Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gewas van China, dat in struiken maer omtrent 1 meter hoog wast, en hier van mei tot in september bloeit, met purperachtige gestreepte bloemen, waervan de Alexandria, te Gent door Alexander Verschaffelt uit het zaed gewonnen, eene medesoort is. De Magnolia cordata van Muehlenberg, ook van Noord-Amerika, groeit met hartvormige bladen en draegt geelachtige bloemen. De Magnolia discolor van Ventenat, en de Magnolia obovata van Willdenow, zyn van China en dragen hier witte violette bloemen.

De Magnolia pumila en de Magnolia fuscata van Andrews, zyn insgelyks van China, en moeten hier 's winters in de oranjery bevryd worden.

De Magnolia auriculata van Michaux, is een langlevend boomgewas van de Carolinen, dat hier zeer wel onze koude winters kan wederstaen. Men vindt nog den Magnolia soulanciana en veel andere medesoorten, die uit het zaed zyn gewonnen en allen om hunne schoone bladen en aengename bloemen worden gekweekt. De Magnolia yulan van Desfontaines, is een langlevend houtgewas van China, dat met groote eivormige bladen, omtrent 2 of 3 meters hoog groeit, en hier meest in april bloeit met zeven of acht witte bloembladen, die zich dikwils vertoonen eer zy hunne bladen ontwikkeld hebben en de lusthoven zeer versieren. De bladen van dezen Magnolia yulan worden in China veel gebruikt om met den thee te mengen en er een zwaer gewigt aen te geven. De Magnolias worden meest door het ryp zaed, in de warme serren, op teilen of bakken met fynen heigrond gevuld, vroeg in de lente gezaeid, en na twee of drie jaren de jonge planten in potten gekoesterd te hebben, tracht men die 's zomers aen de lucht te gewennen, om nadien in den heigrond te verplanten; zy worden ook door uitloopers, afzetsels en inleggers vermenigvuldigd; maer velen vatten by de inlegging geen wortel, gelyk, by voorbeeld, de Magnolia macrophylla, die inzonderlyk door het zaed moet vermenigvuldigd worden; velen van deze planten, gelyk de purpurea, ovata, lanceolata, stricta, ferruginea en varietate eliptica, moeten 's winters in de oranjehuizen bevryd of wel met dorre bladen in den vollen heigrond bedekt worden.

MAHERNIA, in 't fransch Mahernia, in 't lalyn Mahernia, is door Jussieu onder de familie van de Lindeboomen gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria pentagynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en verscheidene stampertjes hebben.

De Mahernia met veervormige bladen (Mahernia pinnata van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van de Kaep, dat met driemael gevleugelde bladen wast, en en meest in juny roodgele bloemen draegt, met vyf getande bloembladen in de kelken en hartvormige honigkelken op de draedjes geplaetst, die zaedhuisjes in vyf hutjes verdeeld voortbrengen.

Onze bloemisten hebben onlangs van de Kaep nog de volgende soorten verkregen :

De Mahernia met gladde smalle blaedjes (Mahernia glabra), die hier met kleine, lieflyke gele bloempjes groeit, waervan de onderste deelen der bloembladen met groen zyn versierd.

De Mahernia odorata, met zeer bevallige, gele, klokvormige bloemen, die eenen zeer welriekenden geur verspreiden.

De Mahernia incisa van Willdenow, een schoon langlevend heester-boomgewas van de Kaep, dat met gekerfde, kleine, blinkende bladen wast, en met zeer schoone, roodblozende bloemen bloeit.

Deze planten, die hier in de matige serren worden gekweekt, bloeijen somtyds in april, en geven ook dikwils in october nog hare tweede bloemen. Zy gelyken van gedaente aen de Hermanias, maer kunnen onder dezelfde familie niet gesteld worden, dewyl de honigkelken zeer verschillig zyn, en worden hier meest door afzetsels en uitspruit sels in den heigrond op warme broeibakken, op de wyze van de andere planten van de Kaep de Goede Hoop, vermenigvuldigd.

MAHONIEBOOM, Acajouboom, Anacardieboom, Nierenboom, in 't fransch Acajou, Bois d'Acajou, in 't latyn Anacardium, is door Jussieu onder de familie van de Terpentynboomen gesteld, en onder de 9 klasse van Linnaeus, Enneandria monogynia, boomen die met negen helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Mahonieboom (Anacardium occidentalis van Linnaeus) is een langlevende boom van Amerika, die in de Indiën zeer dik wast en aldaer veel bloemen draegt, die met vyf gestraelde bloembladen in de kelken en tien meeldraedjes bloeijen, waervan een verminkt is, niervormige, vleezige noten op de vruchtbodems voortbrengen, die als men ze by eene brandende keers nadert, een zonderling licht geven. Die vruchten worden hier by de apothekers Anacardus of Pediculus elephantis, Olifantsluis, genoemd; zy zyn bruin van verw, gelyken ook aen een menschenhart, en houden eene kern als eene amandel in, tusschen dewelke en de uiterste schors eene scherpe, heete, roskleurige olie gevonden wordt. Men houdt deze vruchten voor droog tot in den derden en heet tot in den vierden graed: derhalve zyn zy zeer schadelyk, ja doodelyk om inwendig te gebruiken; want bloot op het vel gelegd, zyn zy zeer brandende en doen blynen trekken. Zy worden gebruikt om de kropklieren en andere harde gezwellen open te trekken. De gemelde olie wordt met zorg en voorzigtigheid gebruikt om de hollige tanden, die gestadig pyn veroorzaken, in den mond te verbranden. De indiaensche geneesheeren schryven nog zeer veel krachten aen die vruchten toe, en vreemde bedriegers steken deze vrucht op het punt van een mes en houden die zoo in de keersen, en daer zy by het branden een vreemd geluid geeft,, willen zy alzoo aen bygeloovige menschen de toekomstige voorvallen voorzeggen.

