Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

jonge kinderen. Veel geneeskundigen schryven dat de beziën een sterk buikzuiverend en tevens een braekmiddel zyn.

MISPELBOOM, Mispelaer, Azarolboom, in 't fransch Néflier, in 't latyn Mespilus, is door Jussieu onder de familie van de boomen die roosvormige bloemen dragen gesteld, en onder de 12o klasse van Linnaeus, Icosandria pentagynia, twintighelmigen, planten die met twintig en meer helmstyltjes bloemen, die op den kelk zyn vastgehecht, en vyf stampertjes hebben, met vyfbladige bloemkelken en blaedjes, die vruchten met vyf kerntjes omringen.

De gemeene Mispelboom (Mespilus germanica van Linnaeus) is een langlevende, kleine boom van Europa, die in België in sommige bosschen, hagen en elders wast, zonder doorns, met lansvormige, langs onder witte bladen; bloeit hier meest in mei, met witte bloemen en gele meeldraedjes, die zeer welriekende zyn.

De ongedoornde Mispelboom (Mespilus chamaemespilus van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Europa, dat in Frankryk, België, Duitschland en elders groeit, zonder doorns, met eivormige, gladde en scherpgetande bladen, bloemtrosjes op de toppen der takjes en witachtige bloemen.

De Mispelboom met van onder witte, wollige, eivormige bladen (Mespilus cotoneaster van Linnaeus), is van Noord-Europa.

De vreemde of uitlandsche Mispelboom met groote vruchten (Mespilus tomentosa van den Hortus Kew.), is van NoordAmerika; hy wordt hier meest op witte doorns geënt, waerop de vruchten beter hare rypheid verkrygen.

De Mispelboom van Japan (Mespilus japonica), die hier geene 14 graden koude kan wederstaen, wordt in potten 's winters in de planthuizen bevryd.

Al de Mispelboomen worden veel op de Kwee-Appelboomen geënt, en ook door het kernzaed vermenigvuldigd; de vruchten zyn koud en droog, samentrekkend van natuer en stoppen den buikloop; men plukt die meest laet in den herfst en laet ze op zuiver stroo eenigen tyd rotten; die vruchten alsdan geëten, zyn samentrekkend en beletten de dronkenschap.

De Mispelvruchten en steenen gedroogd, fyn gestampt en met witten wyn of brandewyn ingenomen, waerin Peterceliewortels gezoden zyn geweest, zyn een der uitmuntendste middels om den steen in de nieren, lenden en blacs te breken. Men maekt van het Mispelboomhout goede stokken met knoopen.

MITCHELLA, in 't fransch Mitchella, in 't latyn Mitchella, is door Jussieu onder de familie van de planten die roode verw inhouden gesteld, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De kruipende Mitchella (Mitchella repens van Linnaeus) is een langlevend rankgewas van Noord-Amerika, dat met zwakke, kruipende ranken tamelyk hoog klimt, met altoos groenblyvende bladen, en hier meest in juny bloeit, met witte, trechtervormige bloemen, die in de kransen verdubbelen, eenen zeer lieflyken zoeten geur verspreiden, en schoone, karmynroode beziën met vier kiempjes voortbrengen, die de gedaente van eenen myter hebben en eene roode verw geven; zy worden veel van de reukwerkers gebruikt om blanketsel mede te maken. Deze plant, die zich tot heden de eenigste van haer geslacht bevindt, kan hier zeer wel onze koude winters wederstaen, en wordt tot versiering, om de priëlen te bedekken en tralien mede te bekleeden in den heigrond geplant, en door afzetsels en inleggers der jonge ranken, die wel wortel vatten, vermenigvuldigd; zy moet in den heigrond geplant worden of anderzins wilt zy niet groeijen.

MOEDERKRUID, Mater, in 't fransch Matricaire, in 't latyn Matricaria, is onder de 14° klasse, 3 sectie der Straelbloemen van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie der bloemtrosjesdragende kruidplanten, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen-veelechtigen-overbodigen, die met meeldraedjes en stampertjes vereenigd, op de wyze van het Rynvaer- of Wormkruid bloeijen.

Het Moederkruid (Matricaria chamomilla van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België ten alle

kanten in de velden, hagen, tuinen, op muren en elders wast, met vezelachtige wortels en stengels met veel bladstelen, van boven getakkeld, geheel verdeeld, en met veel teere, effene bladen, in veel deelen gesneden en aen de kanten gekerfd, die alle een bleekgroen kleur hebben; op sommige plaetsen groeit die wel 30 of 40 centimeters hoog; bloeit hier meest van juny en byna geheel den zomer, met bloemen die in het midden ronde, gele bollekens en witte stralen rondom de kopjes hebben. Geheel dit kruid is sterk van reuk en zeer bitter van smaek; de bloemen worden hier in hare jeugd vergaderd, om droog en groen in de medecynen te gebruiken. De toppen en bloemen van het Moederkruid zyn warm en droog van krachten, en worden in de geneesmiddelen als aendryvend voor de gebreken der lyfmoeder gebruikt; zy verwekken, zegt de doctor De Caux, de achterblyvende en dralende maendstonden, en dryven de nageboorte af, als men het water drinkt waerin die gezoden zyn geweest. Dit kruid in papplaesters op den buik boven de schaemdeelen gelegd, belet de opstyging der lyfmoeder. Het Moederkruid, zegt Clusius, gedroogd, in poeijer met honig ingenomen, purgeert en verdryft de duizelingen uit het hoofd en de wormen uit den buik.

