Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

waren. Daar zyn twee oorzaken waar door het koorm bederft; te weten: 1. Het bederf door eene inwendige gifting veroorzaakt. 2. Het bederf dat door de infecten of het ongedierten veroorzaakt word, zonder de rotten en muizen daar onder te rekenen, en het valt zeer moeijelyk te beletten, dat dit ongedierten geen nadeel daar aan toebrengt. Onder de infecten die het koorn bederven, is de klander het gemeente, en de koorn wurmpjes, die zich met meel gevoed hebbende, in kleine witjes veranderen.

De zolders, alwaar de lucht heet en broeijend word, zyn de klander meer onderworpen als die alwaar de lucht koel en frisch is. De gemeene wyze, om het koorn daar voor te bewaren, is het koorn dikmaals te verschieten, en te harpen; dog dit veroorzaakt veel koften en ondermaat: Daar zyn menfchen die het koorn met wierook en welriekende kruiden bewieroken; andere zeggen dat het veel voordeeliger is, de lucht door waaijers en blaasblalken te verfriffchen, dog dat men het koorn alvorens op den eeft moet doen drogen wederom anderen zeggen, dat dit drogen alleen genoeg is om het koorn voor het bederf te bewaren; dog het is beft beide die zaken te vereenigen, om dit behoedmiddel zo veel zekerder te maken. Aangaande de graad van warmte, die tot het drogen van 't koorn gebruikt dient te worden, zyn de gevoelens verfchillende, nogtans is het klaar, dat eene gematigde en eenparige warmte, beter bekwaam is om een lighaam in volmaaktheid te drogen, als eene zeer fterke hitte die van korten duur is, en die het eerder verbrand als droegt.

Middelen om het koorn te bewaren, volgens het voorfchrift van den heer du Hamel. De bewaring van het koorn is een zaak van het uiterfte gewigt en aanbelang, want door het overfchot van een overvloe. digen oogft wel te bewaren, valt het doenlyk eene groote duurte en hongersnood voor te komen, dewyl men daar door het gebrek, ten tyde van een fleg

ten

ten oogft of misgewas kan vervullen; daar, als men die voorzorg verwaarlooft, men het gemeen aan de rampen van een duuren tyd bloot fteld; dat nogtans zonder dit gedurig gebeurd, wanneer het iets minder als een middelbaren oogft is. Derhalven behoorde men, in alle Landen en Steden, wanneer het koorn, door een zeer overvloedigen oogft, tot een lagen prys daalt, magazynen daar van aan te leggen, die men wederom op den gevoegelyken tyd kan openen, om het gemeen, wanneer 'er gebrek aan koorn is, en het zelve zeer hoog in prys fteigert, te hulpe te komen, en voor hongersnood te beveiligen : Dog die zo zeer gewenschte voorzorg is alleen voor zo verre doenlyk, als men het koorn, zonder koften, voor het bederf kan bewaren.

Om nu niet te fpreken van het geen de Overheden op 's Lands kosten, of die van ieder Stad, daar omtrent, tot algemeen nut der ingezetenen, zoude konnen doen, zo merken wy alleen aan, dat ieder burger en huis vader daar toe in ftaat behoorden te worden gefteld; want dit zou een groot nut, in 't algemeen voortbrengen, wanneer de voornaamste, grootite en talrykfte huisgezinnen, ten tyden van een flegten oogft, zo veel voorraad van koorn hadden, dat zy dan daar van konden leven, want de goede voorzorgen, en spaarzaamheid der byzondere huis. gezinnen, ftrekt altoos tot groot voordeel van het gemenebest.

Tot hier toe heeft men geen ander middet, om het koorn voor het bederf te bewaren, geweeten, dan met het zelve te leggen op zeer groote zolders, en maar zo veel, dat men het behoorlyk van tyd tot tyd kan verfchieten, en des noods harpen of wannen; en al doet men dit met zeer veel koften, gedurende eenige maanden of jaren, zo neemt nogtans het ongedierte zomtyds, en maar al te dikmaals, zodanig de overhand, dat men verplicht is, die fchoone en nuttige voorraad tot een zeer lagen prys te verko-,

Q 7

pen.

pen. Nu heeft de Heer du Hamel, zo beroemd wegens de vruchtbaarheid van zyn vernuft, en zyne arbeidfame navorfchingen, een foort van werktuig tot bewaring van het koorn uitgevonden, dat door deszelfs toebereiding en maakzel, een bewaarzolder zou konnen genaamd worden; en dat door deszelfs nuttigheid, de allerernftigfte aandagt en den grootíten lof verdiend.

Dit werktuig bezit het voordeel van 1. een groote quantiteit tarwe, in een kleine plaats te konnen bevatten. 2. Te konnen maken dat ze niet fermenteert nog heet word; dat ze geen kwade reuk of smaak bekomt. 5. Om ze te bewaren voor de roofzucht der rotten, muizen, vogelen, zonder de tarwe bloot te ftellen voor het kwaad dat de katten daar gemeenlyk aan toebrengen. 4. Het zelve te bewaren voor de myt, klander, wurm, en allerhande foorten van ongedierten. 5. Om het koorn zo lang goed te konnen bewaren als men wil, zonder moeiten of koften.

