Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

MUSCUSKRUID, in 't fransch Muscatelle, in 't latyn Adoxa, door Tournefort Moschatellina genoemd, en onder zyne 2o klasse, 7° sectie der trechtervormige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Steenbreek, en onder de 8 klasse van Linnaeus, Octandria tetragynia, planten die met acht meeldraedjes bloemen en vier stampertjes hebben.

Het Muscuskruid (Adora moschatellina van Linnaeus) is eene kleine kruidplant van Europa, die hier 's zomers in de kruidhoven wordt geplant en 's winters in potten in de kamers en oranjehuizen, inzonderlyk als zy bloemt, om haren aengenamen geur wordt gehouden; zy groeit met kleine, zachte, harige blaedjes en heeft onderaerdsche, waterpassige stengels, die gedeeltelyk onder de aerde blyven leven en op het einde van den zomer vergaen, waeruit in april nieuwe stengels spruiten, en waerop tot in october kleine, lieflyke groenachtige bloempjes, met gele meeldraedjes en stampertjes bloeijen, die twee bloemblaedjes in de kelken en vier in de kransjes hebben.

Deze lieflyke kleine plant wordt door wortelscheiding voortgekweekt. De bloemen en het sap van dit kruid worden zeer geacht om welriekende waters mede te bereiden.

Men heeft aen die planten den bastaerdnaem van Amour des Dames toegebragt, omdat de juffers er eene bezondere genegenheid voor hebben; dit kruid heeft eene verkoelende kracht, en kan de huid zeer schoon en zuiver maken als men die daermede wast. Niettegenstaende dit kruid van sommige jufvrouwen om zynen welriekenden geur wordt geacht, kan het ook veel pyn in 't hoofd veroorzaken, inzonderlyk aen de menschen die eene flauwe gezondheid hebben of met de zenuwziekte eenigzins gekweld zyn; toch wordt het veel in potjes in de huizen of kamers gekweekt, hoewel het niet gezond is daer dikwils aen te

rieken.

MUSKAETBOOM, Muskaetnoten, Kruidnoten, in 't fransch Muscadier, in 't latyn Myristica, is door Jussieu onder de familie van de Laurierboomen gesteld, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria monogynia, veelhelmigen, die van twintig

tot honderd helmstyltjes of stofdraden, en maer één stampertje hebben.

De Muskaetboom (Myristica officinalis van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Indiën, dat natuerlyk in de Moluksche eilanden en elders in de Indiën, in den vollen grond wordt gekweekt; groeit de hoogte van eenen Perzikboom, getakkeld, met altoosblyvende, groene bladen, die aen de Laurierbladen gelyken, maer in 't midden meer geribd en met korteré stelen zonder landen zyn, en ook wel aen Oranjebladen gelyken; men vindt er eene medesoort van in de Indiën, die lange en breede bladen draegt, welke een grysachtig, groenblinkend kleur hebben, en eenen aengenamen reuk verspreiden. Deze boom wordt veel in het eiland Bandam en elders in de Indiën gekweekt; hy bloeit met klokvormige bloemkelken en vyf bloembladen in de kransen, die noten met bolsters bedekt en eene kern in ieder bolsterken voorlbrengen, die verdroogen en op de wyze van de Okkernoten rypen, en in de Indiën driemael 's jaers ryp worden. Ik heb in den Kruidhof te Parys, in de warme serren, twee soorten van die boomen bemerkt de Myristica moschata, met langwerpige bladen en haerloose vruchten, en de Myristica tomentosa, met eivormige, grysachtige, groene bladen en noten met gewolde bolsters bedekt, die meest in de warme eilanden worden gekweekt en door den handel naer Europa en elders worden gezonden. Niettegenstaende die noten een weinig kleiner zyn, worden zy meest om haren welriekenden geur en aengenamen smaek, in de spyzen gebruikt.

:

De Muskaetnoten zyn warm en droog van aerd tot in den tweeden graed, en bezitten eene stoppende en samentrekkende kracht; deze noten met mate in de spyzen geëten, verzachten wonderlyk wel alle koude steekten en windachtigheden in de maeg, lever, milt en moeder; zy verhaesten de vertering der spyzen in de maeg, en op allerlei wyze ingenomen, beletten zy het braken, maken eenen goeden adem, versterken de hersenen en het geheugen en verdryven de druppelpis. Die noten in poeijers met wyn gedronken, zegt de heer De Caux, zyn zeer dienstig voor de kolieken, buikpyn en krimping der darmen, en in alle ver

stoptheden der lever en milt; zy worden inzonderlyk met ouden rooden wyn ingenomen, om den buikloop en roodenloop te stelpen. De arabische geneesheeren doen er ook een weinig Opium by, om den buikloop te stoppen, de gebreken van nieren en blaes en de heimelyke ziekten van mannen en vrouwen te genezen; maer die noten moeten met mate gebruikt worden, dewyl zy ook zeer aenhitsend zyn : te veel daervan ingenomen, zouden zy de natuer hinderen.

MYRRHENBOOM, is een boomgewas welk in Arabië en Abyssinië groeit, en nog aen de Kruidkundigen is onbekend; de eenen denken dat het een Amyris, de anderen dat het een Acacia is.

