Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

houden en als toekruid in de keuken in velerhande spyzen worden gebruikt. De gedaente van de Peterselie is te wel van eenieder bekend, om die te beschryven, en de nuttige deugden van geheel dit kruid zyn van over zeer oude tyden in Europa vermaerd. De Peterselie is warm en droog van aerd tot in den derden graed; het zaed en de wortels met witten zoeten wyn bereid en gedronken, is zeer dienstig tegen de koudpis, om het ingewand te verwarmen en tegen de huiverachtige en schuddende koortsen te gebruiken. De wortels gestooten en plaestergewys op de harde gezwellen gelegd, doen die verteren; het sap met roet of vet gesmolten en opgelegd, doet de wraten en puisten in korten tyd verdwynen, en het zaed met honig ingenomen, zegt Gabriël Grimaud, verwekt de maendstonden der vrouwen, verdryft en verzacht de pyn en krimpingen des buiks en doet de pis afdryven; de wortels van de groote HofEppe bezitten ook dezelfde kracht. De Peterselie wordt hier meest in den herfst en in de lente in de hoven gezaeid; deze plant is een vergift voor de papegaeijen, maer de hazen en konynen zyn er op verlekkerd. De Peterselie is zeer dienstig voor de ziekten der schapen.

PETUNIA, Betunia, in 't fransch Petunie, in 't latyn Petunia, is onder de familie van de Solanées gesteld; planten die tot het geslacht der Nachtschade behooren, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Men heeft heden alhier door het zaed wel 60 soorten van verschillige kleuren dezer bloemen verkregen, die langlevende planten zyn, als men die 's winters in potten in de oranjery bevryd, en die ook zeer gemakkelyk wortel vatten, als men ze door afzetsels of inleggers voortzet; zy willen in ligten grond zeer wel aerden; bloeijen in de planthuizen in vollen grond, byna geheel den zomer, en beginnen dikwils van in maerte, in de matige serren te bloemen. Men heeft enkelyk sedert drie jaren de volgende soorten door het zaed gewonnen, die allen zeer schoone kleuren voortbrengen.

De Petunia atrosanguinea, met levendige roode heldere bloe

[ocr errors]

men, Petunia atropurpurea, met donkerroode en purper violette bloemen, Petunia alha nigrix, met witte bloemen, die in de bloemkransjes zwart gespikkeld zyn; Petunia grandiflora, - Beauty, -belle Pompadour, bicolor, - Défiance, Enchanteresse, elegans superba,- exquisita,- Sapho,-largelilae, lady Peel,-lady Sale, Madonna,— Medora,― Maria Madalena, mirabilis, magna rosea, marginata, pallida superba, -purpurea striata, - princesse royale, -rosea elegans, -sir Sale, -stiped major, - alba superba, - splendens, Susanna,

[ocr errors]
[ocr errors]

Psyche, -sir Peel,

striata,

triumphans, Van Geertii, sylvestris, Warschootsiana, en meer andere soorten, die door hare lieflyke bloemen zeer beha-` gen. Men kan het ryp zaed van deze bloemen vroeg in het voorjaer in hullekens in de vrye lucht, op goede plaetsen zaeijen, om nadien met dolkens te verplanten; de zacijelingen groeijen binnen den zomer wel 60 centimeters hoog, en bloeijen nog van july tot in october, wanneer men die in potten zet, om 's winters in de planthuizen of matige serren te bevryden. Sommige bloemisten zaeijen die ook in den winter op teilen in de oranjery, om voorts in potten te verplanten en vroeg bloemen te hebben.

PHLOMIS, in 't fransch Phlomis, in 't latyn Phlomis, door Tournefort Leonurus genoemd; door Jussieu onder de familie der lipvormige bloemplanten gesteld, en onder de 14e klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Phlomis met gebobbelde wortels (Phlomis tuberosa van Linnaeus) is eene langlevende groote kruidplant van Siberiën, die in struiken, met stengels, tamelyk hoog groeit, met groote, lange, hartvormige bladen, en hier van juny tot in september bloeit, met violette bloemen, ringvormig geschikt. Deze plant wordt in de bloemhoven gekweekt en alle drie of vier jaren door wortelscheiding verplant; zy kan ook door het zaed worden vermenigvuldigd en begeert in drooge zomers veel water.

De heesterachtige Phlomis (Phlomis fruticosa van Linnaeus) is

een langlevend heester-houtgewas van Zuid-Europa, dat in Siciliën en elders in Italië op de bergen en in de bosschen groeit, en hier in de planthuizen wordt gekweekt; het wast heestergewys, met kruidachtige stengels en doorzigtige, ronde, lansvormige, puntige en wit bewolde bladen, omtrent 70 centimeters hoog; bloeit meest van juny tot in september, met ringvormig geschikte, schoone gele bloemen, die zeer versierend zyn.

De Phlomis met smalle bladen (Phlomis angustifolia) heeft zeer lieflyke gele bloemen; de Phlomis met yzermaelachtige bladen (Phlomis ferruginea) draegt schoone gele bloemen.

De Phlomis leonurus van Linnaeus, is een heesterachtig gewas van de Kaep, dat met lansvormige, getande en gekerfde bladen groeit, en hier van july tot in october bloeit, met lange bloemtrosjes en gele bloemen en bloemkelken, die ringwyze zyn geschikt.

