Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Nachtschade.

[ocr errors]

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

[ocr errors]

N.

Nachtschoone. Naekte Meid. Naeldekervel. Nagelkruid. Nandine. Narcisse. Nardus. Narduszaed. Naterwortelplant. Navelkruid. - Nederpalmboom. - Negelbloem. Netel. Netelboom. Nieskruid. Nieswortel. Notenboom.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

[ocr errors]

NACHTSCHADE, in 't fransch Belladone, Belle Dame, in 't latyn Atropa belladona, is onder de 1° klasse, 1 sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie der Nachtschadeplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Nachtschade (Atropa belladona van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België op sommige plaetsen in de bergachtige bosschen, by Tervueren in Braband, en ook in Vlaenderen te Eename, Oosterzeele, Moortzeele en elders wast; zy groeit met getakkelde stengels, omtrent 1 meter hoog, en donkergroene, geheele, eivormige bladen; bloeit hier meest in juny, met klokvormige, roodachtige bruine bloemen, die ook een peers kleur hebben en aen den schoot der bladen uitspruiten; zy brengen donkerroode beziën voort, die door de bloemkelken tot hare rypheid worden verzeld, eerst groen zyn, dan rood worden, en nadien de gedaente van eene groote Morelkriek verkrygen en een schoon rood sap inhouden, dat in Italië en elders veel wordt gebruikt om een zeker blanketsel mede te maken, waerdoor die plant den naem van Belladona, Vrouwe Schoonheid, heeft verkregen. Maer deze bezien zyn onder de doodelyke slaepverwekkende middelen gesteld, en al de deelen dezer planten zyn zeer gevaerlyk, inzonderheid de vruchten die een hevig vergift bezitten en aen de groote zwarte Krieken wel gelyken, waerdoor de onkundigen zich wel kunnen misgrypen en dikwils droevige gevallen veroorzaken. Aengaende de gevaerlyke krachten van die beziën, zal ik hier een getrouw III.

15

[ocr errors]

en geloofwaerdig narigt mededeelen. M. de doctor Gaulthier de Claubry schryft, dat hy in het jaer 1813 al de krachtige uitwerksels van de vergiftige beziën der Nachtschadeplanten heeft bemerkt, en zegt dat 250 mannen van het 12° linie regiment, die in de gebergten van Zwitserland den vyand vervolgden, door onwetendheid van die beziën geëten hebbende, de volgende kenteekenen van vergiftiging gaven: zy waren met spannende, uitpuilende en onbewegelyke oogappelen, volstrekt ongevoelig in de oogen, zonder beweging van het lichaem, zonder de minste inbeelding of kennis hunner gesteldheid, hadden de oogen zeer ontsteken en ten meesten deele met blauwachtig en rood bloed vervuld; sommigen waren als dom en ongevoelig, en verscheidene anderen driftig en als razende dol, met eenen droogen mond, tong en keel, zonder iets te kunnen inzwelgen; anderen hadden eenen grooten braeklust zonder te kunnen overgeven; door hunne zwakke gesteltenis, zwymelingen en flauwte van het lichaeın, was het hun onmogelyk zich te kunnen regt houden; zy waren zonder jagt in den pols, maer met handen en vingers in eene gedurige beweging; velen waren zinneloos en blygeestig, met onnoozele grimlachingen, en spraekloos of met eene onuitdrukkelyke en ontstelde stem; zy waren ongevoelig aen hunne genezing, en zonder reden of gedachten op hunne voorgaende gesteldheid. By het openen der doode lichamen van deze die door het gevolg der Nachtschade-beziën gestorven waren, heeft men gevonden dat de maeg zeer ontsteken was, en zelfs het vergift het ingewand verkanderd had, en dat de adervaten der hersenen geheel met bloed waren overladen. Er zyn geene middelen te vinden, zegt de heer Gaulthier de Claubry, om de menschen te herstellen die door die vergiftige beziën vergeven worden; men moet dan enkelyk zich naer die omstandigheden gedragen en alle zachte middelen trachten te gebruiken om de lydenden te helpen, waervan men zich gemeenelyk by andere vergiftigingen bedient. Nogtans, zegt dezelfde heer, worden die planten in Duitschland tegen verscheidene ziekten gebruikt, inzonderheid voor de vallende ziekte, voor waterzuchtige menschen en ook om de venusziekte en geelzucht te genezen. Zy worden ook in de plaesters

bereid en voor de kliergezwellen, koningzeer en bytende of inetende kankers gebruikt. Macr men kan voor inwendige middelen deze plant met geene genoegzame voorzigtigheid gebruiken.

De heer Orfila zegt, dat al de vergiftige deelen van deze slaepverwekkende plant, op de vezeldraedjes der hersenen meest hunne vergiftige krachten uitwerken. Deze plant, die voordezen ook groote Nascaye werd genoemd, kan door het zaed en wortelscheiding in het voorjaer vermenigvuldigd worden; men vindt die hier ook in den kruidhof der Hoogeschool (Ziet Roques, Phys. méd., en Journal général de médecine, tome XLVIII).

NACHTSCHOONE, Salepwortel, Nachtschuim, Schoone by Nachte, in 't fransch Belle de Nuit, in 't latyn Mirabilis jalapa, is onder de 2o klasse, 3° sectie van Tournefort gesteld, der trechtervormige bloemplanten, door Jussieu onder de familie van de Nictages of Nachtschoone, en onder de 5° klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf stofdraden bloemen en maer één stampertje hebben.

