Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

PROSTRANTHERA, in 't fransch Prostranthera, in 't latyn Prostranthera, is door Jussieu onder de familie van de lipvormige bloemplanten gesteld, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Prostranthera lasyanthos van den Hort. Brit., is een langlevend, schoon heester-boomgewas van Nieuw-Galles, dat getakkeld, met lansvormige, getande bladen grocit, en alhier meest van juny tot in july bloeit, met trosvormige aren op de toppen en zeer schoone witachtige bleeke violette bloemen, die een purper kleur verkrygen.

De Prostranthera violacea, van Nieuw-Holland, met zyne schoone bevallige violette bloemen, is alhier enkelyk in 1843 by onze bloemisten overgebragt.

Deze lieflyke gewassen, die nog zeldzaem verspreid zyn, moeten hier in de matige serren worden gekweekt, en kunnen door uitspruitsels en afzetsels, die wel wortel vatten, vermenigvuldigd worden.

PRUIMBOOM, Pruimen, Pruimelaer, in 't fransch Prunier, in 't latyn Prunus, is onder de 21 klasse, 7° sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de boomen die roosvormige bloemen dragen, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria monogynia, twintighelmigen, planten die met twintig en meer meeldraedjes bloeijen, die op den kelk zyn vastgehecht, en maer één stampertje hebben.

De Pruimboom (Prunus domestica van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Azië en den zeeboezem van Persië, van waer hy eerst in Italië en van daer elders in Europa ten alle kanten is verspreid, en waervan men heden wel 100 verschillige soorten vindt, die meest uit het kernzaed zyn gesproten en in ZuidFrankryk, Italië, Spaenje en andere warme landen worden gekweekt; maer waervan er velen zyn, welker vruchten in ons klimaet niet wel hare rypheid kunnen verkrygen. Derhalve zal ik my bepalen met de soorten te noemen, die alhier best hare III.

22

rypheid bekomen, voor de smakelykste zyn geacht en meest allen haren naem door de kweekers hebben verkregen.

De vroege Amelie-Pruim is eene tamelyk groote Pruim, die een blauwachtig wit kleur heeft.

De fransche Abrikoos-Pruim of dubbele witte Boere-Pruim is langer dan rond, en veeltyds met violette vlekken gestipt; haer vleesch is sappig en van eenen aengenamen, geurigen smack.

De prinsesse Abrikoos-Pruim heeft een geelachtig kleur met roode vlekjes naer de zonnezyde; haer vleesch is zacht en sappig, en van eenen geheel geurigen, verhevenen smaek.

De enkele witte Boere-Pruim verschilt zeer weinig van de dubbele, wordt tamelyk groot en heeft eenen aengenamen, verhevenen smaek, inzonderlyk als zy in leiboomen aen de muren wordt gekweekt.

De blauwe Boere-Pruim is blauwachtig violet; haer vleesch is een weinig smiltachtig, maer zuer van smaek.

De gele Brignole is van gedaente lang en rond; haer sap is sappig, maer iets zuerachtig van smaek.

De violette Brignole is kantig en zwartachtig van kleur; zy wordt alhier laet ryp; maer in leiboomen aen de muren geplant, alwaer zy wel rypt, is zy zeer goed om te konfyten, te droogen of op te leggen.

De Cerisette-Pruim is matig groot en helder rood van kleur; haer vleesch is zacht en sappig en heeft eenen geurigen smack; zy wordt hier te lande veel gekweekt.

De roode Damas-Pruim is eene matig groote Pruim, van gedaente rond en kantig, en heeft een violet roodachtig kleur; haer vleesch is vast en sappig, en heeft eenen geurigen, aengenamen, suikerachtigen smaek.

Men vindt witte Damassen, zwarte vroege Damassen, groote brusselsche Damassen en toursche Damassen, die een blauwachtig violette kleur hebben, allen eenen aengenamen smaek inhouden en alhier wel hare rypheid verkrygen, inzonderlyk als zy in leiboomen aen de muren worden gekweekt.

De Diaprée rouge is eene langwerpige Pruim, tamelyk groot en rood violet van kleur; haer vleesch is zacht en sappig, en zeer

ryp zynde, heeft zy eenen zoeten aengenamen smack; zy rypt gemeenlyk in augusty.

De groote gulde Mirabelle-Pruim is lang en rondachtig, met een groen geel kleur; haer vleesch is sappig en van eenen geurigen smaek.

Men kweekt ook alhier de witte Mirabelle, met een geelachtig wit kleur, maer doorgaens rood gestipt; zy wordt zeer geacht om te konfyten.

De witte Eijer-Pruim is zeer groot van gedaente en geelachtig wit van kleur, maer haer sap is doorgaens iets zuer of scherpachtig van smack; zy kan in waeiboomen maer in september hare rypheid verkrygen.

[ocr errors]

De roode Eijer-Pruim is eene schoone groote Pruim, die veel op de gemeene Pruimboomen wordt geënt; haer vleesch is zacht en van eenen geurigen smaek; zy wordt alhier op het einde van augusty wel ryp.

De Reine Claude, eene der beste Pruimen, is rondachtig en wil geelachtig, iets naer het groen hellende van kleur; haer vleesch is vast en sappig en geheel los aen den steen; wel ryp zynde, heeft zy eenen aengenamen, suikerachtigen smack. Deze Pruim is onder de regering der koningin Clotilde in Frankryk uit het kernzaed gewonnen; zy wordt alhier meest op de gemeene Pruimboomen geënt, en ook wel in leiboomen gekweekt, alwaer zy op het einde van augusty gemeenlyk ryp wordt. Men kan uit de kerns van de Reine Claude medesoorten bekomen, zoo als die met violetkleurige vruchten en andere.

