Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

het ryp zaed, in den heigrond, op lauwe broeibakken gezaeid, en door afzetsels en inleggers met zorg vermenigvuldigd worden, maer vatten toch moeijelyk wortel, en worden hier in de matige serren of goede planthuizen 's winters bevryd.

POELKRUID, Sterplant, in 't fransch Stellaire des Marais, in 't latyn Callitriche, is door Jussieu onder de familie der Waterplanten gesteld, én onder de 1° klasse van Linnaeus, Monandria digynia, planten die met één meeldraedje bloemen en twee stampertjes of wyfkensdeelen hebben.

Het Lente-Poelkruid (Callitriche verna van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van België, die ten alle kanten in de Nederlanden in de poelen, grachten en vochtige meerschen wast, met gebladerde stengels, die alle jaren in het voorjaer uit de wortels spruiten, en omtrent 20 of 30 centimeters hoog groeijen, met langs boven eivormige bladen, en meest in juny bloeit, met tweebladige witte bloemen, zonder bloemkelken, welke vliesachtige gerande zaedhuisjes voortbrengen, die in twee hutjes zyn, verdeeld en vier bloote zaedjes inhouden.

Het Herfst-Poelkruid (Callitriche autumnalis van Linnaeus) is ook eene langlevende kruidplant, die in België aen de kanten der grachten en vochtige plaetsen wast, met stengels en lynvormige bladen, die aen de toppen der stelen tweebladig zyn en met tweeslachtige witte bloemen bloeit.

Het Poelkruid (Callitriche intermedia van Willdenow) groeit ook ten alle kanten in België, in de grachten en aen de poelen, met stengels en van boven eivormige en lynvormige blaedjes, en witachtige, tweebladige bloemen.

Die kruiden, welke alhier ten platte lande genoegzaem bekend zyn, houden eene verkoelende kracht in, en werden van de oude Kruidbeschryvers Alsine aquatica minor genoemd.

POELRUITE, Valsche Rubarbe, Waterruite, Meersch-Rubarbe, in 't fransch Pigamon, Rhubarbe des pauvres, in 't latyn Thalictrum, is onder de 6o klasse, 6° sectie der roosvormige bloemplanten van Tournefort gesteld, door Jussieu onder de familie der

Ranunkelplanten, en onder de 13e klasse van Linnaeus, Polyandria polygynia, veelhelmigen, die van twintig tot honderd meeldraedjes hebben, welke op het vruchtbeginsel zyn vastgehecht.

Men vindt onder de Poelruite verscheidene soorten, die in België en elders in 't wilde groeijen, en om hare deugden ook in de kruidhoven worden geplant, om tot nut der menschen te gebruiken; zy hebben allen vier of vyf bloembladen in de kelken, maer verschillen toch van grootte en gedaente.

De gele Poelruite (Thalictrum flavum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Noord-Europa, die in België veel in de vochtige meerschen en kanten der grachten wast, met eenen stengel en bladstelen, omtrent 30 of 40 centimeters hoog, gekerfde en getande donkergroene bladen, en in july bloeit, boven op de toppen der steeltjes, met trosachtige, gele, vereenigde bloempjes en veel witachtige meeldraedjes, die wolachtig grys zyn.

De Poelruite met Akeleibladen (Thalictrum aquilegifolium van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Zwitserland, die alhier in de bloemtuinen wordt geplant, en groeit met gele wortels en stengels met bladen versierd, wel omtrent 1 meter hoog; bloeit meest van juny tot in augusty, met schoone trosjes op de stelen en geelachtige bloempjes, die meer dan zestig meeldraedjes hebben, welk door hunne schoone, gele, citroenkleurige kopjes een vederbosje maken, dat zich op de groene bladen zeer verheft.

De groote Poelruite (Thalictrum majus van Linnaeus) groeit alhier veel in de belommerde bosschen; de kleine Poelruite (Thalictrum minus),wast meest in de meerschen, met stengels, rondachtige in drie verdeelde blaedjes en geelachtige hangende bloempjes; de Thalictrum sibericum van Linnaeus, groeit veel in Rusland; de Thalictrum lucidum, groeit meest in Spaenje, Frankryk en elders; de Thalictrum medium van Linnaeus, wordt veel in Oostenryk gevonden, en de Thalictrum nigricens van Linnaeus, groeit veel in België, Luxemburg en elders in Duitschland, alwaer de Thalictrum angustifolium ook wordt gevonden. De Thalictrum simplex met de Thalictrum flavum worden veel in Zweden en Denemarken gevonden. Alle deze soorten worden

alhier in den kruidhof der Hoogeschool gekweekt en door worscheiding in de lente vermenigvuldigd.

Het schynt dat in alle gewesten der wereld die valsche Rubarbe groeit, want Linnaeus beschryft de Thalictrum purpurascens van Canada, met roode stengels en bloemen met lange violette meeldraedjes. Al deze Poelruiten worden van de apothekers gezocht, om in de geneesmiddelen te gebruiken. De wortels hebben eene bytachtige verdroogende kracht, en de bladen van de groote Poelruit met moeskruiden gemengd, gekookt en geëten, verweeken den buik en verwekken den kamergang. De bladen gestooten en op de oude zeeren gelegd, doen die zuiver genezen.

Clusius geeft ons te kennen, dat de wortels van de kleine en groote Poelruite, zeer dienstig zyn om in de baden te gebruiken voor de menschen die met de luisziekte zyn besmet, en dat de wortels, het kruid en de bladen, in het warm water geweekt en daermede gewasschen, de luizen aenstonds doen sterven.

