Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De Platychilum celsianum, van Cels, is een langlevend heesterhoutgewas, dat te Parys door den heer Cels, uit zaed van NieuwHolland verkregen, is gewonnen en alzoo den naem van Celsianum heeft verkregen; het groeit met dunne takjes en lansvormige, groene bladen, en bloeit alhier meest in april, met okselachtige kleine bloemtrosjes aen de toppen der takjes, alwaer zy zeer schoone trosvormige aren verbeelden, en tot in mei zeer lieflyke blauwe bloemen dragen.

Deze schoone plant, die heden by de bloemisten zeer is vermaerd, moet hier in de matige serren gekweekt zyn, en kan door het zaed in den heigrond gezaeid en door inleggers vermenigvuldigd worden.

PLATYLOBIUM, Platblad, in 't fransch Platylobier, in 't latyn Platylobium, is onder de familie der boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, bloemen die met tien helmstyltjes of stuifdraedjes bloemen, die tot twee lichamen zyn samengegroeid.

De schoone geschulpte Platylobium (Platylobium formosum) is een langlevend heester-boomgewas van Nieuw-Holland, dat zeer getakkeld, met altoosgroenblyvende, hartvormige bladen groeit, en alhier meest in de planthuizen van in mei bloeit, met zeer bevallige oranje bloemen, waervan de standaerds zeer lieflyk rood karmyn gestraeld en schoon gespikkeld zyn.

De gevleugelde Platylobium (Platylobium scolopendrium) van Nieuw-Holland, is een langlevend, klein boomgewas, dat met effene, gebogene takjes en kleine, eivormige, verspreide blaedjes wast, en hier in mei bloeit, met schoone standaerds en zeer lieflyke groote gele bloemen, die roodachtig gespikkeld zyn.

De Platylobium met lansvormige bladen (Platylobium lanceolatum) van Nieuw-Holland, bloeit alhier meest in juny, met zeer lieflyke gele bloemen.

Onze kundige bloemisten hebben nog, sedert drie jaren, de volgende soorten van Nieuw-Holland verkregen : Platylobium murrayanum, - parviflorum, - triangulare, splendens en

meer andere, die nog zeldzaem zyn verspreid.

Deze lieflyke houtgewassen, die door hunne bloemen zeer behagen, kunnen alhier door het zaed vermenigvuldigd en in den heigrond op lauwe bakken, onder het glas gezaeid worden, om het eerste jaer in de matige serren te verblyven en die de volgende jaren, op eene goede standplaets, 's winters in de oranjehuizen te bevryden, alwaer zy schoon bloemen.

PLOMPEN, Water-Roos, Water-Lelie, in 't fransch Plateau, Nénuphar, in 't latyn Nymphaea, is onder de 6o klasse, 4o sectie van Tournefort gesteld, der roosvormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie der Vosbeet en Zwemkruid, en onder de 13 klasse van Linnaeus, Polyandria monogynia, veelhelmigen, planten die met twintig tot honderd meeldraedjes bloemen, die op het vruchtbeginsel zyn vastgehecht, en maer één stampertje hebben.

De witte Plompen (Nymphaea alba van Linnaeus) is een langlevend Zwemkruid van Europa, dat met wortels in het water wast, en groeit met stelen en groote, ronde, hartvormige bladen, waervan sommige op het water zwemmen, die groen en effen glad zyn. De bloemstelen komen ook uit de wortels voort, en dragen alhier meest in juny zeer lieflyke witte bloemen, met veel langwerpige, spitse, verzamelde bloembladen, en in 't midden met zeer veel gele meeldraedjes versierd; zy brengen zaedjes in ronde bollekens gevuld voort, die in het diepste der waters vallen en weder uitspruiten, maer zy worden veel van de visschen en andere watergedierten geëten, die zich daermede voeden.

De gele Plompen (Nymphaea lutea van Linnaeus) groeijen ook ten alle kanten in de staende en stroomende waters van België en elders, hebben byna bladen als de witte, maer doch wat langwerpiger van macksel, groeijen met kantachtige stelen en bloeijen in juny, met gele bloemen die door vyf bloembladen zyn versierd, veel meeldraedjes hebben en zaedhuisjes voortbrengen met blinkende zaedjes, die de grootte van de Tarwe hebben. De wortels van deze plant zyn dik, geknobbeld en met veel dikke vezeltjes behangen.

De blauwe Plompen (Nymphaea coerulea van Curtis) groeijen

meest in de Indiën, maer worden alhier om hare schoone bloemen by sommige liefhebbers in het water in de warme serren gekweekt.

De wortels en het zaed van de Plompen hebben eene verdroogende kracht, en houden zeer veel styfselmeel of ameldonk in, die het ingewand verzacht; derhalve, zegt Dodonaeus, zal men die mogen gebruiken om de onmatige vloeden en buikloopen te stelpen, en zyn ook zeer nuttig om het rood melizoen te genezen. Die wortels of het zaed versch gestooten of in poeijers gebruikt, zyn ook zeer dienstig om de loopende schurftheid des hoofds en kaelheid des haers te genezen; met teer gemengd, zyn zy zeer nuttig om het kwaedzeer, het uitvallen des haers en dergelyke schurftheid te verhelpen. De wortels van de gele Plompen worden met wyn ingenomen door degenen die gedurigen lust tot stoelgang hebben en niet kunnen lossen; dezelfde wortels gestooten, zyn zeer dienstig om op de loopende gaten en wonden te leggen; zy nemen al de plekken en sproeten weg, en bezitten een zacht pynstelpend middel. Uit de bloemen van de witte Plompen, die eenen welriekenden geur inhouden, wordt sedert eenige jaren een water gedistilleerd, dat in de medecynen, zegt G. Grimaud, tegen de stuipziekten der kinderen wordt gebruikt.

