Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

tige bloempjes. Deze tamme Pimpernel wordt in Frankryk, Duitschland, Italië veel als toekruid in de keukens gebruikt en als de Zurkel bereid. Het sap van de Pimpernel doet de wonden heelen en zuiver genezen; de Pimpernel met azyn en mostaerd gemengd en ingenomen, doet geweldig zweeten, verdryft den kwaden zucht en langdurigen hoest, herstelt de borst en stelpt het bloed; derhalve heeft zy den naem van Sanguisorba, uit het latyn verkregen, en wordt zoowel uitwendig opgelegd als door af kooksel ingenomen; de bladen worden gedroogd en als poeijers gebruikt, en en het sap wordt in de kankerzalve gemengd; dit kruid wordt met wyn bereid, en gedronken om de verstoptheid der lever en milt te openen. Men vindt door Dodonaeus beschreven, dat de Pimpernel ook zeer goed is om tegen de peste en besmettelyke heete koortsen te gebruiken. Dit kruid aen de koeijen gegeven, stelpt het bloed pissen en doet haer goede melk en boter geven; de bieën halen zeer veel honig uit de bloempjes; maer de wortels, door hunnen zoeten melkachtigen smaek, worden van de ongedierten aengerand, zoo als molenaers, molkrekels en andere insecten, die somtyds die wortels geheel af knauwen. Deze planten kunnen hier door het zaed en wortelscheiding in het Voorjaer vermenigvuldigd worden.

PIMPERNOOTBOOM, in 't fransch Staphilier, Nez-Coupé, in 't latyn Staphylea, door Tournefort Staphylodendron genoemd, is door Jussieu onder de familie der Wegdoorns gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria trigynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en drie stampertjes hebben.

De gevleugelde Pimpernootboom (Staphylea pinnata van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Zuid-Europa, dat in Italië, Duitschland en elders in de bosschen en velden groeit, en veel in België, voor de verandering der gewassen, in de lusthoven en engelsche tuinen wordt geplant; het groeit tamelyk hoog, getakkeld, met gevleugelde bladen; de jonge scheutjes en bladen houden eene schoone roode verw in, die door de kunstscheiders daeruit wordt gehaeld, en door de verwers, om de stoffen rood te verwen, veel wordt gebruikt.

De driebladige Pimpernootboom (Staphylea trifolia van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Virginië, dat hier in de lusthoven en elders wordt geplant en zeer lommerryk groeit, met donkergroene bladen, en hier meest t'einde mei, met witte bloemtrosjes bloeit, met vyf bloemblaedjes in de kelken, die in september opgeblazene bolsters, met twee ronde noten gevuld, voortbrengen, welke in het land hunner afkomst worden geëten; maer de noten van die boomen die in Europa wassen, zyn waterachtig van aerd en vol van eene overvloedige ruwe vochtigheid; daerom verwekken ry de maeg ligtelyk tot braken en beroeren het lichaem; derhalve zyn zy hier niet eetbaer en worden ook in geene medecynen gebruikt; maer van die vruchten worden er in sommige landen paternosters gemaekt, en omdat de schors van de boomen op de wyze van eene slang geplekt is, zeggen sommigen dat zy de slangenbeten of steken genezen. Deze boomen kunnen door het kernzaed vroeg in de lente geplant, maer meest door uitloopers vermenigvuldigd worden. Het hout, dat zeer hard en effen is, wordt van de draeijers en meubelmakers geacht om veel versierende werken mede te maken.

PINCKNEYA, in 't fransch Pinckneya, in 't latyn Pinckneya, is door Jussieu onder de familie van de planten die roode verw geven gesteld, en onder de 5° klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf stofdraedjes bloeijen en maer één stampertje hebben.

De met dons behaerde Pinckneya (Pincneya pubescens) is een langlevend nieuw heestergewas van Noord-Amerika, dat struikgewys, zeer getakkeld, meer dan 1 meter hoog groeit, met scherpe eivormige, witharige bladen, die als met katoen bedekt zyn; bloeit hier byna geheel den zomer, met trosvormige, okselachtige bloemen op de toppen, die tamelyk groot en zeer lieflyk wit en purperachtig gestreept zyn.

Deze schoone plant is enkelyk sedert eenige jaren alhier bekend, kan door het zaed, afzetsels en inleggers vermenigvuldigd worden, en is bekwaem om in een klimaet, een weinig zachter dan onze streken, in den vollen grond geplant te worden; maer moet

hier 's winters in de planthuizen bevryd zyn. De stam en takjes van deze plant bezitten zeer veel sap, waeruit de kunstscheiders eene roode verw halen, die gevaerlyk schynt om inwendig te gebruiken.

PIOEN, Boom-Pioen, Struik-Pioen, in 't fransch Pivoine, in 't latyn Paeonia, is onder de 6 klasse, 3° sectie van Tournefort gesteld, door Jussieu onder de familie der Ranunkelplanten, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria digynia, veelbelmigen, die van twintig tot honderd meeldraedjes, op het vruchtbeginsel vastgehecht, en twee stampertjes hebben.

Men vond enkelyk over vyftig jaren maer drie soorten van deze planten, terwyl men heden, op de bloemlysten onzer behendige kweekers te Gent alleen 114 soorten vindt, waeronder velen die van de Indiën en China alhier zyn overgebragt, en anderen die uit het zaed zyn gesproten en nog zeldzaem zyn verspreid. Ik zal eerst de Pioenplant die eenig nut inhoudt, melden, en van de anderen, die men hier by onze bloemisten vindt, enkelyk de namen opgeven.

De officinele Pioen (Paeonia officinalis van Linnaeus) is eene kruidplant van Zwitserland, die met dikke, gebobbelde wortels, in struiken, omtrent 50 centimeters hoog wast, met langwerpige, uitgesnedene bladen, en hier meest in july bloeit, met schoone, dubbele roode bloemen.