Er wordt ook uit het kruid en bloemen een water gedistilleerd, om de oude wonden en zeeren te genezen en te doen opdroogen. De kwakzalvers doen met de wortels en kruid veel kunsten; zy verkoopen dikwils de wortels in stede van Rubarbe en ook voor zwart Nieskruid, en trachten alzoo de eenvoudige volkeren te bedriegen; de oude Kruidbeschryvers zeggen dat de reuk der bloemen zeer goed is om water mede te bereiden en voor de vallende ziekten te gebruiken; maer het schynt dat dit middel niet krachtig genoeg is, dewyl het van de nieuwe Kruidbeschryvers wordt verworpen; de wortels houden een zacht buikzuiverend middel in.

POINCIANA, in 't fransch Poincillade, in 't latyn Poinciana, is onder de 21 klasse, 4 sectie van Tournefort gesteld, der boomen die roosvormige bloemen dragen, door Jussieu onder de familie der boomen met peulvruchten, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De schoonversierende Poinciana (Poinciana pulcherrima van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Indiën, dat alhier

heestergewyze groeit, getakkeld, met bladstelen, gevleugelde bladen en tweevoudige scherpe doorns op de takjes verdeeld; bloeit meest van july tot in september, met spitsvormige aren, zeer schoone oranje roode bloemen en tien lange meeldraedjes, die de bloemkransen versieren; zy brengen peulvruchten voort.

Men vindt alhier by onze bloemisten den Poinciana caesalpina, met zyne schoone roode en hooggele bloemen; de Poinciana Gilliesii, rubra en regia, en andere soorten die van de West-Indiën alhier onlangs zyn overgevoerd.

De P. caesalpina vesicaria van Linnaeus, is by ons gemeen Breziliëhout genoemd, groeit met doornen, kantige bladstelen en groene gevleugelde bladen, en bloeit met schoone roodachtige gele bloemen, op de wyze van het Bresiliëhout, en geeft ook eene schoone roode verw.

Deze houtgewassen moeten alhier in de warme serren gekweekt zyn en kunnen door het zaed in den heigrond vermenigvuldigd worden.

POKHOUT, Sakerdaenhout, in 't fransch Gaiac, Bois-Saint, in 't latyn Guajacum, is door Jussieu onder de familie van de Ruiteplanten gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, boomen die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Het schoon verheven Pokhout (Guajacum afrum van Linnaeus of Schotia speciosa) is een schoon boomgewas, dat natuerlyk in Afrika, China, Italië en andere warme landen groeit, zeer getakkeld, met lommerryke, gevleugelde bladen, op de bladstelen in acht blaedjes verdeeld, en welke eivormig, langwerpig, glad, maer toch een weinig ruw zyn; bloeit alhier in de serren van september tot in december, met allerschoonste regte bloemtrossen, gepypte bloembladen, bloemkelken en kransen die een levendig rood met karmyn gemengd kleur hebben; het midden der bloemen is met gele, verhevene meeldraedjes bekroond, hetgeen aen dezelve een zeer bevallig voorkomen geeft.

Het heilig Pokhout (Guajacum sanctum van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Amerika, dat met verscheidene kop

pels blaedjes groeit, zeer lommerryk versierd; het heeft ook schoone bloemen met vyf ineengestotene bloembladen, en brengt zaedhuizen voort.

Het zeer geacht officineel Pokhout (Guajacum officinale van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de West-Indiën, dat in Jamaïka en elders in de warme landen van Zuid-Amerika groeit, en alhier in de warme serren wordt gekweekt. Het is uit de wortels, hout en hars van dezen boom dat de geneesmiddelen worden getrokken, die de doctors als een aenhitsend middel bevelen, om den omloop van het bloed te verhaesten en van den drek te doen scheiden, en voor de velziekte en uitwassen gebruiken. De wortels van het officineel Pokhout, zegt G. Grimaud, worden heden voor de koude zinkingen en Venusziekte veel in pillen bereid en van de ervarene doctors voorgeschreven. Deze boomen kunnen door afzetsels, inleggers en door het zaed vermenigvuldigd worden.

POMPOEN, in 't fransch Citrouille, Courge, in 't latyn Cucurbita, is door Jussieu onder de familie van de Kauwoerden en Meloenen gesteld, en onder de 21e klasse van Linnaeus, Monoecia monadelphia, éénhuizigen-éénbroederigen.

en

De Pompoen (Cucurbita citrullus van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Zuid-Europa, die met gerankte en langs de aerde gestrekte stengels, op de wyze van de Meloenen wast, met gelipte bladen in verscheidene deelen gekerfd; de mannekensbloem van deze plant bloeit met vyf gele bloembladen in de kelken en kransen met drie draedjes, en de wyf kensbloemen hebben de kelken en kransen met vyf getande bloembladen en vyf stampertjes, en brengen alleen vruchten met kerntjes voort.

De Cucurbita pepo en de Cucurbita melopepo van Linnaeus, zyn alhier bekend door hunne groote vruchten, die een voedzaem slymachtig vleesch inhouden, dat van de landlieden veel in pappen met melk bereid, als voedsel wordt geëten en eene ligte buikweek making verwekt; te veel daervan ingenomen, doet eene groote buiklossing ontstaen en kan kolyken veroorzaken. De Pompoenen, waeronder men veel soorten vindt, worden alhier vroeg in de lente geplant.

« VorigeDoorgaan »