PLUIMBOOM, Melkreukbloem, in 't fransch Frangipanier, in 't latyn Plumeria, is door Jussieu onder de familie van de Hondendood planten gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraejes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Pluimboom (Plumeria pudica van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Zuid-Amerika, dat in het land zyner afkomst tamelyk groot wast, met eivormige, puntige, groene bladen, en alhier in de warme serren wordt gekweekt, alwaer het heestergewys en getakkeld groeit, en meest in juny bloeit, met zeer schoone kromverdraeide gele bloemen, met de meeldraedjes in de bloemkransen gesloten, die aen een vliesje eigen zyn en eenen zeer welriekenden geur verspreiden.

Men vindt alhier by onze kweekers den Plumeria rubra van

Linnaeus, die met roode bloemen bloeit en van Surinam oorspronkelyk is; den Plumeria alba, met witte bloemen, van Jamaïka, en den Plumeria obtusa van Linnaeus, van Zuid-Amerika, uit welks bloemen een welriekend water wordt getrokken, dat door de reukwerkers veel wordt gebruikt om met hunne waters en pommaden te mengen. Deze planten kunnen door afzetsels op warme broeibakken, in den heigrond vermenigvuldigd worden, maer vatten toch moeijelyk wortel.

PODALYRIA, in 't fransch Podalyre, in 't latyn Podalyria, is door Jussieu onder de familie der planten die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Podalyria australis van Willdenow, is eene langlevende kruidplant van de Carolinsche eilanden, die alhier in struiken groeit, met stengels van omtrent 40 centimeters hoog, gepypte stelen en bladen met drie blaedjes versierd, en meest van juny tot in july bloeit, met trosjes en veel bloemen, die een schoon blauw en witachtig groen kleur hebben, en eenen bodem, die als eene goot geschikt is.

De Podalyria alba van Willdenow, is ook eene langlevende kruidplant van de Carolinen, maer die witachtige bloemen draegt.

De Podalyria met twee bloemen (Podalyria biflora) is een heester-boomgewas van de Kaep, dat zeer getakkeld, omtrent 1 meter hoog wast, bladeren met witharigen dons bedekt heeft, en hier in de planthuizen van in november tol january bloeit, met schoone, witte bloemen, die dikwils donker gestreept zyn; zy moet 's winters in de planthuizen bevryd worden.

De zydeachtige Podalyria (Podalyria sericea), wiens takken met zachten dons bedekt zyn, is ook van de Kaep, en bloeit alhier meest van july tot in augusty, met zeer lieflyke rooskleurige bloemen.

De Podalyria styracifolia, Podalyria cuneifolia, met wigvormige bladen, Podalyria hirsuta, Podalyria calyptrata en de Podalyria myrtillifolia van Willdenow, allen langlevende hcester

houtgewassen van de Kaep, en de Podalyria sophorafolia, met Ginstebladen, worden hier al op de wyze van de Platylobium in de matige serren in den heigrond gekweekt en vermenigvuldigd. De krachten van deze bevallige gewassen zyn my niet bekend.

PODOCARPUS, in 't fransch Podocarpe, in 't latyn Podocarpus, is onder de familie der boomen die kegelvormige vruchten dragen gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia monadelphia, tweehuizigen-éénbroederigen.

De Podocarpus japonicus van den Hortus Bogoricus, is een langlevend boomgewas van Japan; het groeit met altoosblyvende, groene bladen, die van gedaente aen het Spaensch Hout gelyken. Deze plant is door den heer Von Siebold, van Japan in de Nederlanden in 1842 overgebragt, en werd voor de eerste mael in 1844, in de tentoonstelling van den Casino, met genoegen aenschouwd. In de verzameling der planten van Java, die alhier in den Casino door Von Siebold waren gezonden, hebben wy ook den Podocarpus amara van Blume bemerkt, die door zyne schoone groenblyvende bladen zeer versierende is. Onze kundige bloemkweeker J. Van Geert vader, had ook in die tentoonstelling den Podocarpus pardii, van den Hortus Kew. gezonden, die enkelyk in 1844 alhier van de Indiën is overgevoerd. Alex. Verschaffelt heeft ook den Podocarpus coriaceus, Podocarpus excelsus en den Podocarpus longifolius, van de Indiën verkregen, en J. B. De Saegher heeft onlangs van de Indiën de volgende soorten van die schoone boomgewassen ontvangen; Podocarpus foliis variegatis, longifolius, van China, Podocarpus mucronatus, - pardii, macrophyllus, nucifer, van Japan, en den Podocarpus pungens spicta, allen zeer schoone langlevende versierende boomgewassen.

[ocr errors]

Horsfieldii,

[ocr errors]
[ocr errors]

De Podocarpus latifolius en meer andere soorten worden alhier by L. Van Houtte en by veel andere bloemisten gevonden, en de Podocarpus elongatus, van l'Hérit., is sedert twintig jaren alhier van Java naer onzen kruidhof der Hoogeschool overgezonden. Al deze schoone gewassen, die den geur van het Spaensch Hout inhouden en kegelvormige vruchten dragen, kunnen door

III.

21

« VorigeDoorgaan »