Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

groeit met windende stengels, omtrent 3 meters hoog, en donkergroene, hartvormige bladen, en bloeit ook van july tot in september, met purpere bloemen; er zyn medesoorten die witte, violette en rooskleurig gestreepte, klokvormige bloemen dragen.

De geelachtige Trechterwinde (Ipomaea luteola van Jacquin) is eene éénjarige plant van de West-Indiën, die alhier in hullekens wordt gezaeid, en maer 25 centimeters hoog groeit; zy bloeit van july tot in october, met zeer lieflyke blauwe en witte bloemen, die zich by dage openen.

De Ipomaea bicolor wordt ook alle jaren, gelyk de voormelde Trechterwinde, vroeg in de lente in de bloemhoven gezaeid; maer de volgende soorten worden alhier in de matige serren gekweekt.

De trosvormige Trechterwinde (Ipomaea paniculata) is eene langlevende plant van het eiland S'-Mauritius, die met geknobbelde wortels en stengels tamelyk hoog groeit, en bladen in zeven vliesjes verdeeld heeft; bloeit van july tot in september, met trosvormige aren en zeer lieflyke, klokvormige bloemen, die van onder purper, in 't midden wit rooskleurig zyn en breede rooskleurige boorden hebben.

De Ipomaea heterophylla en Ipomaea mutabilis van het eiland Cuba, groeijen met stengels wel 3 meters hoog en drielobbige bladen, en bloeijen van july tot in october, met trosjes en zeer schoone rooskleurige en blauwe bloemen.

De merkweerdige Trechterwinde (Ipomaea insignis) van de Indiën, groeit met geknobbelde wortels en kruidachtige stengels, en bloeit met trosvormige bloemen, die van binnen een schoon rood en van buiten een lieflyk roozekleur hebben.

De Ipomaea venosa van het eiland Bourbon, klimt wel 7 of 8 meters hoog, en bloeit van october tot in december, met groote schoone witte, klok vormige, gepypte bloemen.

[ocr errors]

Onze bloemisten hebben nog onlangs van Zuid-Amerika de volgende soorten bekomen: Ipomaea ficifolia, bataloïdes, Haylockii, horsfalline,- Humboldtii,- hybrida,- Lecarii, longiflora, mexicana, - rubra coerulea, Sellowiana, smilacifolia en meer andere, die alhier in de warme serren gckweekt en door inleggers en uitspruitsels vermenigvuldigd kunnen

--

worden. Deze planten schikken zich zeer wel om rond de serren te leiden, daer zy door hare bloemen eene schoone versiering maken.

TRITOMA, in 't fransch Tritome, in 't latyn Tritoma, is door Jussieu onder de familie van de Lelieplanten gesteld, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De bloemtrosdragende Tritoma (Tritoma uvaria) is eene langlevende bloembolplant van de Kaep, die met bladen en bloote schachten, omtrent 50 of 60 centimeters hoog wast, en met altoosblyvende, lange, puntige, getande bladen aen de bloembollen; bloeit van july tot in september, met groote, schoone, hangende bloemtrossen op de toppen der schachten en gepypte bloemen, die een allerschoonste hoogrood blozende kleur hebben.

De Tritoma media van Redouté is eene langlevende plant van Afrika, met regte, purperachtige schachten en groote gladde bladen aen de bloembollen; bloeit meest van february tot in april, met bloemtrossen op de toppen der schachten en oranje bloemen, welker boorden met geel en groen verdeeld zyn.

De kleine Tritoma (Tritoma pumila) is ook eene bloembolplant van de Kaep, die met kleine schachten groeit, en alhier van september tot in november bloeit, met bloemtrosjes en schoone gele saffraenkleurige bloemen; de bovenste bloemknoppen beginnen eerst te bloeijen.

Deze schoone bloembolplanten, die nog zeldzaem verspreid zyn, moeten alhier in de matige serren of oranjehuizen in den gemengden heigrond worden gekweekt, en kunnen door het ryp zaed en jonge aenwassen, die aen de bloembollen groeijen, of telgloten voortgezet worden.

TROLBLOEM, europeaensche Hanenvoet, in 't fransch Trolle, in 't latyn Trollius, door Tournefort Helleborus genoemd, en onder zyne 6 klasse, 6 sectie der roosachtige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Ranunkels, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria polygynia, veelhelmigen, planten die meer dan twintig en wel tot honderd meeldraden en een groot getal stampertjes hebben.

De Trolbloem (Trollius europaeus van Linnaeus) is cene langlevende kruidplant van de Alpische gebergten; zy groeit met handvormige bladen aen de wortels, en stengels die omtrent 40 of 50 centimeters hoog wassen, en bloeit alhier van april tot in juny, op de toppen der stengels, met groote, blinkende, gele bloemen, die 14 bloembladen in de kransen en honigkelken hebben, rond als eenen bol geschikt zyn en ronde zaedhuisjes met veel zaedjes voortbrengen.

Deze schoone plant werd van de oude Kruidbeschryvers onder het Ranunkelgeslacht gesteld, omdat zy dezelfde krachten inhoudt en ook van bloemen en bladen daeraen wel gelykt; zy wordt alhier veel om hare schoone bloemen in de hoven geplant, en kan door het zaed in den vermengden heigrond, op belommerde plaetsen, en door wortelscheiding vroeg in het voorjaer vermenigvuldigd worden.

