Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

wortel. Dit is de voordeeligste handelwys om op korten tyd de kweek plaetsen te versieren, en men scheidt ze na een of twee jaren van den moederboom om ze in de kweekery te verplanten.

De Olmboomen worden in België veel rondom de landen, velden en wegen geplant, en schieten hunne wortels dik en diep in de aerde, zonder veel zywortels te maken. Het hout van de Olmboomen is roosachtig van kleur, zeer hard, taei en fyn van draed, en derhalve wordt het hier zeer geacht en van de wagenmakers, molenwerkers en voor affuiten van kanonnen gebruikt; insgelyks tot kabinetten, tafels, stoelen en veel andere huislyke dingen bewerkt. In sommige landen, waer de weiden voor het vee schaers zyn, worden de Olmbladen als hooi gedroogd, om 's winters de koeijen, schapen en geiten mede te voeden, die er veel melk van geven; de koeijen die hier in den herfst de bladen eten, die van de boomen vallen, geven zeer smakelyke boter. De Olmboomen zyn alleen schadelyk aen de bien. Het zaed wordt van de hoenders en ander pluimgedierte gretig gezocht en gaerne geëten; zy worden er zeer vet van. De bladen der Olmboomen klein gestooten, heelen en genezen de versche wonden, en met azyn gestooten, genezen zy de schurftheid. Deze boomen zyn ook nuttig in de geneeskunde; want de middenste schors met boomolie gekookt, geeft eene zeer goede wondolie, om allerlei versche wonden te genezen. Hiertoe dient ook, en zelfs nog beter, het vet of balsemachtig vocht, dat men in de blaesjes vindt, die men dikwils op den rug der bladen van deze boomen ziet; als men de moeite wilt nemen van dit vocht te vergaderen, kan dit balsemachtig sap drie jaren zonder bederven bewaren; het wordt zeer geprezen om de breuken der kinderen mede te genezen; maer die blaeskens moeten in juny vergaderd zyn, eer de kleine wormpjes die doorsteken. De Olmen werden ook in de oude tyden Ipenboomen ⚫ genoemd.

OLYFBOOM, in 't fransch Olivier, in 't latyn Olea sativa, is onder de 20° klasse, 2o sectie, der éénbloembladige boomen van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie der Jasmynen, en onder de 2e klasse van Linnaeus, Diandria monogynia, boo

men die met twee helmstyltjes of stuifdraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Olyfboom (Olea europea van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Zuid-Europa en Azië, dat in de warme landen tamelyk hoog groeit, met veel takken, breed verspreid, en vele langachtige, harde, smalle, lansvormige, witachtige bladen; bloeit meest in juny, met witte bloemen, druif- of troswyze op de takken verspreid, die vruchten of olyven voortbrengen, welke eerst langwerpige, langs buiten groenachtige beziën zyn; maer als zy ryp geworden zyn, zwartachtig en van binnen met een vet sap vervuld zyn, en in haer midden elk eenen harden kernsteen hebben. Dit sap wordt uit de rype beziën geperst, en gemeenlyk olyfolie en boomolie genoemd. De olyfvruchten worden in de warme landen maer in november ryp, en de boomen kunnen geene tien graden koude wederstaen of zy vervriezen geheel tot aen de wortels; derhalve worden zy in de warme gewesten van Italië, Spaenje, Zuid-Frankryk, Griekenland en de daerby liggende eilanden gekweekt, en groeijen gaerne aen de kanten der Middelandsche Zee, want vyftig mylen van daer willen zy niet meer groeijen, of ten minste geene vruchten meer dragen.

Deze boomen worden door het kernzaed wel gezaeid, maer wachten gemeenelyk zeven of acht jaren eer zy vruchten geven; daerom worden zy meest door inleggers in die warme landen vermenigvuldigd, en door uitloopers die aen den voet der oude boomen schieten, voortgekweekt. De Olyfboomen worden ook in de koude luchtgesteldheid op teilen gezaeid en in de planthuizen 's winters bevryd; maer brengen hier geene vruchten voort. De onrype Olyven zyn koud en samentrekkend van aerd en matig warm van krachten; zy worden met de spyzen gebruikt en met zout opgelegd, versterken de werking der maeg, verdroogen de vochtigheid en zyn zeer nuttig voor degenen die veel zeeveren en spuwen; zy verwekken den eetlust en nemen het walachtige der spyzen weg. De jonge takjes en bladen zyn ook samentrekkend van natuer, en goed om op de zweringen en brandpuisten te leggen. De olie van de geheel rype Olyven is matig warm en

aengenaem van sınaek; zy kan langen tyd bewaren, heeft meer kracht om te doen verteren en de borst te verzachten, en wordt by voorkeur met de spyzen en als samentrekkend middel in verscheidene kwalen en ziekten gebruikt. Eindelyk de olyfolie bezit zoovele krachten en wordt op zoo velerlei wyze gebruikt, dat men daerover een geheel boekdeel zou kunnen schryven; derhalve zal ik overgaen tot het beschryven van de uitheemsche Olyfboomen, die om hun schoon gewas en bloemen hier in de matige serren worden gekweekt.

De Olyfboom van Amerika (Olea americana van Linnaeus) is een langlevend boomgewas, dat met eenen regten stam, in het land zyner afkomst, wel 4 meters hoog groeit, zeer getakkeld, met geheel gladde, lansvormige bladen, en hier meest in de matige serren in mei bloeit, met zeer welriekende gele bloemen, die blauwachtige vruchten voortbrengen.

De verhevene Olyfboom (Olea excelsa van den Hortus Kew.) is een langlevend boomgewas van het eiland Madera, dat getakkeld wel 4 of 5 meters hoog wast, met bloemen van weinig belang, maer zeer schoone, donkergroene bladen, die eenen zeer aengenamen reuk verspreiden; by wordt derhalve in Spaenje en Portugael veel in de lusttuinen en engelsche hoven geplant.