De Mannekens-Pioen (Paeonia mascula) en de WyfkensPioen (Paeonia corallina van Retzius), zyn twee kruidplanten van de Alpische gebergten, die hier met enkele, bleeke, purperachtige bloemen in mei bloeijen en schoone geelachtige roode zaedhuizen voortbrengen.

De Paeonia albicans en Paeonia feminea zyn schoone dubbele Boeren-Pioenen, die uit het zaed zyn gesproten en hier veel in de bloemhoven worden gekweekt.

De Struik-Pioenen, Paeonia labata, met gelipte bladen; Paeonia lacinata, met uitgesnedene bladen en zeer schoone rooskleurige bloemen; de Paeonia anomalis, van Willdenow, en de Paeonia feminea zyn van Siberiën en bloeijen met rooskleurige bloe

men; de Paeonia tenuifolia van Linnaeus, de Paeonia daurica van Willdenow, met donkergroene bladen en purpere violettebloemen; de Paeonia villosa, met roode bloemen, en de Paeonia hybrida van Willdenow, komen van Siberiën; de witte Pioen (Paeonia albiflora, met acht breede bloembladen en lieflyke witte bloemen; de gefronselde Pioen (Paeonia fimbriata) met dubbele purper gefronselde bloembladen, en de Paeonia bysantina, met dubbele roode bloemen, zyn van Konstantinopelen.

De chinesche Kruid-Pioenen, Paeonia edulis, met welriekende, dubbele bloemen, Paeonia alba chinensis, met schoone, welriekende, zilverachtige, witte, dubbele bloemen; de schoonroode Paeonia ranunculus van China, Paeonia alba grandiflora, — lupatens, - amabilis grandiflora, —

tescens, superba,

[blocks in formation]
[blocks in formation]

formosa, globosa,
nivalis,

prolifera tricolor,

[ocr errors]

odorata,

speciosa,

hericar

papave

pulcherrima, - Queen's per

fection, -Reine Hortense, - rosea delicatissima, pallida magna, roseo cincta, tricolor, van Gentbrugge, Paeonia

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

violacea grandiflora, en meer andere soorten, zyn allen Struik-Pioenen, die hier by onze bloemisten te vin

[merged small][ocr errors]

De Boom-Pioenen zyn de Paeonia arborea Moutan, van China, Paeonia Delachii, arborea papaveracea, arborea flora pleno, arborea flora pleno roseo, flora pleno rubro, odorata, phoenicea, Victoria nivea flora

[merged small][merged small][merged small][ocr errors]

plena en de wydvermaerde Pioenboom Arborea carmin pur, van L. Van Houtte, te Gentbrugge, Greffe reprise, die nog op zyne bloemlyst aen 500 franks staet geteekend, en welke zeldzame plant nog de de eenigste van hare soort is die zich tot heden in Europa bevindt.

De Paeonia triumphans Gandavensis, Paeonia arborea Napoléon, en veel andere soorten, zyn by Alexander Verschaffelt te vinden. De Paeonia arborea elegantissima, de Paeonia arborea Vandermaelii, de Paeonia arborea Demalines, met veel andere nieuwe soorten, kan men ook by Van Geert, vader en zoon, be

[ocr errors]

komen; J.-B. De Saegher, en veel andere onzer bloemisten, bezitten ook schoone nieuwe soorten, die allen meest door het zaed, uitloopers en afzetsels in den heigrond worden geplant en met een weinig te dekken onze koude winters kunnen wederstaen; maer zy worden hier veel in potten in de oranjchuizen gekweekt, om er vroeger bloemen van te hebben.

De wortels van de chinesche Pioenen bezitten eenen zoeten smaek, maer laten in den mond een zeer bitter overblyfsel; nogtans vindt men by sommige apothekers nog poeijers, die met de wortels der officinele Pioenen gemaekt en als pisafdryvend middel worden aenbevolen. Het schynt dat de wortels van de chinesche Paeoenia edulis veel als toekruid worden bereid, en dat de Chinezen die voor eene voedzame spyze houden en veel eten. Galenus heeft ook die wortels beroemd om de kinderen van de stuiptrekkingen te genezen; maer de doctor Roques gelooft aen al die middelen niet, en zegt dat de Pioenen geene medecinale eigenschappen bezitten. Niettegenstaende de doctor Peyrilhe die onder de voornaemste geneesmiddelen stelt, en dat Hippocrates de moederkwalen en de verstoptheid der ingewanden daermede genas, zegt de gemelde Roques, dat al zyne proeven met die wortels gedaen, vruchteloos zyn geweest.

De geschiedenis van den Pioenboom (Paeoenia arborea Moutan) is zeer wonderbaer, en de missionarissen, ten tyde hunner zendingen naer Pekin, hebben er ons een getrouw verhael van gegeven: Volgens de chinesche Kronyken, is die Pioen van over meer dan 4000 jaren in de gebergten van Honan, in China, door eenen reiziger ontdekt, die eerst die schoone plant naer zynen kruidhof heeft doen dragen en aldaer voortgekweekt, welke door hare schoone, glansryke en zoetriekende bloemen in China vermaerd en in alle gewesten der wereld verspreid is geworden. Eindelyk omtrent de VIIe eeuw, en na de omwenteling die in China heeft plaets gehad, heeft het staetsbestuer van den nieuwen keizer Tang die Pioenboom weer opgehelderd; zelfs de Keizer nam het penseel in de hand, om die schoone bloem naer natuer te schilderen, ten einde die op de tapyten te doen bewerken en daermede de paleizen te behangen en de pronkzalen te

1

« VorigeDoorgaan »