TROMPETBLOEM, in 't fransch Bignone, in 't latyn Bignonia, is onder de 3o klasse, 3o sectie van Tournefort gesteld, der kackvormige, onregelmatige bloemen; door Jussieu onder de familie van de Trompetbloemen, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmsiyltjes bloemen en zaed dragen dat in een zaedhuisje besloten is.

De scharlaken Trompetbloem (Bignonia radicans van Linnaeus) is een rankachtig houtgewas van Noord-Amerika, dat met klimmende ranken, hechtrankjes, bladstelen en eironde, groene bladen, wel 12 meters hoog groeit; bloeit van july tot in september, met trossen en groote, éénbladige, lange, gepypte, purperachtige bloemen, die donker fluweelachtig zyn. Deze plant is de schoonste van al de gewassen om prieelen, enz., te bekleeden. Men vindt eenige medesoorten die kleiner en korter groeijen, maer toch ook zeer fraei versieren, met schoone roodachtige trompetvormige bloemen.

De geklauwierde Trompetbloem (Bignonia capreolata van Linnaeus) is een heester-houtgewas van de Antillische eilanden; het groeit met stengels, maer omtrent 2 meters hoog, met bladstelen,

hartvormige, puntige bladen en hechtrankjes; bloeit meest van juny tot in augusty, met okselbloemen, die van binnen een geelachtig en langs buiten een bruin kaneelkleur hebben.

De altoos groenblyvende Trompetbloem (Bignonia sempervirens van Linnaeus) is een langlevend houtgewas van Virginië; het groeit met gekronkelde, dunne takskens en groenblinkende, grysachtige bladen; bloeit van juny tot in july, met steellooze okselbloemen, die trechtervormig rond zyn, een schoon geel kleur hebben en den aengenamen reuk der Steenviolieren bezitten.

Deze gewassen kunnen wel onze koude winters wederslaen, en worden meest aen de muren en om prieelen en traliën mede te bekleeden geplant.

De Trompetbloem van China (Bignonia chinensis of Bignonia grandiflora van Willdenow) en de Bignonia pandorea van Andrews, zyn langlevende heestergewassen, die om hunne schoone bloemen 's winters in de oranjery worden gekweekt, alwaer zy gemeenlyk in de lente met schoone trossen en gepyple, witte en purper gestreepte bloemen bloeijen.

Men vindt nog de Trompetbloem van de Kaep (Bignonia capensis), die alhier in de vrye lucht wordt geplant. Deze planten kunnen door inleggers en afzetsels in den heigrond vermenigvuldigd worden.

TUBEROOS, Hof-Tuberoos, in 't fransch Tubéreuse, in 't latyn Polyanthes, door Tournefort Hyacinthus genoemd, en onder zyne 9 klasse, 1 sectie der Lelieplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Tydlooze, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Hof-Tuberoos (Polyanthes tuberosa van Linnaeus) is eene langlevende bloembolplant van Ceylan, waervan de bloembolbewindsels boven op de vleezige knobbelen met vliesjes bekleed zyn; zy groeit met lange, groene bladen en eenen schacht van omtrent 1 meter hoog, op welks toppen in den herfst lange aren bloeijen, met gebogene, trechtervormige, éénbladige bloemen, in zes verdeeld, die eenen zoeten aengenamen geur

verspreiden. De Tuberoos met witte bandswyze gestreepte bladen, is eene medesoort, die half dubbele en geheel dubbele bloemen draegt. Deze schoone bloembolplanten worden alhier in de matige serren in den vermengden heigrond geplant en op de wyze van de Tritoma vermenigvuldigd.

TULPAEN, Tulpebollen, Tulipen, in 't fransch Tulipe, in het latyn Tulipa, is onder de 9° klasse, 4° sectie van Tournefort gesteld, der lelieachtige bloemen; door Jussieu onder de familie der Lischbloemen, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben.

Men vindt heden by verscheidene bloemisten in België en in de Nederlanden wel 600 verschillige soorten van Tulipen, die allen meest uit het zaed gesproten zyn.

De Tulpaen van Gesner (Tulipa Gesneriana van Linnaeus) is eene langlevende bloembolplant van Cappadocië; zy groeit met eironde, lansvormige bladen en schachtjes met regtstaende bloemen op de toppen. Deze plant heeft den naem van Gesneriana verkregen, omdat de heer Gesner die eerst van Cappadocië heeft ontvangen; zy werd in België in 't jaer 1559 overgebragt van Zwitserland, alwaer de kruidkenner Gesner alsdan gevestigd

was.

De welriekende Tulpaen (Tulipa suaveolens van Willdenow) is eene langlevende bloembolplant van Zuid-Europa.

De Tulipa Breyniana van Linnacus is eene langlevende bloembolplant van Ethiopië; zy groeit met lynvormige bladen en schachtjes met veel bloemen.

De Tulpaen met twee kleuren van Linnaeus, komt van Persië. De Tulipa sylvestris van Linnaeus, groeit veel in 't wilde omtrent Montpellier.

De Tulipa gallica bloeit met groene, scherpe bloembladen en roode toppen.

Uit deze soorten zyn al de schoone medesoorten gesproten, die heden tot meer dan 600 beloopen en allen verschillige namen dragen, welke men op de bloemlysten van veel kweekers in Bel

« VorigeDoorgaan »