De royale Pruim en de chypersche Pruim, met hare schoone, groote, violetachtig heldere vruchten, die eenen zoeten sappigen smack inhouden, worden heden hier ook geplant.

De S. Catharine Pruim is eene tamelyke Pruim; haer kleur is blauwachtig en haer vleesch vast; zy heeft eenen aengenamen sappigen smaek, en wordt alhier dikwils op het einde van september ryp; derhalve wordt zy meest gebruikt om te konfyten en droog op te leggen.

De Pruimboom met dubbele bloemen (Prunus flore pleno) wordt alhier meest om zyne schoone dubbele bloemen, die in april zeer lieflyk de lusthoven versieren, gekweekt.

Men vindt nog op sommige nieuwe lysten de volgende Pruimboomen: Prunus brigantiaca, van de Carolinen; Prunus virgicanadensis en meer andere

nica, reclinata,

cocomillia,

soorten, die alhier heden veel worden gekweekt.

De Pruimboomen begeren eenen goeden, verschen, vruchtbaren, onbemesten, zandachtigen grond; want in kleiachtige aerde worden de vruchten zoowel niet ryp. De beste Pruimen worden alhier te lande voortgezet door middel van zuiging of oculering; want het enten in de spleet of klove wilt op deze boomen zoowel niet vatten; men oculeert die meest op jonge plantsoenen, die uit de steenen gewonnen zyn, welke men gemeenlyk vroeg in het voorjaer plant, nadat zy in den winter met zand te meuken gestaen hebben. Die boomen welke uit steenen gewonnen zyn, brengen ook wel somtyds goede en smakelyke vruchten voort, zonder verent te worden, gelyk meest al de soorten van Pruimen eerst door het planten der steenen voortgekomen zyn; maer de verenting doet altoos die vruchten verbeteren. De Pruimboomen willen niet veel gesnoeid wezen, inzonderlyk de stamboomen, dewyl zy daerdoor veel min vruchten dragen; men snoeit derhalve alleen het slecht ondeugend hout weg, alsmede de takken die verwarring geven en te overvloedig zyn, om de overige wat meer de lucht en de zon te doen genieten. De Pruimen worden zoowel rauw als droog geëten, op verscheidene wyzen in de keuken bereid en als een verzachtend buikzuiverend middel gebruikt. In Italië, Frankryk en elders worden de Pruimen veel in ovens gedroogd, om nadien naer de vreemde landen te verzenden. De gedroogde Pruimen met senebladen en suiker gekookt, een weinig manna daerin gemengd, dan door eenen fynen doek gehaeld en dit sap warm ingenomen of met die Pruimen geëten, is een der zachtste buiklossende middelen, zoo voor kinderen als bejaerde menschen.

PSORALEA, in 't fransch Psoralée, in 't latyn Psoralea, is door Jussieu onder de familie der boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen met tien helmdraden.

De welriekende Psoralea (Psoralea odoratissima) is een langlevend heester-boomgewas van de Kaep, dat getakkeld en zeer lommerryk, met veel kleine blaedjes groeit, en alhier in de matige serren meest in mei bloeit, met zeer lieflyke witachtige gryze bloemen, die eenen zoeten aengenamen geur verspreiden.

De lymachtige Psoralea (Psoralea bituminosa van Linnaeus) is een klein heester-boomgewas van Italië, dat zeer getakkeld, met donkergroene zwartgeplekte bladen en drie kleine gladde blaedjes wast, en meest van july tot in september bloeit, met zeer schoone blauwe bloemen op de toppen der jonge takjes, welke peulvruchten voortbrengen. Het sap van dit schoon lymachtig gewas is door de italiaensche Kruidkenners beschreven, en dient om in de schurftzalve te gebruiken.

De klierachtige Psoralea of thee van Paraguay (Psoralea glandulosa van Linnaeus) is een langlevend heester-boomgewas van Peru, dat met altoosblyvende groene bladen, drie kleine, lansvormige blaedjes en ruwe steeltjes groeit, en alhier in de planthuizen van juny tot in augusty bloeit, met trossen en zeer lieflyke witachtige blauwe bloemen. De jonge blaedjes van dit gewas zyn onder den naem van thee van Paraguay bekend, en bezitten de krachten en byna den geur van de Ruite.

De Psoralea tetragonoloba van Linnaeus, is een langlevend heester-boomgewas van de Indiën, dat met eenen kromgebogen getakkelden stam, en donkergroene, getande bladen groeit, en meest in juny bloeit, met aren en blauwachtige kleine bloempjes. Dit gewas schynt eene medesoort van den Indigoboom te wezen, dewyl die ook eene blauwe verw inhoudt.

De Psoralea met doorns (Psoralea aculeata van Linnaeus) is een langlevend gewas van Ethiopiën, dat met kleine, groene blaedjes, met een puntig doorntje versierd, groeit, en meest in july bloeit, met zeer lieflyke, blauwe, witachtige of roodachtige violette

bloemen.

Men vindt hier nog by onze bloemisten de Psoralea pinnata, P. rotundifolia, P. pubescens. P. spicata, P. Palestina van Linnaeus, P. verrucosa van Willdenow, die van de Kaep voortkomt, en veel andere nieuwe soorten, die alhier in de oranjery

« VorigeDoorgaan »