Men heeft nog het welriekend Moederkruid (Matricaria suavolens van Linnaeus), dat om zyne deugden alle jaren in sommige landen wordt gezaeid en ook in het wilde groeit, van gedaente aen het voorgemelde gelykt, en van Lobel voor den Semen sanctum officinarum gehouden is; het Zee-Moederkruid (Matricaria maritima van Linnaeus), dat veel aen de kanten der zee, in Frankryk, België en de Nederlanden wast; het Berg-Moederkruid (Matricaria parthenium van Linnaeus of Pyrethrum parthenium van Willdenow) werd door Clusius Matricaria alpina genoemd, en is eene langlevende kruidplant, die veel in Zwitserland, Italië en Zuid-Frankryk wast, en hier in de kruidhoven wordt gekweekt. Volgens de nieuwe en oude Kruidbeschryvers houden die allen dezelfde krachten in voor de moederkwalen en worden gebruikt om de verstoptheid der ingewanden te ontsluiten.

MOERBEZIENBOOM, in 't fransch Murier, in 't latyn Morus, is onder de 19 klasse, 14o sectie van Tournefort, der boomen die met katjes bloeijen gesteld; door Jussieu onder de familie der Netels, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia tetrandria, éénhuizigen, met bloemen van het mannekens- en wyfkensgeslacht, die op denzelfden boom afzonderlyk of op eenen steng aengetroffen worden en met vier helmstyltjes bloeijen.

De witte Moerbeziënboom (Morus alba van Linnaeus) is een langlevende boom van China, die met hartvormige, blinkende bladen, scheef hoekig getand, zeer lommerryk groeit, en witte, zoete beziën voortbrengt, die eenen aengenamen smaek inhouden; men heeft er door het zaed wel 25 verschillige medesoorten van verkregen; de bladen dienen tot het voeden der zywormen.

De zwarte Moerbeziënboom (Morus nigra van Linnaeus) is een langlevende boom van Italië, die met hartvormige, ruwe bladen, zeer lommerryk wast, en zeer lekkere zwartachtige beziën voortbrengt, die versch en gekonfyt worden geëten, en waermede eene syroop bereid wordt, die voor de keelpyn en als borstverzachtend middel voor de terende menschen en om veel andere ziekten te herstellen, wordt gebruikt.

De Papier-Moerbeziënboom (Morus papyrifera van Linnaeus) is een langlevende boom van Japan, die met hartvormige bladen, zeer van gedaente verschillende, hier lommerryk wast, vruchten met haertjes bedekt voortbrengt, en welks bladen in China en elders in de Indiën veel worden gebruikt om papier mede te

maken.

De roode Moerbeziënboom (Morus rubra van Linnaeus) is een langlevende boom van Virginië, die met van onder gewolde, hartvormige bladen wast en met ronde katjes bloeit; deze boomen worden hier allen in den vollen grond geplant en door het zaed, inleggers en uitloopers vermenigvuldigd.

De Verwers-Moerbeziënboom (Morus tinctoria van Linnaeus) grocit meest in Zuid-Amerika, Brasilië en elders, met lommerryke, langwerpige bladen en doornen aen de oksels der takken bekleed; macr deze boom kan onze koude winters niet weder

staen.

Ik heb al de Moerbeziënboomen, met hunne nuttige deelen om de zywormen op te voeden en de wyze om deze kostelyke boomen in België te kweeken, beschreven in een boekdeel van 176 bl., in het jaer 1840 in het licht gegeven, waervan Zyne Majesteit Leopold zich gewaerdigd heeft de opdragt te aenvaerden, en waerover de Minister der binnenlandsche zaken my, door een groot getal inschryvingen en brieven van eerbewys en aenmoediging heeft vereerd.

MOGORI of Arabische Jasmyn, in 't fransch Mogori, Jasmin d'Arabie, in 't latyn Mogorium, is door Jussieu onder de familie van den Jasmynboom gesteld, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De arabische Jasmyn (Mogorium sambac) is een langlevend heestergewas van Arabiën, met altoos groenblyvende, hartvormige bladen, dat hier byna den geheelen zomer bloeit, met zeer lieflyke, witte, gepypte bloembladen, in acht verdeeld, en tien geelachtige meeldraedjes in de bloemkransen, die eenen zoeten, aengenamen reuk verspreiden en die plant zeer schoon verheffen.

De Mogorium nyctanthes en de Mogorium jasminum sambac zyn ook onlangs van Arabiën in België overgevoerd; onze kundige bloemisten hebben nog in 1843 eenige medesoorten verkregen, die met schoone dubbele bloemen in de matige serren bloeijen, alwaer zy moeten gekweekt worden om zich te kunnen ontwikkelen.

Deze bloemen worden by de Araben veel gebruikt om welriekende waters mede te distilleren, die zy naer vreemde landen verzenden. Deze schoone gewassen, die inzonderlyk 's avonds, in de matige serren, meest hunnen welriekenden geur verspreiden, zyn hier nog zeldzaem in den handel bekend, en kunnen door afzetsels en uitspruitsels in den heigrond, op lauwe broeibakken, en onder het glas in de runne, in polten met fynen heigrond gevuld, vermenigvuldigd worden.

MOLUKBLOEM, in 't fransch Molucelle, in 't latyn Molucella,

« VorigeDoorgaan »