Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

en het scheurbuik te genezen; dit sap wordt meest door afkooksel uit die planten getrokken, en ook voor vuile zeeren en zweringen van den mond gebruikt; het kruid gestooten en met Gerstemeel gemengd, doet op 10 uren de zwarte en vurige plekken, die somtyds op het vel komen, vergaen, inzonderlyk als dit met azyn bereid en er lauw opgelegd wordt; dit kruid wordt ook veel als de Salade met andere spyzen geëten en bereid.

RANUNKEL, Hanenvoet, in 't fransch Renoncule, in 't latyn Ranunculus, is onder de 6° klasse, 7° sectie dr roosvormige bloemplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Ranunkels, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria polygynia, veelhelmigen, planten die van twintig tot honderd meeldraedjes, op het vruchtbeginsel vastgehecht, en veel stampertjes hebben.

Men vindt heden meer dan 500 soorten van die langlevende planten, die alle met verschillige kleuren van bloemen blocijen en sedert eenige jaren uit het zaed gesproten zyn,

De wilde Ranunkels hebben den latynschen naem van Ranunculus uit Rana, in 't vlaemsch Vorsch, verkregen, omdat zy op de vochtige en moerassige plaetsen groeijen, waer gemeenlyk de

kik vorschen verkeeren.

De turksche Ranunkels zyn heden ook zeer vermenigvuldigd; men kan van die bloembollen, met alle verschillige soorten van kleuren gemengd, by onzen bloemist L. Van Houtte aen 50 franks de honderd verkrygen; zyne gemeene bloembollen verkoopt hy maer aen 5 franks de honderd.

De heeren bloemkweekers Verschaffelt, J. Van Geert, vader en zoon, J.-B. De Saegher, Verleeuwen en veel anderen bezitten ook schoone soorten van die langlevende turksche Ranunkels, die in struiken groeijen, en vroeg in het voorjaer met schoone dubbele en verschillig gekleurde bloemen bloeijen, waeronder de Ranunculus aconitifolius, ficaria flora pleno, — amplexicaulis, hybridus,— glacialis,-germineus, — illyricus, -lacerus,montanus, Parnassifolius, — pedatus, - platanifolius, rutaefolius,

[ocr errors]

alpestris,

pyrenaeus en meer andere, die van

Azië oorspronkelyk zyn en allen om hunne lieflyke bloemen worden gekweekt.

De Ranunkel (Ranunculus Thora van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van de Alpische gebergten, die hier in de bloemtuinen wordt geplant, en groeit met drie gelipte, niervormige, doorzigtige bladen op de stengels; bloeit in mei, met gekleurde bloemkelken en lansvormige, gele bloembladen, die geheel gevaerlyk zyn en eene inbytende scherpe kracht bezitten.

Allioni, een italiaensche leeraer, stelt die onder het getal der hevigste vergiftplanten. De Ranunkel Thora heeft zynen naem uit het grieksch woord Phthora, dat in onze tael vernieling wilt zeggen, verkregen; men vindt deze plant ook veel ten alle kanten in België in het wilde groeijen, en deszelfs vergiftig sap is van over zeer oude tyden bekend; want men vindt in de geschiedenis, dat de oude belgische en fransche volkeren, ten tyde der Romeinen, hunne wapenen en de pylen, die zy den vyand toewierpen, met het sap van den Ranunkel Thora bestreken, om alzoo de wonden vergiftigd en doodelyk te maken. De turksche wapenen van Damas worden ook, om die vergiftigd te maken, met het sap van de Ranunkels van Azië getemperd. De kundige Lobel verhaelt dat in de voorgaende tyden, het sap uit den Ranunkel Thora in de lente werd getrokken en in ossen-hoornen gedaen, om alzoo aen de jagers te dienen om wolven, vossen en andere

ge

wilde dieren mede te vergeven. Dit vergiftig sap is nog veel vaerlyker in de wonden dan inwendig genomen, dewyl alle wapenen, pylen, schichten en zwaerden, die er mede bestreken of getemperd zyn, doodelyke kwetsuren maken : de doctor Dalechamp verzekert dit door proeven; hy schryft dat hy met eene spelde, met Ranunkel-sap bestreken, eene duif heeft gesteken, die daervan seffens in bezwyming gevallen en gestorven is. Volgens het schryven van Plinius, zou de Ranunculus limeum africanum ook al hetzelfde vergift bezitten.

