn, als Ajuin gebruikt, daer zy goed van smaek en niet walgelyk zyn; maer sommige Kruidbeschryvers willen verzekeren dat zy te krachtig en te aendryvende zyn, en te veel den lust tot byslapen vermeerderen. De baron Van Haller merkt aen dat de wortels van de wilde Tulipen

te scherp zyn, eenen kwaedaerdigen reuk hebben en braking verwekken.

TULPELOBOOM, in 't fransch Tupelo, in 't latyn Nyssa, is door Jussieu onder de familie van den witten Jujubenboom gesteld, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia dioecia, veelechtigen-tweehuizigen.

De Water-Tulpeloboom (Nyssa aquatica van Linnaeus) is een schoon langlevend boomgewas van Noord-Amerika, dat in het land zyner afkomst wel 20 of 25 meters hoog wast, en in België maer tot 10 of 12 meters hoog groeit, met uitgesnedene, langwerpige, puntige, groene bladen zeer lommerryk versierd, en meest van juny tot in july bloeit, met zeer lieflyke bloemen, die aen den purperen Magnolia wel gelyken en nootjes de grootte van eene olyve voortbrengen.

De Bosch-Tulpeloboom (Nyssa sylvatica) van Noord-Amerika, groeit maer 8 meters hoog, getakkeld, met lansvormige bladen, en bloeit met groenachtige bloemkelken, die roode vruchten, de grootte van eene olyve, met een nootje voortbrengen.

Men vindt nog den witachtigen Tulpeloboom (Nyssa candicans van Willdenow) en den tweebloemigen Tulpeloboom (Nyssa biflora van Willdenow) van Amerika, die in België in de lusthoven worden geplant, en alhier in 't jaer 1776 van Amerika overgebragt zyn. Deze boomen kunnen door het kernzaed uit de rype vruchten in vetten grond, op teilen of in potten worden gezaeid; zy moeten de eerste jaren 's winters in de planthuizen verblyven, om die langzaem in den zomer aen de lucht te gewennen, en na eenige jaren op hunne verblyfplaets in goeden diepgedolven grond te verplanten.

TURKSCHE TARWE, Spaensche Tarwe, Milie van de Indiën, in 't fransch Maïs, Blé de Turquie, Blé d'Inde ou d'Espagne, in 't latyn Zea, is onder de 15° klasse, 5o sectie van Tournefort gesteld, der bloembladlooze planten, wier bloemen geene eigenlyke bloemkransen hebben, zoo als de Grazen; door Jussieu onder de familie der Granen, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoe

cia triandria, éénhuizigen, die met mannelyke en vrouwelyke bloemen bloeijen, welke op éénen steng aengetroffen worden.

De Turksche Tarwe (Zea maïs van Linnaeus) is eene éénjarige graenplant van Peru, in Zuid-Amerika, die heden in België alle jaren veel wordt geplant, en groeit met uitgestrekte, gevezelde wortels, dikke, regte, lidverdeelde, zachte, mergachtige stengen, van omtrent 1 1/2 meter hoog, en scheed vormige, overeenstaende, langwerpige, donkergroene, gegroefde bladen. De mannelyke en vrouwelyke bloemen zyn op denzelfden steng van elkander gescheiden; de mannekensbloemen maken die schoone trosvormige aren, welke men boven op de toppen der stengen bemerkt; de wyfkensbloemen zyn steelloos en okselachtig, onder de mannekens, omtrent in 't midden van den steng, vormen een dik rolrond aer, en zyn met verscheidene wambuisjes of onderbekleedsels bewonden, die eenen zydachtigen kwispel van verscheidene kleuren verbeelden, waeraen de wyfkens-natuerdeelen vast hangen, die door het mannekens-teeltstof van op de kruin der plant hunne bevruchtiging verkrygen of ontvangen, en welke bloempjes zeer veel rondachtige zaden, groot als een ertje, voortbrengen, in 10 of 12 ryen in de lengte geschikt en elke ry gewoonlyk van 36 graentjes; op elken steng groeijen van 2 tot 3 aren, die ongeveer te samen 700 granen kunnen geven. Naer mate de rypheid van die zaden vermeerdert, openen zich de bewindsels op zoo eene wyze, dat men geheel de gekleurde zaden kan bemerken, die gemeenlyk met hunne draedjes de aren tot hunne volle rypheid vergezellen. Deze kostelyke plant, die van Amerika in het begin der XVI eeuw in België werd overgevoerd, moet als een der voordeeligste en voedzaemste ouzer granen aenschouwd worden, zoowel voor de menschen als om de dieren te voeden.

Kleuren der granen. — Er bestaen verscheidene medesoorten of varieteiten van Turksche Tarwe, waervan de bezonderste de geelzadige is, die algemeen verspreid en de minst moeijelyk om in ons klimaet te planten schynt te zyn, en in middelbare landeryen wel groeit. De witte Turksche Tarwe is ook eene medesoort, die in ons klimaet van in september of in het beginne van october hare rypheid verkrygt; zy groeit met eenen

steng, in goede gronden wel 3 of 4 meters hoog, met lange, dikke aren en zeer veel zaden, die alle jaren aen de kweekers eenen goeden oogst verschaffen. De roode Turksche Tarwe is eene zeldzame medesoort, waervan de granen gemeenlyk in kleur verschillen, en somtyds blauw, zwartachtig, violet en bontachtig gespikkeld zyn; maer dit verschil is meest aen het klimaet en den grond waerin zy geplant worden toe te schryven. Men vindt nog eene variteit, die tweemaendsche Turksche Tarwe wordt genoemd, omdat zy gewoonlyk maer 60 of 70 dagen noodig heeft om hare rypheid te bekomen; maer de zaden zyn kleiner dan van de andere soorten, en worden derhalve meest bestemd om het pluimgedierte te voeden. De kweek van deze vroege soort kan in ons klimaet van een zeer groot nut wezen. De landeryen die men in het algemeen verkiest om de Turksche Tarwe te planten, kunnen veel aen hare opbrengst toebrengen; want, uitgezonderd de gele soort, die zich met eenen geringen grond geneert, moeten al de andere, om eenen goeden uitslag te bereiken, in de beste landeryen gekweekt worden. Deze planten, door hare overvloedige gevezelde wortels, die zich verre rond de stengen verspreiden, begeren eenen diepbewerkten en welgeroerden grond; zelfs de nieuwe diep omgeploegde bosch- en meerschgronden zyn aen die planten zeer gunstig. Eindelyk, hare opbrengst is altoos meest volgens de zorg die men er voor heeft en de natuer der gronden in dewelke zy gekweekt worden.

Klimaet. Ofschoon de lange tyd en de warmte welke de Turksche Tarwe gewoonlyk noodig heeft om eene volmaekte rypheid te bekomen, tot heden den kweek in het groot in de noordelyke deelen van België eenigzins belet heeft, daer onze zomers somtyds geene warmte genoeg opleveren om dezen kweek te verrigten, zien wy nogtans met genoegen dat dit aen den kweek van de vroege gele en tweemaendsche soorten geenen hinder toebrengt, en dat ook voor de andere soorten de warme zomers de koude kunnen vergoeden; ten andere wordt de Turksche Tarwe heden in sommige landen, waer meer koude dan in de onze heerscht, gekweekt.

Tyd en wyze van zaeijen. - De zaeityd van de Turksche

« VorigeDoorgaan »