Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

veel in Zuid-Frankryk en elders, om den buikloop en bloedspuwing te stelpen, ingenomen. Het water waerin dit kruid gekookt is, wordt zeer geacht om het hoofd mede te wasschen en de schurftheid te genezen; het doet het haer spoedig weder groeijen. Deze plant wordt in de kruidhoven van de Hoogeschool alhier gekweekt en door wortelscheiding in de lente vermenigvuldigd.

KUISBOOM, Abrahamsboom, Kuislam, Zeewilge, in 't fransch Agnus castus, Gattilier, in 't latyn Vitex, Agnus castus, door Tournefort onder de 20° klasse, 4° sectie gesteld, der boomen die éénbladige bloemen dragen; door Jussieu onder de familie van de Vygeboomen, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen, welker zaedjes in een zaedhuisje besloten zyn en beziën met vier kerntjes voortbrengen.

De gemeene Kuisboom (Vitex agnus castus van Linnaeus) is een langlevend heester-boomgewas van Zuid-Europa, dat hier heestergewyze, maer omtrent 1 meter hoog groeit, met zwakke, gebogene takjes, die eene witachtige schors hebben, en overeenstaende, vingervormige, gekerfde en getande bladen; bloeit meest van july tot in september, met lange aren op de toppen en zeer lieflyke, heldere, kleine violette bloempjes, die eetbare beziën voortbrengen.

De Kuisboom met gekerfde bladen (Vitex incisa van Lamarck) en de Vitex negundo van Linnaeus, zyn beiden van China; hunne bladen zyn witachtig en zeer welriekend: zy worden hier 's winters in de oranjery bevryd.

Men heeft langen tyd aen de vruchten van den eerstgemelden Kuisboom eene gewaende eigenschap toegekend, en gemeend dat die bezien een middel bezaten, om den venuslust te stelpen en het byslapen te verbieden; maer de koninglyke maetschappy van geneeskunde te Parys heeft vele onderzoekingen daerover gedaen, en ondervonden dat de syroop die men met die beziën bereidt, geenen venuslust vermindert, maer veel vlugtige olie inhoudt en de kracht bezit om de venusliefde te verwekken, en

dat zy, door haren welriekenden geur en smaek, meer aendryvende dan ververschende is. Deze bemerking heeft de kruidkundige Lobel ook van in de XVI eeuw in zyn werk gedaen, en geschreven dat de vruchten en het zaed van den Kuisboom den byslapenslust vermeerderen, gelyk het zaed van de Ruite, zegt hy, denzelfden lust beneemt; maer hy zegt verder, dat de menschen daerin verschillig zyn.

De bladeren en vruchten van den Kuisboom zyn warm en droog tot in den derden graed, en derhalve inwendig genomen

zeer bekwaem om al de winden des buiks en moeder te doen scheiden. De vruchten en het zaed worden in sommige landen ook geëten en met de spyzen gebruikt; dit zaed opent de verstoptheid van de lever en milt en geneest de gebreken des moeders; met dit zaed wordt ook eene vlugtige olie gemaekt, die in de geneesmiddels wordt gebruikt, om de vermoeide en verkoude leden mede te stryken. Deze Kuisboomen kunnen door uitloopers en inleggers en door het zaed vermenigvuldigd worden, maer mocijelyk onze koude winters wederstaen; daerom moeten zy in de oranjery bevryd of in den vollen grond met stroo of dorre bladeren bedekt zyn.

KWEAPPELBOOM, Kweboom, Kweperenboom, in 't fransch Coignassier, in 't latyn Cydonia of Pyrus cydonia, is door Jussieu onder de familie van de planten die roosvormige bloemen dragen gesteld, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria pentagynia, planten die met twintig en meer helmstyltjes bloemen en vyf stampertjes hebben.

De gemeene Kweappelboom (Cydonia vulgaris van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Europa, dat van over zeer oude tyden in België is bekend, en waervan men de mannekens en wyfkens zeer wel kan onderscheiden. De gedaenten `van deze boomen, bloemen en bladen zyn van eenieder te wel bekend om die allen te beschryven. De eerste gemeene soort van deze Kweappels is rondvallig, en wordt laet in den herfst ryp. De tweede soort is grooter, iets langer en wat puntig naer den steel, gelyk de Peren, en wordt meer geacht. De derde

soort is de vroege portugeesche Kwepeer, die men in 't latyn Cydonia lusitanica noemt, en welke schoone, groote bloemen en dikkere vruchten draegt, eenen lekkeren smaek en een geurig vleesch hebben.

Ik heb hier nog den chineschen Kweboom (Cydonia chinensis) verkregen, die in mei met zeer schoone, groote, rooskleurige bloemen bloeit, maer geene vruchten geeft.

De japansche Kweboom (Cydonia japonica) bloeit van in september tot in den winter, met allerlieflykste scharlaken bloemen, maer geeft hier ook geene vruchten. Men heeft nog eene nieuwe soort uit het zaed verkregen, die te Parys in den Kruidhof wordt gekweekt en zeer groote vruchten draegt, welke eenen zoeten geur en eenen aengenamen smack hebben.

De Kweboomen zyn van een groot belang in de warme landen, alwaer de vruchten wel hare rypheid verkrygen; zy dienen om allerlei confytsel, goede geestdranken en kwewater te maken, die door den handel verzonden worden. Men ziet in Zuid-Frankryk de oevers der Dourance, en andere stroomende waters die 's winters overspoelen, byna geheel met die boomen beplant. De Kweboomen groeijen ook veel natuerlyk in hoog Duitschland, omtrent den Donauw en elders aen de loopende waters, bosschen en kanten der slooten en grachten. Om hier te lande wel ryp te worden, begeren zy geene beschaduwing van andere boomen die hun de volle zon beletten. Zy schieten met hunne wortels niet diep in den grond, en worden voortgekweekt door het zaed, uitloopers of inleggers, en ook door het stekken van jonge scheuten in de versche aerde, die zeer gemakkelyk wortel vatten; zy worden ook geënt, op paradys-, citroen-, peer- en andere boomen, en willen niet veel gesnoeid noch ingekort

wezen.

