Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

wortels, die men afzet en in 't voorjaar verplant; zy heeft een versterkende kragt, en wederftaat het fenyn, doch is een byzonder middel ter genezing van de geel en waterzucht.

GOUD-VINK. Dit vogeltje, zo groot als een vlasvink, is rood van borft; vaal op de rug en vlerken, met zwart aan de uiteindens ook zo aan de ftaart, en een geheele zwarte kop. Het manneken is gantfch onderfcheide van het wyfje, waar aan men in 't geheel geen rood gewaar word. Men kan ze geheele deunt, jes zeer fraai leeren fluiten; dog zy zyn teder en moeten wel opgepast werden.

GOUD VISCH, is klein, goud verwig op de rug, zilverachtig aan de buik, aan de beide zyde wat rood; het vel vol zwarte vlekjes, een breede en goudgeele ftaart, het vleefch van dit vifchje is teder en delicaat, zy zyn fraai in de fonteinen.

GOYLAND. Zie LANDMATEN, alwaar aange. toond word, wat Roeden en Mergen Lands aldaar in gebruik zyn.

GRAAN. Zie KOORN.

GRAAN. (Verbafterd) groeid veel tuffchen de tar. we, en geeft zwarte zaden, komende voor uit eene verrotting van de tarwe en garft, de zware en vogtige gronden zyn dit kwaad het meeft onderworpen, maar zo veel niet als anders, wanneer men een drooge may naand heeft; want het zaad dat reeds begon te verbafteren, komt dan wederom te regt. Dit verbafterd graan heeft een dronkenmakende kracht.

GRAGTER. Zie LANDMATEN, alwaar aangetoond word, wat Roeden en Mergen Lands aldaar in gebruik zyn.

GRANAAT-BLOEM, is het voortbrengzel van den Granaat bloem boom, zynde onderfcheiden van die welke vruchten en granaat appelen voortbrengen. Deze bloem is een fchoone roode kroon gelyk, en de cieraad van een ruiker. Deze bomen houd men in kaffen, om ze des' winters op te fluiten en des zo

mers

mers tot cieraad in de tuinen te zetten. Men moet ze veel begieten.

GRAS. Dit bekende gewas groeid over al. De kruid kenders kennen 'er veele foorten van; maar het riet-gras word meeft tot artzeny gebruikt, in afkookzel voor de wormen, voor de verftopping van de nieren en blaas, en om de fteen af te dryven.

GRAS MUSCH, heeft die naam om dat zy zich gemeenlyk in het gras onthoud, hebbende dit boven de andere muffchen alleen aanmerkenswaardig, dat de koekoek gewoon is, haare eyeren in de neften der Gras muffchen te leggen, die ze uitbroeijen.

GRATIOLA. Dit bekende tuin gewas, heeft een vierkante steel, lange fmalle bladen, ronde, zaadknoppen en kleine zaden. Dit kruid purgeert fterk, dryft de gal en water af, en is een goed braak-middel. Het is ook goed voor gezwellen en water-zucht, dog mag alleen gebruikt worden door menfchen die fterk van natuur zyń.

GRAVEEL. Deze fmertelyke quaal, die de nieren en water-blaas aantaft, veroorzakt door fteenachtig zand, dat zich aldaar vaft zet, moet in tyds verdre. ven worden. Menfchen, welke daar aan onderhevig zyn, moeten van tyd tot tyd door een ligte purgatie met caffia, een open lyf maken, en om de nieren fchoon te houden, en zorg voor de colyken en fnydingen te dragen, de navolgende drank toebereiden en gebruiken. Neem een handvol wortels van de gemeene brand-netels, en evenveel wortels van zuuring; men moet ze maar afwaffchen, dog niet affchrapen: Doe dezelve in drie pinten water op een goed vuur koken, tot dat het een vyfde gedeelte verteerd is; zet de pot dan van 't vuur, en doet 'er aanstonds twee oncen witte honing by, en laat het dan koud worden. Doet het door een dunne doek, en dit klaare afkookzel in een flesch. Men neemt daar van, des morgens nuchteren, twee goede wynglazen vol, het eene, een half quartier na het an

dere,

dere, en twee uuren daar na mag men eerft ontbyten. Men moet dit doen met het begin van April, en drie weken daar inede continueeren: Met het be gin van Juny herhaald men dit ten tweede, en met het begin van September ten derdemaal; dan zal die drank al de graveel-ftoffe, uit het lighaam weg geno men hebben, en de kwaal ten vollen verdreven zyn, ten ware zich reeds een fteen van die groote had geformeerd, dat ze niet door de pisleiders en buizen, kon pafferen.

GRAVINNE KRUID. Zie HARTSHOORN.

GREIN, is een foort van goud gewigt waar van 12 een caraat, en 288 een mark uitmaken. Het is ook een foort van apothekers gewigt, ter zwaarte van een wel gevoedde garften koorn; 20 Grein maakt een fcrupel, 60 een drachma, en 480 een once.

GRIEKS HOOY. Dit gewas word in February of Maart gezaaid; het zaad is pyn ftillend, goed voor het uitvallen van 't haair, fchurfdheid en zomer fproe ten. Men gebruikt het ook in klifteren en verzagtende pappen.

