Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

Huysmiddel om te purgeeren. Zie mede aldaar, Pag.

141.

Huysmiddel voor de verkoudheid. Zie op dezelve plaats, Pag. 141.

Huysmiddel tegen de hoeft. Zie op dezelve plaats, Pag. 141.

Huysmiddel tegen het Graveel. Zie mede aldaar, Pag. 141.

Huysmiddel voor pyn in de Maag. Zie ook aldaar, Pag. 14

Huysmiddel voor pyn in de Lendenen. Zie mede aldaar, Pag. 141.

Huysmiddel tegens het Colyk. Zie aldaar op Pag. 142. Huysmiddel tegens de Doofheid. Zie mede aldaar, Pag. 142.

[ocr errors]

Huysmiddel tegens de Winterhanden. Zie mede aldaar, Pag. 142.

Huysmiddel tegens de verhitting. Zie ook aldaar op Pag. 142.

HUYSRAAD, is al het geene dat eigentlyk behoord tot dienfte van het huys; als banken, ftoelen, kallen &c maar onder het woord Huisráad alleen, worden geene fchilderyen, nog eenig goud, zilver, fchotels, bekers en teljoren begrepen; want hier over ontstaat veeltyds twift, wanneer aan iemand het Huysraad by uiterfte wille is gemaakt.

HUÝSVADER, of hoofd van de familie op eenig landgoed wonende; (want die bedoelen wy in 't by. zonder) deszelfs plicht vordert, door zorgdragenheid, verstandig beleid, goed overleg en zuinigheid, zyne familie te doen bloeijen en gelukkig te maken; ten dien einde ftellen wy hem voornamelyk voor:

1. Moet hy weten, waar toe ieder gedeelte van zyn landgoed meeft bekwaam is; en wanneer hy eene volmaakte kenniffe daar van heeft verkregen, moet hy ieder gedeelte doen dienen tot het geen dat het meefte voordeel kan opbrengen: op de vetste en zwaarfte gronden en akkers moet hy terwe doen zaai

jen:

jen: in de ligfte gronden garft en haver; alvorens met dit Zak-woordenboek raadplegende, wat foorten van gronden en aarde ieder gewas vereischt. Bezit hy veele wei-landen, dan moet hy voordeel met boerdery en vee trachten te doen. Heeft hy veel bosch, dan inoet hy zich op het hout toeleggen, en houden zo veel varkens als hy met de akers kan voeden.

2. Staat hy eenig landgoed te kopen, zo moet hy naauwkeurig acht geven, dat hy zulks met volkome zekerheid doet, en dat de papieren van eigendom in volkomen order zyn om aan gene chagrinante en kostbare proceffen bloot gefteld te worden; ook moet hy onderzocken, hoe groot de laften zyn, en wat voordeel hy van zodanig een goed zal können trek ken om de nette waarde daar na uit te rekenen.

3. Hy moet zyn grootste v vermaak in het bestieren van zyne goederen ftellen, en weten hoe zich het voordeeligft van de producten van zyn landgoed te ortdoen, en zich voornamelyk toe leggen om te doen teelen het geen waar voor hy het meefte geld kan bekomen.

4. Eindelyk moet hy het zo zien te maken, dat zyn eigen landgoed alles opbrengt wat hy tot zyn eigen huishouding nodig heeft, om zo weinig géld uit te geven als doenlyk is.

HUYZENBLAS of Vifchlym, komt van een zeke. re vifch haufen genaamd, die zeer groot is, en veel in de Wolga en Donau word gevangen. De witte, die ligt breekt, is de befte.

'HYACINTHEN, zyn welbekende en zeer fraaije bloemen, maar zo vol verandering, dat 'er de lief hebbers negen en fettig of feventig foorten van op. tellen. Zommige van deze groei en op eenigzints lan. ge en dikke, zomwylen gevlekte en met veele blocmen bezette steelen; andere hebben lage fteelen met weinig bloemen; eenige dragen maar bloemen aan de eene zyde, andere rondom de fteel. Men vind 'er van allerhandecouleuren en groote, en eenige foor

[blocks in formation]

ten die wonderbaar fraay zyn, ook hebben zy in 't gemeen eene lieffelyke reuk. Zy worden door bollen voortgeteeld, die in goede tuinaarde moeten geplant worden, in de maand September of October; en het is zeer goed dezelve des winters met run te bedekken, maar dezelve moeten alle drie jaren ten minften opgenomen worden. Zie verder de Amanach der Hoveniers.

HYACINTHEN. (Herfst) Zie TUBEROZEN.

HYLIKMAKER, hoe men die bakken zal, word bericht, in de Volm. Holl. Keuken Meid: Pag. 28. en in de Volm. Grondb. der Keukenkunde, Pag. 12.