De Heer du Hamel vordert, dat men alvorens de tarwe op deze bewaarzolder te leggen, dezelve door twee toebereidingen doe paffeeren; de eerfte is, de fchoonmaking van het koorn, en de tweede, het zelve den eeft, of droogplaats te doen paffeeren, waar van hy in zyne verhandeling, eene befchryving geeft.

Wy zullen deze foorten van toebereidingen, en de befchryving van deze bewaarzolder, kortbondig en hoofdzakelyk opgeven: 1. Om de tar we wel fchoon te maken, moet men, na dat dezelve gedorft is, ziften in een zeef van zeemleder, of wannen, of over den harp laten lopen; dog dewyl men door de herhaling van die bewerking, de ftof van het graan, en zelfs een gedeelte der baft of zemelen niet teffens weg neemt, zo komt men tot de volmaakte fchoonmaking van het koorn, niet dan door waffching, het zelve leggende in manden, en aldus in het lopend water dompelende. Ten opzichte van kleine magazy.

nen

nen, gelyk die der byzondere perfonen (en niet die welke de Steden en gemeenschappen toekomen) kan men zich vergenoegen, het koorn fchoon te maken met zodanige werktuigen als op ieder plaats in gebruik zyn.

Die Heer erkend, dat de Hollandfche harpen zeer goed zyn om het koorn fchoon te maken, dog hy wil, dat men het stof en vuiligheid in een ketel met water zal vangen, het geen niet kwaad kan zyn.

Door die eerfte bewerking, doet men de tarwe een gedeelte van haar vogtigheid verliezen; en een jaar of vyftien maanden daar na, zonder langer daar mede te wagten, moet men het op die bewaarzolder bergen, want dan zal het koorn een graad van droogheid hebben verkregen, dat het gemakkelyk zal val len, het zelve voor het bederf te bewaren. Deze toebereiding alleen kan voldoende zyn voor de Landbouwers en Landheeren, om het koorn, dat zy in den oogst bekomen, te bewaren; als mede voor alle de Landbewoonders en Burgers, die geen gelegenheid hebben om een groote voorraad van tarwe op te doen, dewyl hunne zolders alleen het koorn van een eenigen oogft kunnen bevatten. Maar zo men eenige jaren na elkander, een overvloedige oogst heeft, en de Landbouwers en Landheeren dan niet -weten wat met al het ingezamelde koorn te doen, dewyl het te weinig geld om het te verkopen, als dan word de bewaarzolder voor hen noodzakelyk; en zy konnen ze groot genoeg maken, om het koorn van vyf of zes jaren te bewaren.

Zy, welke zich in het geval bevinden van grooter magazynen aan te leggen, moeten om het koorn volkomen droog te maken, en voor het zelve op de bewaarzolder te bergen, het zelve de droogplaats doen paffeeren. De Heer du Hamel, geeft de befchryving daar van op Maar dewyl de geineene Landbouwers, en byzondere perfonen, dezelve te koftbaar zouden konnen vinden, fteld hy hen voor, het maken van

[ocr errors]

kleine droogplaatzen, die hondert, ten minsten vyf. tig zakken tarwe konnen bevatten, waar van hy almede de befchryving opgeeft, dog die wy, om de kortheid te betrachten, maar zullen fchetzen.

Dit is een gebouw of klein vertrek, dat buitens werk, twaalf voeten in 't vierkant, en binnens werk, negen voeten in 't vierkant bevat. Het bovenfte gedeelte beftaat uit een fteen verwulf, die zyn begin neemt, twaalf voeten hoog uit de grond, en de gantfche verheffing is vyftien voeten. Voor deze droogplaats is een kleine deur, gefloten door dubbelde luiken of blinden, op dat de warmte van de droogplaats niet zou komen te vervliegen: Agter de droog. plaats is een kleine fteene boog, om 'er een kagchel te plaatzen. Het is niet mogelyk alhier eene befchryving te geven van de kagchel, voor de groote droogplaatzen, door den Heer du Hamel uitgevonden ;maar het is nuttig aan te merken, dat hy, ten aanzien van de kleine zegt, dat men zich kan vergenoegen, met dezelve te verwarmen, door eene gemeene kagchel, daar men buiten de droogplaats, hout in ftookt, hebbende een pyp om de rook uit te la

ten.

Onder het verwulf van die ftoof of droogplaats, zyn drie openingen, een in 't midden, om door behulp van een thermometer, de graad der warmte van de ftoof of droogplaats te leeren kennen, de twee anderen dienen tot de doorgang, of de buizen ter vervulling van de kasjes, die men met een hellende vlakte in de ftoof of droogplaats gemaakt heeft, en waar op de tarwe zich ter regter en lin. ker zyde verfpreid; van binnen is een gemetzeld trapwerk om die kasjes te onderfteunen, en in 't midden daar van een buis die hellend afloopt, waar uit de tarwe loopt, wanneer men de droogplaats ledig maakt: dit word door de Heer du Hamel, door een figuur en prent in zyn werk nader. verklaard en opgeheldert. De droogplaats warm gemaakt zynde,

ftort

« VorigeDoorgaan »