De Kweperen worden in de medecynen veel gebruikt en op verscheidene wyzen in de keuken bereid, als gestoofd of met peren gemengd, tot compot, marmelade, taerten, en zoo wel versch als droog, in suiker of in honig geconfyt.

Om die vruchten versch te confyten, neemt men de beste en rypste; men schilt die en snydt ze in kwartieren; men neeint er

de klokhuizen wel uit en laet die eenigen tyd in water weeken; na wel gespoeld te zyn, laet men ze in versch water op een zacht vuer zoo lang koken, tot dat zy beginnen malsch en zacht te worden, waerna men die uit het water neemt, op eene teems laet verzypen en dan door de teems steekt; men doet dan by 1 kilo kwemoes 1 kilogramme suiker, en laet het zachtjes op het vuer koken, tot dat het eene behoorlyke dikte verkregen heeft en het suiker wel spint; men doet het dan in eenen pot om te verkoelen, en dit confyt vervolgens met papier, in den brandewyn geweekt, wel overdekt en gesloten, kan verscheidene jaren bewaren.

Zie hier de wyze hoe men in Frankryk het kwewater maekt: Men neemt van de vruchten naer wille, die men in eenen yzeren mortier klein stampt en het sap, daeruit geperst zynde, langzaem laet koken, met een weinig kaneel en drie of vier kruidnagels by; nadat het sap de helft verkookt en koel geworden is, perst men het op nieuw door eenen fynen doek; daerna doet men er omtrent half zooveel goeden wyn of franschen brandewyn by en suiker naer mate men het begeert zoet te hebben, waerna men het eenige dagen op eene warme plaets laet staen trekken. Indien men dit helder en klaer begeert, kan men het door vloeipapier laten loopen en dan op flesschen trekken. Al deze konfytsels en liqueuren van de Kweappels gemaekt, zyn zeer geacht, zoowel voor gezonde als zieke menschen; zy versterken de maeg en verkwikken de zieken, als zy daervan met mate gebruiken. De Kwe is ook zeer stoppende en samentrekkende van natuer; derhalve wordt dit konfytsel ook tegen den buikloop en roodenloop gebruikt. Men maekt ook wyn van de Kweappels, die onder den naem van Vinum cydonite is bekend, en olie, die by de apothekers Oleum cydoniorum wordt genoemd, en veel met de medecynen wordt bereid om de macg te versterken en de zwangere vrouwen te verkwikken. Eindelyk, men zou over al de heilzame deugden dezer Kweboomen wel een geheel boekdeel kunnen schryven.

KWENDEL, Wilde Tymus, Onzer Lieve Vrouwe Bedstroo, in 't fransch Serpolet, Thym à odeur de citron, in 't latyn Thymus serpyllum, is door Jussieu onder de familie van de lipvor

mige bloemplanten gesteld, en onder de 14a klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Kwendel (Thymus serpyllum van Linnaeus) is eene langlevende kleine kruidplant van Europa, die in België en elders ten alle kanten in de heiden, drooge velden, weiden en op de bergen wast, met stengeltjes van omtrent 10 of 12 centimeters lang, die dikwils aen de aerde met vezeltjes vastliggen en veel kleine, groene blaedjes aen de steeltjes verspreid, die aen den Tymus gelyken; op de topjes der stengels groeijen eerst kleine ronde knopjes, uit welke kleine roodachtige purpere bloempjes spruiten, die byna den geheelen zomer bloeijen. Deze plant brengt zeer veel medesoorten voort, waervan velen met witte bloempjes bloeijen, en meeldraedjes die langer dan de kransjes zyn; sommigen houden eenen aengenamen reuk in en anderen zyn reukloos.

De Kwendel of wilde Tymus (Thymus acynos van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België, Frankryk en elders ook veel op de heiden en drooge velden wast, met veel kleine, regte, getakkelde stengeltjes en scherpe, groene, getande en gekerfde blaedjes; bloeit byna den geheelen zomer, met purpere roode bloempjes, op de toppen der stengeltjes rangwyze geschikt.

De alpische Kwendel (Thymus alpinus) groeit meest in de gebergten van Zwitserland. Deze wilde Tymus wordt veel, terwyl hy bloeit, vergaderd, met de pakjes van de zwitsersche valdranken gemengd en by de apothekers, onder den naem van Serpyllum erectum, verkocht (Zie het artikel van het Wondkruid).

De Kwendel is warm en droog van aerd tot in den derden graed, en wordt derhalve veel inwendig genomen en als verkoeldrank gebruikt; doch, hy doet geweldig zweeten, stelpt de druppelpis en breekt den steen van de blaes; het gedistilleerd water, dat binnen den zomer met dit kruid en bloemen wordt gemaekt, is zeer dienstig, zegt Lobel, om de pyn des hoofds te verzachten en het gezigt te verklaren. De reuk van de Kwendelbloemen en kruid verjaegt alle vergiftige gedierten. Men bemerkt dat die planten nooit door eenig hoegenaemd ongedierte worden aengerand, derhalve is het Kwendelkruid ook zeer dienstig om in de kleerkassen te leggen.

« VorigeDoorgaan »