Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

hagen wast, met zeer scherpe bloemkelken; zy bezit in al hare deelen eene schoone zwarte verw.

De witte wilde Malrouwe (Ballota alba van Linnaeus) is eene langlevende plant, die hier ook veel in de hagen wast, met stengels en hartvormige bladen zonder verdeeling, getand en gekerfd.

De Malrouwe is ook door Lobel en Clusius, en zelfs door Plinius beschreven; zy zeggen dat die plant, met wortels van Lischbloemen en blauwen Iris ingenomen, zacht doet lossen en alle vochtige tacije slymen, die op de borst vergaderd zyn, verjaegt.

De bladen van de Malrouwe, zoowel uitwendig als inwendig gebruikt, verzoeten de pyn in de zyde; in azyn geweekt, genezen zy de voortetende krauwagie. Het sap uit dit kruid en bladen geperst, geneest de geelzucht; het gedistilleerd water uit die bladen getrokken, is zeer goed om tegen de schurftheid en andere onzuiverheden van het vel te gebruiken. Er wordt ook van de Malrouwe eene syroop gemaekt, die zeer wordt geprezen tegen de gebreken der longerziekten. Het sap uit die bladen geperst, wordt in de zon dik en styf, en met witten wyn gemengd en de oogen daermede gestreken, maekt het 't gezigt klaer; maer het schynt dat de Ballota alba of de witte Malrouwe de nieren en blaes kan hinderen.

MALUWEPLANT, in 't fransch Mauve, Lavatère, in 't latyn Lavatera, door Tournefort Althaea malva genoemd, en onder zyne 1o klasse, der klokvormige kruidplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de Maluwe en Kaeskenskruid, en onder de 16 klasse van Linnaeus, Monadelphia polyandria, éénbroederigen, die met meeldraedjes en stampertjes, op de wyze van de Heemstwortels, bloemen, en vruchten gelyk het Kaeskenskruid voortbrengen.

De Maluwe met groote bloemen (Lavatera trimestris van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Spaenje, met hartvormige, getakkelde bladen en vele groote witte of rooskleurige bloemen.

De gestippelde Maluwe (Lavatera punctata van Willdenow) is eene éénjarige kruidplant van Italië, die hier alle jaren in de lente in de bloemhoven wordt gezaeid, en groeit met stengels omtrent 60 centimeters hoog, en hartvormige, doorzichtige bladen; bloeit van july tot in september, met witte, roode en rooskleurige, klokvormige bloemen, die door het zaeijen dikwils van kleuren veranderen; zy wordt ook, gelyk de Malva crispa, Papelbladen genoemd, omdat zy dezelfde krachten bezit.

De booomachtige Maluwe (Lavatera arborea van Linnaeus) is cen tweejarig kruidgewas van Spaenje, dat hier 's winters in de oranjery wordt bevryd.

De Lavatera micans, L. olbia, L. triloba, L. lusitanica, L. maritima, zyn al kruidachtige houtgewassen die in Spaenje en Portugael groeijen, en hier in de oranjeryen worden gekweekt. Men vindt nog onder de Maluwen de Malva Abutiloides, van Linnaeus, Malva fragrans, M. capensis, M. virgata, M. miniata, van Willdenow, die langlevende, houtachtige gewassen zyn van de Kaep, en hier 's winters in de oranjehuizen worden bevryd. Eindelyk de Malva augusta, van den Hortus Kew. en de Malva vitifolia, van Cavanilles, zyn langlevende, houtachtige gewassen van Mexiko, die hier in de oranjehuizen worden gekweekt.

Al deze inlandsche en uitheemsche gewassen hebben elk in het land hunner afkomst de krachten die hier het Kaeskenskruid en de Maluwe (Althaea) bezitten; maer worden hier meest om hunne bloemen gekweekt.

MANCENILLENBOOM, Vergiftboom, in 't fransch Mancenillier, Arbre vénéneux, in 't latyn Hippomane mancinella, is door Jussieu onder de familie van de Wolfsmelkplanten gesteld, en onder de 21 klasse van Linnaeus, Monoecia monadelphia, éénhuizigen-éénbroederigen, planten met mannekens en wyfkens of vrouwelyke bloemen, welke op ééne steng aengetroffen worden, de mannekens bloemen zyn katjes en hebben twee bloembladen in de kelken zonder kransje, en de vrouwelyke bloempjes hebben drie bloemblaedjes in de kelken zonder kransje en eenen

III.

11

stempel die in drie is verdeeld; zy brengen vruchten met drie schilpjes en met nootjes gevuld voort.

De Mancenillenboom (Hippomane mancinella van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Indiën, dat veel in het eiland Surinam en elders in Amerika groeit, en in België in de bloemtuinen van sommige Hoogescholen wordt gekweekt; groeit in zyne jeugd heestergewys, met eironde, getande en gezaegde bladen, die van onder door twee kliertjes zyn versierd. Deze boom, die een zeer vergiftig sap inhoudt, werd eerst door Linnaeus in zyne Diss. alt. de plant. Surinam beschreven. Boerhaave, die den Mancenillenboom in den leidschen bloemtuin kweekte, getuigt, Praelect. de morb. nerv. bladz. 232, dat zyne melk zelfs in onze koude gewesten van zoo eene vreesselyke uitwerking is, dat zy, door het vel of de huid te raken alleen, vele onheilen verwekt. Hy verhaelt dat iemand, nadat hy den stoelgang gelost had, zynen aers reinigende met een blad van dezen struik, daerdoor eene ontsteking en vervolgens het heet vuer in de darmen gekregen heeft, dat, naer de bovendeelen voortloopende, den man heeft doen sterven. Toen de Nederlanders eerst de kolonie van Surinam in 't bezit gekregen hadden, hebben zy waergenomem dat eenige menschen stierven omtrent het einde des zomers, en voornamelyk diegenen, welke zich des nachts in de bosschen begaven. Nadat zy daervan de oorzaek onderzocht hadden, bevonden zy dat dit onheil door de hitte der zon voortkwam, uit de uitwasemingen van den Mancenillenboom die aldaer overvloedig in de bosschen groeide, waerom zy al die heestergewassen uitgeroeid en de bosschen door de vlam verwoest hebben, waerdoor de lucht gezuiverd en gezond is geworden.