De welriekende Olyfboom (Olea flagrans van Thunberg) is een klein boomgewas van Japan, dat maer omtrent 2 meters hoog wast, met dunne en zwakke takken en altoosblyvende, groote, eivormige bladen; bloeit meest in july, met trosjes en kleine witte bloempjes, die eenen zeer acngenamen reuk verspreiden en veel worden gebruikt om den thee en sommige liqueuren eenen lieflyken reuk te geven.

Onze bloemisten kweeken hier nog den Olea emarginata, van Madagascar, wit op de randen der bloembladen geteekend; den Olea undulata, den Olea capensis, van de Kaep; den Olea salicifolia en den Olea divaricata, die hier allen in de matige serren of oranjehuizen worden gekweekt, en door het zaed of inleggers, op de wyze van de eerstgemelde Olyf boomen, worden vermenigvuldigd.

III.

17

ONDERHAGE, Kruipterhage, Aerdveil, Aerdklyf, Sint-Jacobsranken, in 't fransch Lierre terrestre, in 't latyn Glecoma, van Tournefort Calamintha, is door Jussieu onder de familie van de lipvormige planten gesteld, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee korte stofdraedjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Onderhage (Glecoma hederacea van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België ten alle kanten in de hagen, aen de muren, huizen, hoven en kanten der wegen, op belommerde plaetsen wast, met geknoopte rankjes en somtyds roodachtige stelen, oneffen en ruwachtig gerimpeld, met niervormige, doorzigtige, geribde bladen, aen de kanten gekerfd, die dikwils geheel het jaer groen blyven, en aen ieder knoopje over elkander staen wassen; bloeit van mei en byna den geheelen zomer, met blauwe, peersachtige bloempjes, met bruine helmvormige bloemkelkjes; zy zyn lipvormig, hebben vyf bloemblaedjes en groeijen aen de rankjes tusschen de bladen. De wortels zyn dun, vezelachtig en bruin van kleur; geheel dit kruid is sterk van reuk en bitter van smaek, en door die bitterheid kan het de verstoptheid der ingewanden van menschen en dieren openen of ontsluiten. Er is byna geen kruid welk het Opperwezen op de aerde heeft geschapen, dat zoovele heilzame middels aen het menschdom verschaft als de Onderhage: dit kruid gewreven en in de ooren gesteken, belet het tuiten der ooren en doet de doofheid verdwynen. Het sap van dit kruid in hollige, voortetende gaten en oude zeeren gedaen, doet die zachtjes genezen. De ranken met de bladen en bloemen van de Onderhage, in het water gekookt en gedronken, zyn zeer dienstig om tegen den buikloop en rooden loop te gebruiken; zy doen den brand uit het lichaem scheiden en het bloed zuiveren, dryven het graveel af, breken den steen en helpen de geelzucht genezen. Al de nieuwe en oude kruidkenners zeggen, dat dit kruid in het regenwater gekookt, zcer dienstig is om de podagra-pyn te stillen, inzonderlyk als men die daermede ettelyke dagen baedt en op de vurige plaetsen legt; het sap uit dit kruid geduwen en in de ooren gedaen, stilt de tandpyn en brengt

het verloren gehoor weêr; het is ook zeer dienstig om in de vurige fistelen te laten druppen, en doet de wonden en kwetsuren genezen; het Onderhagekruid met Peterseliewortels, Zavelboombladen en wynsteen met olie of zoete boter gestampt en wel te samen gemengd, is een zeer goed middel, zegt Grabriël Grimaud, om als zalve te gebruiken, en wordt zeer geacht om het kwaedzeer, haerworm en alle vurige brandpuisten van het hoofd te genezen. Dit kruid met de gedroogde of versche Lloemen 's morgens als thee gedronken of in kruidkoeken gebakken, doet zachtjes lossen en alle kwade vochten verdryven; het is ook zeer goed voor de kortborstige en terende menschen; het zuivert en doet den adem herstellen. De eenvoudige landlieden vergaderen dit kruid om met Kaeskenskruid en Kruiskruid te koken, aen hunne koeijen, als die bloed pissen, te drinken te geven, en het schoon maken na de kalving te verhaesten. De hooggeleerde heer Willem Van der Meer, te Delft, in Holland, heeft in zynen tyd dit kruid ook zeer geprezen en om zyne deugden geroemd; hy schryft dat het 24 dagen gedronken, de zwering der longerziekte kan genezen, en zeer goed is om de inwendige wonden en zweren te verdryven; om dit kruid nog krachtiger te maken, zegt hy, kan men daer byvoegen Betoniekruid, Meewortels, Gulden - Roedebladen of Wintergroen en Vyfvingerkruid, en te samen met wyn, roozewater of honig koken en daervan drinken; het is ook goed om den witten vloed der vrouwen te stelpen. Het sap van de Onderhage, zegt hy, met een doekje opgelegd, geneest de inetende zweren, die aen de 'schaemdeelen en leden komen, als men die eerst afwascht met rooden wyn of roozewater waerin galnoten gezoden zyn, en het water uit gansch dit kruid overgehaeld, bezit al dezelfde krachten. Lobel en Dodonaeus hebben in hunnen tyd ook al die krachten beschreven.

ONZER LIEVE VROUWEN BEDSTROO, in 't fransch Caillelait, in 't latyn Galium, is door Tournefort onder zyne 1o klasse, 9o sectie gesteld, der klokvormige bloembolplanten; door Jussieu onder de familie der planten die roode verw geven, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met

« VorigeDoorgaan »