De gulden Knop-Ranunkel (R. acris van Linnaeus), die in België aen de wegen, meerschen en elders groeit, met ronde stelen, in drie gekerfde bladen, en boven op den stengel lynvormige, groote bladen, bolachtig geschikte kelken, en gele

bloempjes draegt, is ook zeer gevaerlyk, inzonderlyk voor de kruidetende dieren, die er bloed van kunnen pissen, als zy die versch eten. Die lynvormige, breede, scherpe blaedjes, of deszelfs sap, op het vel gelegd, trekken hevige en opzwellende ontstekingen, die door waterpuisten zyn gevolgd; men gebruikt hier nog te lande dezelfde blaedjes om de spaensche vliegen op de vesicatoren te vervangen. De doctor Roques raedt de menschen aen, die de spaensche vliegen vreezen omdat zy te veel op het vel prikkelen, trekplaesters van den Ranunculus acris te gebruiken, die ook zeer goed zyn voor het langdurig flerecyn, de heuppyn, het sciatica en de tandpyn, en voor menschen die met de zenuwziekte zyn gekweld, den voorkeur by de geneesmeesters verkregen hebben; maer veel kwakzalvers hebben een beklagelyk misbruik van het sap gemaekt, en door het aen de zieken te bevelen, by hen de koortsen en ylhoofdigheid verwekt; ook als men die plaesters met geene genoegzame voorzigtigheid gebruikt, kan deszelfs sap te diep in het vleesch dringen en kwade gevolgen of den kanker veroorzaken een ervarene doctor, na dat hy die plaesters heeft gelegd, geneest aenstonds de wonde met balsem van Peru.

De oude kruidbeschryver Dioscorides spreekt van eenen Ranunkel die in Sardiniën groeit, welke ingenomen of daer van geëten, stuiptrekkingen en dolgeest verwekt, en by de zieken eene krimping der lippen veroorzaekt, welke aen eenen grimlach gelykt, waervan de uitdrukking sardonische lach voortkomt; Virgilius maekt ook melding van dit kruid, en schryft :

Immo, ergo Sardos videar tibi amarior herbis.

De doctor Dalechamp gelooft dat het de Ranunculus sceleratus is, eene éénjarige kruidplant, die in België ten alle kanten in de grachten en op vochtige plaetsen. wast, met handvormige bladen aen de wortels, die op de stengels vingervormig zyn, en ronde, langachtige, gele bloemen draegt. De doctor Paulet is ook van gedacht dat het die booze Ranunkel moet wezen.

De Gras-Ranunkel (Ranunculus gramineus van Linnaeus), die in België ten alle kanten in het gras groeit, met regte, gladde, ronde stelen en drie of vier gele blinkende bloemen, die aen de

Boterbloempjes wel gelyken, bezit ook een inbytend en vergiftig sap; men bemerkt dat de koeijen, die door de zuerheid van dit sap bloed kunnen pissen, zich altoos van dit kruid verwyderen.

De Ravenvoet-Ranunkel (Ranunculus repens van Linnaeus) groeit veel in de velden, met kruipende stengels en groote lynvormige bladen, en draegt in den zomer gele bloemen; volgens het verhael van sommige schryvers, wordt dit kruid in Rusland gekookt en als moeskruid geëten.