GRIEP. Zie SPADE.

GRIET, een bekende vifch, hoe men die braden zal, leerd de Volm. Holl. Keuken Meid, Pag. 53. en op een andere wyze in de Volm. Grondb. der Keukenkunde, Pag. 77.

[ocr errors]

Griet, hoe men die fruiten zal voor de vaften, word getoond in de Volm. Holl. Keuken-Meid, Pag. 89 en op een andere wyze, in de Volm. Grondb. der Keukenkunde, Pag. 91.

Griet, hoe men die ftoven zal, vind men in de Volm. Grondbeg. der Keuken kunde, Pag. 123. GRIFFELEN. Zie ENTEN.

GRIFFIOENEN, hoe men die in een fchotel braden zal, vind men voorgefteld in het Aanh. van de Volm. Holl. Keuken Meid, Pag. 34. en op een andere wyze in de Volm. Grondb. der Keukenkunde. Pag. 86. GRILLADE, is een foort van franfche faus, wel

ke

ke men bereid om koud gevogelte te warmen, en het zelve wel te doen fmaken, Leg op de rooster de ftukken van het gevogelte, met wat zout en peper bestrooid; doe in een ftoofpan wat tarwe meel in gefmolte fpek, een weinigje vleefch nat, käppers, wat note-mufcaat en een fcheutje wyn-azyn, en laat het wat door stoven, opdiffchende, ftort men dit op die ftukken gebraad, is zeer fmakelyk.

GROENTE. Zie KRUIDEN en MOESKRUI

DEN.

GROEN SPECHT, is een kleine vogel, regt, ftyf, hard en rond van bek, konnende de tong wel vier duimen lang uitsteken; hy aaft op wurmen, vliegen en mieren, makende zyn neft zo konftig, tuffchen de holligheden der bomen dat men 'er over verbaaft moet staan.

GROEYING. Dit woord betekent dat gene: waar door de bomen en planten gevoed worden, opwasfchen, bloeijen, vruchten voortbrengen, en door derzelver zaden vermenigvuldigen. De grondbeginze. len der groeying zyn de zouten, het water en de warmte. De zouten, welke in de lucht zweven, en in de gantfche natuur circuleeren, zyn de grondflag van de zeeve, of vette zappen; want dezelve van de zouten berooft zynde, veranderen in water: Het water, dat door de dauw of regen word voorge bragt, of uit de dampen en uitwaaffeming der aarde ontstaat, ontbind en doet die zouten fmelten, welke fappen, door de warmte, uir de ingewanden der aarde, veroorzaakt door de beweging die de zon doet ontftaan, opklimmen, in de buizen der gewaffen, welkers porien daar door uitgezet en den doortogt geopend word, doende de fcheuten opftygen, zonder het water en de warmte, blyven de zouten werkeloos, en is er geen voedend zap meer, dan moeten -de gewaffen sterven. Schoon nogtans de bomen des winters werkeloos zyn, blyft het voedend zap, of de zeeve in wezen, maar de koude belet der

zelver circulatie en voortbrenging der voeding: boven dien; de zouten der aarde, door het water ont bonden zynde, dringen in de wortels der planten, en blyven des winters daar in fermenteren, tot dat de werking der zonne, en toenemende warmte, dezelve de nodige krachten geeft om op te ftygen.

GROND-BEGINZELEN DER KOOK-KUNDE. vind men voorgesteld, in de Volm. Grondb. der Keu kenkunde, Pag. 5. &c.

GROOT KLAMPER. Zie LANDMAAT, alwaar aangetoond word, wat Roeden en Mergen Lands aldaar in gebruik zyn.

GROSSE, noemd men de acte, welke een nota., tis of beampt fchryver uitgeeft van het inftrument voor hem gepaffeert, moetende de minute, die partyen, zo wel als de getuigen getekent hebben, onder zich behouden; en alle de andere afschriften, die naderhand daar van worden afgegeven, zyn copyen.

GROTTE, behoren tot de voorname en aanzien. lyke lufthoven, en zyn eigentlyk, diep in de aarde gemaakte vertrekken, om de holen der oude na te bootzen, en 'er, gedurende de hitte der zomer dagen, koele lucht te fcheppen. Deze Grotten zyn tweederlei. De genen welke eenvoudig Grotten genaamd worden, worden in regt opgaande wanden, overdekken en bodems verdeeld, en rondom, met veelverwige ftreepen, allerhande grotwerk, fchulpen, glazen, ruwe ftukken van coraal en zee gewasfchen konftig vercierd; tuffchen beiden heeft men allerhande kleine fonteinen; fpiegels enz. welke zodanig geplaaft worden, dat ze de fraaije vertoningen als verdubbelen, en eene aangename fpeeling voor het oog vertonen. De bodem is met allerlcie fteentjes cierlyk belegt, en die veelerhande figuren vertonen. De tweede foort van Grotten worden gantfch ougelyk gemaakt, en van groote fteenen zamen gezet, tuffchen welke men hier en daar, fpring. D

brou

« VorigeDoorgaan »