De Schoone by Nachte (Mirabilis jalapa van Linnaeus) is eene kruidplant van Mexiko en Peru, die met levende wortels hier gemeenelyk in de bloemhoven groeit, in struiken met getakkelde stengels en blinkende, zachte, hartvormige bladen, en meest van juny tot in october bloeit, met zeer veel trechtervormige bloemen, waer onder men er van veel verschillige kleuren vindt, als roode, gele, bonte en witachtig gespikkelde, die door het zaed dikwils veranderen; zy sluiten zich by dage en ontluiken zich slechts 's morgens en 's avonds, en brengen zaedhuizen, in hutjes met twee zaedjes verdeeld voort.

Deze plant is hier in België in het jaer 1610 van Peru overgevoerd, en werd eerst Xalappa genoemd; volgens de stad in Mexico, van waer zy eerst gezonden is. De wortels van deze plant zyn langs buiten roodachtig bruin, en langs binnen in hun middenpunt gestreept; zy hebben eenen walgachtigen reuk, en in poeijer gestooten, bezitten zy eenen stinkenden geur en bitteren smack. Deze wortels droog in poeijer bereid en met water in honig of wyn ingenomen, bewerken eene zeer geweldige buik

BIBL. UNIV.

GENT

lossing; derhalve moeten de dosis voor volwassene menschen en kinderen, op verschillige wyzen en volgens hunne krachten en ouderdom, door eenen ervaren geneesheer voorgeschreven worden; want de hoeveelheid der dosis verschilt zeer, volgens de jaren en natuerkrachten der menschen. De beste Jalapwortels, die men hier meest by de apothekers verkoopt, komen van Mexiko, en de Gezondheidsgazette zegt, dat het dezelfde wortels zyn als van den Mirabilis jalapa, die hier in de kruidhoven groeit; maer dat zy hier in Europa dezelfde krachten, als in de warme landen van Mexiko niet kunnen verkrygen.

Men kweekt hier nog de Nachtschoone met lange bloemen (Mirabilis longiflora van Linnaeus), cene langlevende kruidplant van Mexiko, die met zwakke, getakkelde stengels en kleefachtige, bewolde, welriekende bladen wast, en meest van juny tot in october bloeit, met lange, witte, smalle, gepypte bloemen, die eenen welriekenden geur verspreiden en den reuk van de oranjebloemen hebben. Gelyk deze plant door hare zwakheid aen den grond ligt, moet zy aen steunstokken gebonden worden.

Men heeft uit deze twee planten veel medesoorten door het zaed verkregen, die men gemeenelyk Mirabilis hybrida noemt, en zich met witte, roode, gele en andere geschakeerde, bevallige bloemen; van juny tot in september vertoonen en onze bloemhoven zeer schoon versieren. Deze planten worden hier meest alle jaren vroeg in de lente in hullekens op warme plaetsen of bakken gezaeid, en met dolkens verplant, en ook vermenigvuldigd door de wortels, die men in den herfst uit de aerde neemt, op drooge plaetsen in de planthuizen of kelders bevryd, en in 't voorjaer plant, daer die wel vroeg bloemen.

NAEKTE MEID, Tydlooze, Naekte Vrouw, Hondsdood, in het fransch Colchique, Belle toute Nue, Mort au Chien, in 't latyn Colchicum, is onder de 9° klasse, 1o sectie der leliebloemplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Rietplanten, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria trigynia, planten die met zes meeldraden bloemen en drie stampertjes hebben.

De Herfst-Nackte Meid of Tydlooze (Colchicum autumnale van Linnaeus) is eene langlevende bolplant van Europa, die in België, Frankryk, Italiën, Duitschland en elders in de meerschen wast, en ook in de vette gronden en weiden, met rondachtige bollen, in de lente uit de aerde spruit, met korte schachten, waerop drie of vier regte, lange en breede, lansvormige, scherpe, groene bladen groeijen, en uit welks midden in den zomer steeltjes spruiten; eerst komen er driekantige, dikke en langwerpige blaeskens op, die zich in drie deelen ontluiken en altoos in september geheel verdwynen, en dan spruiten er weer korte steeltjes uit, waerop in den herfst bleekblauwe bloemen, met bleekgele meeldraedjes versierd bloeijen, die aen de saffraenbloemen gelyken, en derhalve van sommigen Bastaerdsaffraen worden genoemd.

De Berg-Tydlooze (Colchicum montanum van Linnaeus) groeit veel in Zwitserland, en wordt ook in België in de gebergten der provintien Luxemburg, Luik en Namen gevonden; zy heeft lynvormige, opene bladen, en bloeit in den zomer, met bleeke roosachtige bloemen, waervan men in Duischland ook medesoorten vindt met witte bloemen, die Colchicum album genoemd worden.

De geschakeerde Tydlooze (Colchicum variegatum van Linnaeus) is eene langlevende bloembol-plant van het eiland Chio en van de Oost-Indiën, die hier om hare lieflyke, schoone, purperachtige bloemen, in kleine ruitjes geteekend, die in september bloeijen, door bolscheiding vermenigvuldigd wordt.

De Herfst-Tydlooze wordt door den kundigen Orfila onder de 3o klasse der vergiftige planten gesteld: een weinig te veel daervan ingenomen, kan den mensch schielyk doen sterven; maer die bloembollen of het zaed met olie gestampt en daermede gesmeerd, is een der krachtigste middels om de luizen en neten te dooden; met olie en was bereid en als zalve op plaesters gesmeerd, verzachten en stelpen zy de pyn in de lenden, en als papplaesters met gerstemeel gemengd, zyn zy zeer goed om op de verzworenc wonden en steken te leggen; zy trekken de splinters en doorns uit het diepste der wonden; die bloembollen met azyn en Brandnetelzaed gestooten, verdryven al de vlekken en lidteekenen van het vel; zy zyn ook zeer dienstig, om op alle onrype en verharde

« VorigeDoorgaan »