De Phlomis lychnitis van Linnaeus, komt van Oost-Europa, en groeit met eivormige, puntige bladen, maer 30 of 35 centimeters hoog, en bloeit met gele bloemen en zeer schoone gewolde meeldraedjes. Deze planten, waervan ik de kracht niet ken, worden hier 's winters in de oranjery bevryd, en door afzetsels en wortelscheiding vermenigvuldigd.

PHYLICA, in 't fransch Phylique, in 't latyn Phylica, is onder de familie van de Wegdoorns gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Heide-Phylica (Phylica ericoides van Linnaeus) is een langlevend, klein heester-houtgewas van Ethiopiën, dat in struiken zeer getakkeld groeit, met veel kleine, lynvormige blaedjes, en hier van in maerte tot in september bloeit, met kleine, zuivere, witte bloempjes op de toppen, die eenen zeer aengenamen geur verspreiden en den reuk van den Amandeldeeg hebben.

De pluimachtige Phylica (Phylica plumosa van Linnaeus) is een langlevend heestergewas van de Kaep, dat met smalle, puntige bladen, langs boven gewold groeit, en meest in juny bloeit, met groote bloemen op de toppen, die een lieflyk wit kleur hebben en welriekende zyn.

De Phylica met rosmarynbladen (Phylica rosmarinifolia), van de Kaep, bloeit hier in de matige serren van in maert, met aren en schoone witte bloemen, die welriekende zyn.

--

De Phylica myrtifolia, met myrtebladen en zeer lieflyke bloemen; de Phylica horisontalis, van den Hortus Cant.; de Phylica cordata, thymifolia, lucida, met gele bloemen; de Phylica orientalis, - buxifolia, van Linnaeus; de Phylica spicata, van Linnaeus, die met aren bloeit; de Phylica racemosa, die met trossen blocit; de Phylica ledifolia en de Phylica parviflora, van Linnaeus, zyn allen van Afrika, en worden hier om hunne aengename bloemen in den heigrond gekweekt, 's winters in potten in de planthuizen bevryd, en op de wyze van al de andere planten van de Kaep door het zaed en afzetsels vermenigvuldigd.

PILLENKRUID, in 't fransch Pilulaire, in 't latyn Pilularia, is door Jussieu onder de familie van het Varenkruid gesteld, en onder de 24 klasse van Linnaeus, Cryptogamia hydropterides, slach van planten die verborgene bloemen en vruchten dragen, cirkelvormig en ondoordringbaer zyn.

Het Pillenkruid (Pilularia globulifera van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België in de heiden, die 's winters overwaterd zyn, wast, met bolronde wortels, stengels en bladen, die aen het Varenkruid wel gelyken; het mannekensbloeisel wast aen de kanten der bladen en de wyfkensvruchten groeijen aen de wortels; de stengels spruiten in de lente alle jaren uit de aerde, en de wortels worden in augusty vergaderd en gedroogd, om nadien in poeijers te malen en pillen mede te bereiden; zy worden van de peerdenmeesters veel gebruikt.

PIMELEA, in 't fransch Pimeléė, in 't latyn Pimelea, is onder de familie van den Miserieboom gesteld, en onder de 2e klasse van Linnaeus, Diandria monogynia, planten die met twee meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Pimelea linifolia van Smith, is een langlevend, klein heester-houtgewas van Nieuw-Holland, dat met lynvormige bladen aen de takjes verspreid, omtrent 20 of 25 centimeters hoog wast, 20

III.

en hier van mei tot in augusty bloeit, met bloemtrosjes op de toppen, kleine bloemkelkjes en witachtige bloempjes, die zich als een kruis openen, en waervan de meeldraedjes een schoon roozenkleur hebben en zeer lieflyk versieren.

Men vindt by onze bloemisten de volgende soorten van die planten, die allen zeer lieflyke bloemen dragen; de Pimelea arenania, Pimelea decussata, met schoone rooskleurige bloemen; de Pimelea diosmaefolia, glauca, Hendersonii, - hispida, longifolia, rubra, — nana,

[ocr errors]

intermedia, ligustrina,

nivea,

[ocr errors]

rosea, spectabilis, en meer andere die hier allen

om hare schoone bloemen in den heigrond, in potten, in de oranjery worden gekweekt, en door afzetsels en inleggers op lauwe broeibakken en onder het glas worden vermenigvuldigd. De krachten van deze nieuwe planten zyn my niet bekend.

PIMPERNEL, in 't fransch Pimprenelle, in 't latyn Poterium, door Tournefort Pimpinella genoemd, en onder zyne 2 klasse, 8o sectie gesteld, der trechtervormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie der roosvormige bloemdragende planten, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoècia polyandria, éénhuizigenveelmannigen.

De Pimpernel (Poterium sanguisorba van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België in de bosschen en op de bergen, op steenachtige gronden wordt gevonden, en ook veel in de bloem- en kruidhoven wordt geplant; zy groeit met hoekige stengels en lange bladstelen, met veel gekerfde bladen, en bloeit op de toppen der stengels, meest van juny tot in augusty, met trosjes en purperachtige bloempjes, die kantige zaedjes als kleine druifkens vereenigd voortbrengen: de Pimpernelwortels en het kruid hebben den geur van de Komkommers.

De Pimpernel van Montpellier (Poterium hybridum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Zuid-Frankryk, die hier in de bloemhoven wordt gekweekt, en groeit met veel wortels, ronde stengels, bladstelen met getande, lange bladen en bloemstelen op de stengels, met trosjes versierd, die bolgewys zyn geschikt, en van juny tot in augusty bloeijen, met purperach

« VorigeDoorgaan »