De Acajouboomen, die door den handel alhier worden gezonden, zyn van de meubelmakers zeer geacht om alle slach van sieraedwerken te maken, die door den ouderdom een zeer schoon bruin gevlamd kleur verkrygen. Deze boom wordt in de warme landen door het kernzaed vermenigvuldigd.

MALPIGHIA, in 't fransch Malpighier, in 't latyn Malpighia, is door Jussieu onder de familie der Malpighiaceën gesteld, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria trigynia, planten die met tien helmstyltjes bloemen en drie stampertjes hebben.

De Malpighia met gladde bladen (Malpighia glabra van Linnaeus) is een zeer lieflyk heester-houtgewas van Jamaïka, dat in

struiken, zeer getakkeld, hier in de matige serren wel omtrent 1 meter hoog wast, met gladde, blinkende, eivormige, groene bladen, en meest van february tot in july bloeit, met schoone roode bloemtrosjes en fyn gevlamde bloemblaedjes, die kroonwyze zyn geschikt, en blozende roode beziën voortbrengen, die drie kerntjes in de zaedvruchten hebben.

De Malpighia met grenaetbladen (Malpighia punicaefolia) is een nieuw langlevend heester-houtgewas van de West-Indiën, dat hier van mei tot in july bloeit, met kroonwyze geschikte bloemtrosjes en purperachtige bloempjes, die schoone roode beziën voortbrengen, welke eenen aengenamen smaek bezitten en zeer lekker om eten zyn.

De Malpighia met groote bladen (Malpighia macrophylla) is ook een nieuw langlevend heesterge was van de Indiën, dat met kroonvormige trosjes bloeit en witte bloempjes, die schoone groote beziën voortbrengen.

De Malpighia met steeneiken bladen (Malpighia coccifera van Linnaeus) is een langlevend, klein boomgewas van de WestIndiën, dat hier met allerschoonste dubbele bloemen bloeit, die witte en rooskleurige gestreepte bloembladen hebben.

De brandende Malpighia (Malpighia urens van Linnaeus) is een langlevend, klein boomgewas van Zuid-Amerika, met eivormige bladen, die van onder met eene menigte zydachtige en puntstekende haertjes bedekt zyn; bloeit meest van july tot in october, met witte purperachtig gestreepte bloemen.

Men kweekt hier nog de Malpighia angustifolia, met smalle bladen; de Malpighia myrtifolia, met Myrtebladen; de Malpighia nitida, met blinkende groene bladen; de Malpighia ilicifolia, met Hulstbladen; de Malpighia glandulosa, met klierachtige bladen, en onze kundige bloemkweeker L. Van Houtte heeft onlangs nog van de Havane de Malpighia spec. ex. verkregen, die hier in 1844 voor de eerste mael ten toon is gesteld, en met allerlieflykste bloemen bloeit.

De vruchten van die Malpighias, die hier in de warme serren wel hare rypheid verkrygen, hebben eenen aengenamen smaek en worden in het land hunner af komst versch geëten, en ook op

de wyze van de Morellen opgelegd, om in de keuken te gebruiken. Deze schoone gewassen kunnen hier door het kernzaed van de rype bezien in de warme serren gezaeid en door afzetsels en uitspruitsels in potten in den heigrond, op warme broeibakken, onder het glas vermenigvuldigd worden. Zy moelen byna geheel het jaer in de warme serren verblyven, en hebben den naem van Malpighia bekomen, naer dien van den heer Malpighie, die eerst de plant in Europa heeft overgebragt en verspreid.

MALROUWE, Malruvie, Witte Andoren, in 't fransch Marrube, in 't latyn Marrubium, is door Jussieu onder de familie der lipvormige kruidplanten gesteld, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Malrouweplant (Marrubium vulgare van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België en elders omtrent de hagen, muren, wegen, bebouwde en onbebouwde landen, op vette gronden ten alle kanten wast, en volgens de standplaets dikwils van gedaente verschilt; zy groeit meest met witachtige, vierhoekige stengels, gelid, omtrent 35 centimeters hoog, met rondachtige, gerimpelde, gryzc, gewolde bladen, aen de kanten gekerfd en met witachtigen dons bedekt, die aen de leden der stengels wassen; bloeit hier meest van july tot augusty, met gryze witachtige bloemen, die rondom de knoopen of leden der stengels ringwyze staen bloeijen. Geheel dit kruid en de bloemen verspreiden eenen zoeten aengenamen reuk, die aen den Muscus gelykt. Deze plant wordt om hare deugden hier in de kruidhoven gekweekt.

De gricksche Malrouwe (Marrubium pseudo dictamnus van Linnaeus) is een langlevend houtachtig kruidgewas van het eiland Candiën, dat hier in de kruidhoven wordt gekweekt, maer 's winters in de oranjehuizen in potten wordt bevryd.

De zwarte wilde Malrouwe (Ballota nigra van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant, die veel in Vlaenderen aen de wegen en

« VorigeDoorgaan »