De Hura crepitans, die onder dezelfde familie en dezelfde rangschikking van Linnaeus wordt gesteld, en veel in Mexiko en Surinam wast, bezit ook een scherp schadelyk sap, welk, zegt M. Ray, in de oogen vallende, iemand in zes dagen geheel blind maekt; daerom, als men alhier in de bloemtuinen of serren van die vergiftige gewassen ontmoet, kan men ze met niet te veel voorzorg vermyden.

MANGOBOOM, in 't fransch Mangier, in 't latyn Mangifera, is door Jussieu onder de familie van de Terpentynboomen gesteld, en onder de 5° klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, die met vyf helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Mangoboom (Mangifera indica van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Indiën, dat getakkeld, met enkelvoudige bladen groeit, met vyfbladige bloembladen in de kransen bloeit, en niervormige noten voortbrengt, die in de Indiën veel geëten en op de wyze van de Okkernoten gebruikt worden.

Er wordt ook uit die boomen, door insnyding der schors tot op het spek, een terpentyn gehaeld.

Onze kundige bloemkweeker Alex. Verschaffelt heeft onlangs van de Indiën de Mangifera glabrata, M. glauca en M. Lawrenceana verkregen, die nog zeer zeldzaem bekend zyn en hier nog aen 10 franks worden verkocht.

Deze gewassen worden in het land hunner afkomst door de kernnoten geplant; maer kunnen hier ook door inleggers en afzetsels op lauwe broeibakken, onder het glas, vermenigvuldigd worden. Zy moeten hier in de matige serren ten minste van october tot het einde van mei verblyven, alwaer zy in mei dikwils bloeijen, en om hunne schoone bloemen van veel liefhebbers zeer geacht worden.

MANIOK, Maniokswortel, Geneesboom, Batatuswortel, in het fransch Manioc, Médecinier, in 't latyn Jatropha, door Tournefort Ricinoides bygevoegd, is door Jussieu onder de familie der Wolfsmelkplanten gesteld, en onder de 21o klasse van Linnaeus, Monoecia monadelphia, éénhuizigen-éénbroederigen, met bloemen van het mannekens- en wyfkensgeslacht, die op denzelfden boom afzonderlyk bloeijen; de mannekensbloemen zyn met vyf bladen in de kransjes en tien meeldraedjes in de trechtervormige bloemen, en de wyfkens hebben vyf opene bloembladen in de kransjes, en brengen zaedhuisjes met drie hutjes en één zaedje

voort.

De Maniokboom (Jatropha acuminata) is een nieuw langlevend heester-boomgewas van het eiland Cuba, dat hier zeer getakkeld

groeit, met vedelachtige, toegespitste bladen, en meest van july tot in september bloeit, met bloemtrosjes op de toppen en zeer lieflyke, kleine, roodblozende bloempjes, die van gedaente zeer wel aen de Jatropha panduraefolia, van Willdenow, gelyken.

De Maniokswortel (Jatropha manihot van Linnaeus) is een langlevend heestergewas van de Antillische Eilanden, met dikke wortels, zachten, geknobbelden, zeer getakkelden stam en hartvormige, blinkende bladen op de toppen met lansvormige vliesjes; bloeit hier in de warme serren van juny tot in augusty, met trossen en schoone roodachtige bloemen. De wortels van dit wonderbaer gewas, die in het land zyner afkomst zeer dik groeijen, worden eerst van al hunne vergiftige deelen door het vuer gezuiverd, en nadat zy wel gemalen of geraspt zyn, wordt het meel met water op de wyze van koeken en brood bereid, om de slaven en inwoners van sommige eilanden te voeden.

De Maniok of Geneesboom (Jatropha curcas van Linnaeus) is een langlevend gewas van Bresiliën, dat zeer getakkeld groeit, met hartvormige, getande bladen, die sterk prikkelen; het zyn de vruchten van dit gewas die zooveel in de geneesmiddelen worden gebruikt.

De gelande Maniok (Jatropha multifida van Linnaeus) is een langlevend gewas van Zuid-Amerika, met vele, altoosgroene, groote, handvormige en borstelachtige bladen; bloeit met bloemtrossen en veel roodblozende bloempjes, die roode vruchten voortbrengen.

De Maniok met Wolfswortel-bladen (Jatropha napaeifolia) bloeit met kleine bloemtrosjes en schoone witte bloempjes.

[ocr errors]

De stekelachtige Maniok (Jatropha urens van Linnaeus) is een langlevend gewas van Bresiliën, met hartvormige, getande bladen, door puntstekende haertjes bedekt, die als de netels byten en prikkelig zyn; bloeit van mei tot july, met lieflyke witte bloempjes. De vier laetstgemelde gewassen bezitten een heilzaem en buikzuiverend middel.

De kruidachtige Maniok (Jatropha herbacea van Linnaeus) en de J. moluccana, J. gossypifolia, J. panduraefolia, die alhier onlangs zyn ingevoerd, worden onder de verzamelingen onzer

« VorigeDoorgaan »