De Water-Ranunkels (Ranunculus aquatilis, R. fluviatilis en de R. hederaceus van Linnaeus) zyn langlevende planten, die in België in de waters, grachten en rivieren groeijen, met gekerfde en uitgesnedene bladen, waeronder ook de R. capillaceus is; zy dragen witte bloemen.

De bolachtige Ranunkel (Ranunculus bulbosus van Linnaeus) groeit alhier veel in de meerschen en weiden, met regte stengels en veel verspreide bladen; bloeit meest in april met hellende bloemkelkjes en gele bloemen.

Al deze Ranunkels houden meer of min een vergiftig sap in, en versch geëten, zyn zy zeer gevaerlyk voor de kruidetende dieren; maer het schynt dat die planten onder het hooi gedroogd, hare vergiftigende krachten verliezen.

De aziatische Ranunkels, die alhier in de bloemhoven worden geplant, zyn eerst door de Kruisvaerders, in de twaelfde eeuw, van het Heilig Land in België overgevoerd en alom verspreid; zy werden ten dien tyde veel in Azië gekweekt: maer nadat ettelyke jaren deze kweek in Turkye verzuimd was geweest, heeft de groot-vizier Cara-Mustapha, onder de regering van Mahomet IV, die weder opgebeurd, en al de schoonste Ranunkels van geheel Azië in den bloemhof van het keizerlyk paleis verzameld; ziende dat de Sultan er behagen in had en zyne aendacht op die schoone bloemen vestigde, schreef hy aen alle de landvoogden van geheel het tursch ryk, om de schoonste Ranunkels naer het hof te zenden. Toen al deze schoone planten in den hof van het paleis vereenigd waren, werd de Keizer er zoo jaloersch van als van zyne vrouwen, en er werd aen de dienaers stiptelyk verboden dezelve uit het paleis te laten gaen; maer dit bevel was nutteloos, aenge

zien deze bloemen reeds door de Kruisvaerders in België waren verspreid. Sedert dien tyd worden ze in onze bloemhoven gekweekt, en onze behendige hoveniers weten die zoowel door het zaed en bloembolscheiding te vermenigvuldigen, dat zy hun tot een nyverheidstak dienen, en heden verzenden zy die zelfs tot in Turkye en andere vreemde landen.

Het is bezonderlyk uit den Ranunkel van Azië of van Mauritanië, wiens bloemen na het uitbloeijen in het onderste gedeelte met zwarte draedjes zyn bedekt en in de warme zomers veel zaedjes inhouden, dat men door het zaeijen eene zoo groote menigte schoone dubbele en ook enkele bloemen verkrygt, die alle verschillige kleuren voortbrengen; maer dit zaed blyft somtyds wel 45 of 50 dagen zonder uitschieten in de aerde. Dit wordt hier in het voorjaer verrigt, en de jonge planten moeten in den eersten winter, een weinig boven de aerde, met stroo zyn bedekt; het volgende jaer schieten zy meest allen bloemen, waervan de liefhebbers de schoonste dubbele behouden om in potten te planten.

De Ranunkels willen op vochtige en belommerde plaetsen zeer wel groeijen, en begeren alle drie jaren verplant te worden zonder de wortels te beschadigen.

RATEL, Hanenkammekens, in 't fransch Crête de Coq, in 't latyn Rhinanthus, door Tournefort Pedicularis Elephas genoemd, en onder zyne 3o klasse, der planten die bloemen met figuergedaenten dragen gesteld; door Jussieu onder de familie van het Luizekruid, en onder de 14e klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen, en zaed dragen dat in een zaedhuisje besloten is.

De gele Ratel (Rhinanthus crista galli van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België veel in de wegen, meerschen, beemden, velden, bouwlanden en in het koren wast, met kleine, dunne, gevezelde wortels en regte, dunne stengels, die omtrent 25 of 30 centimeters hoog wassen, met smalle, gekerfde en rondom getande bladen, en alhier meest van in juny en geheel den zomer bloeit, met geelachtige en somtyds witte bloemen,

« VorigeDoorgaan »