Het is uit dezen boom dat eene gomhars wordt getrokken, die in 't fransch Myrrhe, in 't latyn Myrrha wordt genoemd, naer Europa en elders wordt gezonden en hier van over zeer oude tyden by de apothekers wordt verkocht, door de geneesheeren aen de zieken bevolen en veel in poeijers gebruikt wordt, om de spannende spieren en vezels te herstellen, de spyzen in de macg aen te dryven en de gebreken der moeder te genezen. Deze buitenlandsche bittere hars is zeer welriekend, en wordt ook meest gebruikt om de doode lichamen te balsemen en die onbederflyk te maken, hetgene langen tyd een geheim is geweest in Europa en door de Egyptenaers alleen was bekend.

De Myrrhe heeft eenen welriekenden, aengenamen geur, eenen bitteren en een weinig wrangen smaek; de grootste stukken bieden strepen aen, die het gevolg der opdrooging schynen te zyn, en geenzins nagelsteken, zoo als het gemeene volk zulks verzekert. De inwoners der landen die de Myrrhe voortbrengen, knauwen die geduriglyk, zegt men, en gebruiken die veel tegen hunne ziekten.

MYRSINE, in 't fransch Myrsine, in 't latyn Myrsine, is door Jussieu onder de familie van den Bryappelboom gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Myrsine africana, van Linnaeus, is een langlevend heester

boomgewas van Ethiopië, dat hier in de matige planthuizen in potten in den heigrond word gekweekt; bloeit hier in den zomer met zeer lieflyke bloemkelken, die, in twee half uitgesneden, te samen de bloemkransjes vormen; de kransjes zyn met eijerstokjes vervuld, en brengen in het land hunner afkomst beziën met een zaedje en nootjes met vyf kerntjes voort; al de deelen van deze plant houden, als de Myrte, eenen welriekenden geur in en bezitten ook dezelfde krachten.

Onze kundige plantkweeker L. Van Houtte heeft onlangs alhier van de Indiën den Myrsine urvilleae verkregen, die nog zeer zeldzaem verspreid is en op zyne bloemlyst aen 50 franks staet aengekondigd. Alex. Verschaffelt heeft ook den Myrsine crassifolia van de Oost-Indiën verkregen, dien hy aen 2 franks de plant op zyne bloemlysten aengeduid heeft.

De Myrsine spec. nova, van Nieuw-Holland, is hier door Van Geert, in 1844, eerst in den Casino ten toon gesteld.

De naem van Myrsine komt uit het grieksch, en wilt ook in 't latyn Myrtus zeggen.

Deze gewassen worden hier op de wyze van de Myrtenboomen vermenigvuldigd, en moeten ook 's winters in de planthuizen of in een matige serre bevryd worden.

MYRTENBOOM, in 't fransch Myrthe, in 't latyn Myrtus, is onder de 21° klasse, 8o sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu ⚫ onder de familie der Myrtenboomen, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria monogynia, twintighelmigen, planten die met twintig en meer helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Gelyk de Myrtenboomen zeer veelslachtig zyn, en meest alle in onze tael verschillige namen hebben, zal ik my hier bepalen met de gemeene Myrtenboomen te beschryven.

De gemeene Myrtenboom (Myrtus communis van Linnaeus) is een langlevend, klein heester-boomgewas van Azië en Afrika, dat sedert zeer oude tyden in de warme deelen van Europa is verspreid, en waervan men door het zaed wel 40 verschillige soorten heeft verkregen, die meest alle de namen van de landen en stre

ken, alwaer zy gewonnen zyn, hebben behouden, zoo als de romeinsche Myrte (Myrtus romana duplex), met dubbele bloemen; de italiaensche Myrte (Myrtus parvifolia); de andalouziesche Myrte en de napelsche Myrte (Myrtus boëtica en Myrtus tarentina), enz., die in de warme gewesten in de lusthoven worden geplant, door hunne schoone, welriekende bloemen en vruchten de engelsche hoven zeer bevallig versieren, en aldaer somtyds wel 4 meters hoog groeijen; zy bloeijen van mei tot in july, met gespikkelde, roos- en veel andere kleurige bloemen.

Deze Myrten werden vóórdezen in de geneesmiddelen gebruikt, om de spannende zenuwen en spieren te bewegen en verscheidene soorten van langdurige vallingen aen te dryven.

De Katoen-Myrtenboom (Myrtus tomentosa) is een schoon langlevend klein boomgewas van China, dat met van onder door witten dons bedekte bladen groeit, en meest van juny tot july hier in de matige planthuizen bloeit, met zeer lieflyke, rooskleurige, groote bloemen en roode meeldraedjes, die de bloemen zeer verheffen.

Men kweekt nog by verscheidene bloemisten den Myrtus pimenta, van Oost-Indiën, met de Myrtus annularis, M. bullata, M. melastomoïdes, M. tenuifolia, M. trinervia, en veel andere nieuwe soorten van de Indiën, die hier sedert drie of vier jaren zyn overgevoerd en door onze bloemisten in den Casino ten toon gesteld.

Al deze Myrtenplanten worden door afzetsels en inleggers, op lauwe broeibakken, in de matige serren vermenigvuldigd en 's winters in de planthuizen bevryd.

« VorigeDoorgaan »