HYPOCRAS, hoe men die maken zal, word klaar voorgefteld, in de Voln. Holl. Keuken-Meid, Pag. 76, en op een andere wyze, in de Volm. Grondb. der Keukenkunde, Pag. 57. Dog in Vrankryk maakt men ze op de navolgende wyze: Men doet twee pinten goede wyn in een pot: ftoot twee drachmaas goede caneel, anderhalve drachma witte peper, een halve drachma lange peper, een klein blaadje foely, niet meer; twaalf coriander korrels; dog ieder foort moet apart en fyn geftoten worden: Na dat de wyn meer of minder zoet is, doet men by deze quantiteit, çen pond of vyf vierendeel gerafpte broodfuiker, zes zoete amandelen, en een half wynglas vol goede brandewyn. Men doet het alles in die wyn, en laat het een uur lang, toegedekt ftaan trekken; dog men moet het van tyd tot tyd met een houte lepel omroeren, tot dat de fuiker gefimolte is: dit gefchied zynde, doet men 'er een half wynglas vol melk by, om że zeer wit en blank te doen worden; dan doet men ze in een kous, en men fteld een bouteille, ftaande in een aarde pot, met een trechter op dezelve, daar onder, op dat die lekking daar door in die fles zou vallen: dit herhaald men driemalen, en men sluit de fles, die vol moet zyn, ter degen toe, want de Hypocras mag niet wan ftaan: hierom heeft men ze te Parys in zeer kleine flesjes, om zo een op eenmaal

te

te gebruiken tot een cordiaal, die de maag, het herte en de herffens verfterkt; dog zy is niet gezond voor galleuze menfchen, dewyl het de gal

aanzet.

HYPOTHEECQ. Zie RECHTELYKE ONDER

ZETTING.

HYSOP, is een kruidige plant die men in de tuinen queekt en tot boordzels gebruikt, van zeer goede rcuk; dezelve word zo wel door afzetzels als door zaad vermenigvuldigt. Men moet het tweemaal jaarlyks verplanten. De bladen worden gebruikt in de longqualen, dog de bloemen zyn nog nuttiger dan de bladen, van dezelve maakt men een fyroop voor de bort en een kruid wyn.

I.

JAAR, is die afmeeting des tyds, wanneer de zon een zeker punt in de zonne weg verlaat, tot dat zy op dat zelve punt is wedergekeerd. Dit zonnejaar, by de chriftenen in gebruik, is lang 365 dagen, 5 uuren en 9 minuten, doorlopende in dien tyd de 12 hemeltekens; en dit jaar word verdeeld in 12 maanden. In een fchrikkel-jaar, dat alle vier jaren komt, voegt men een dag by de gewone 365 dagen, wanneer dat jaar 366 dagen heeft, en de maand February 29 dagen bekomt, die anders maar van 28 dagen is.

JAARGETYDEN, zyn vier in getal: Het Voorjaar, of de Lente: de Zomer het Najaar of den Herfft; en de Winter: behalven het geen wy daar van, ieder op zyn plaats zeggen, merken wy hier, ten opzichte van derzelver hoedanigheid, in betrekking tot de gezondheid, het volgende aan.

Het voorjaar of de Lente, is het gezondfte jaargetyde voor de lighamen; zelden brengt dezelve zoda nige qualen voort die moeijelyk te genezen zyn, maar de natuur red zich zelve gemeenlyk met het aankomen van de zomer.“

De Zomer verwekt ligtelyk, brandende en kwaadaardige koortzen..

Het Najaar of den Herfft, is de grondflag van zeer veele ziektens; en menfchen die lang gekwynd hebben, ziet men dan veeltyds sterven.

De Winter, veroorzaakt door de verkoudheid veele ziektens; zo het weer onbestendig is, is het zeer moeijelyk dezelve ten vollen te genezen; maar eene eenparige koude maakt dezelve veel minder gevaar onderworpen.

JACEA. Dit kruid heeft geen nederduitfche benaming, Het groeid in 't wild op grazige weiden. De boeren koken het onder de kool of in plaats van dezelve, om dat het goed van finaak is en met graag. te doet eeten. Het doet zweeten, geneeft de wonden, en opend.

JACOBSKRUID, groeid op hooge landen, heeft uitgeholde, donkerroode ftengels, met lange gekurvene bladen, geele bloemen, en ruig wollig zaad dat Jigtelyk verftuift. Het is van een zuiverende kracht, en een goed middel tegens de aamborftigheid en longqualen, als thee getrokken en gedronken zynde,

JAGER, is de bezorger van alles wat tot de jagt behoord, en een gewoon bediende van de Land. Edellieden, die altyd zoeken een volmaakt Jager in hunnen dienst te hebben, zo. tot vermaak, als om hunne tafels van wild te voorzien. Tot een volmaakt Jager word vereischt, dat hy onvermoeid, waakzaam, nel, lydzaam, ervaren, fterk, gezond, dapper en onvermoeid in hitte en koude is; hy moet alle fchuilplaatzen van het wild weten, en hoe het zelve beft te betrappen is. Hy moet wel konnen lopen, ryden, zwemmen en een zeer goed schutter zyn; behoorlyk zorge dragen voor zyne honden en ander jagcge. reedschap; des winters in 't grys en des zomers in 't groen gekleed wezen.

JAGERSNETTEN. Deze zyn van verfcheide foor

ten.

« VorigeDoorgaan »