Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De gele Lischbloem (Iris flavescens) groeit met stengels, maer 20 centimeters hoog, en draegt hier dikwils in maert en ook somtyds in september schoone gele en bruinroode gestreepte bloemen.

De Lischbloem van Persië (Iris persica van Linnaeus) groeit met stengels, maer 20 centimeters hoog, en bloeit hier meest in april, eer de bladen zich vertoonen, met zeer lieflyke bloemen met drie blauwachtige witte bloembladen, die langs binnen met eene purpere fluweelachtige plek en eene oranje streep geteekend zyn.

De Lischbloem met dikke wortels (Iris tuberosa van Linnaeus) is eene langlevende plant van den Oosten, die hier in de oranjehuizen vroeg in de lente bloeit, met donkergroene bloemen, die langs binnen purper, geel en rood en langs buiten met eene purpere gefluweelde plek geteekend zyn.

De laegstammige Lischbloem (Iris pumila van Linnaeus) is eene plant van Oostenryk, die met altoosblyvende bladen en stengels, maer 12 of 14 centimeters hoog wast, en meest in april bloeit, met purperachtige blauwe bloemen, die de gedaente van vliegende vogeltjes hebben. Men vindt er veel medesoorten van met purpere, violette, witte en andere gekleurde bloemen.

De gefronselde Lischbloem (Iris fimbriata van Ventenat) is eene langlevende plant van China, die met dikke wortels en stengels wast, en hier in mei bloeit, met hemelsblauwe bloemen en fyngevlamde boorden, die langs binnen geel gespikkeld zyn en gefronsden vruchtbodem hebben; zy moet hier 's winters in de oranjehuizen bevryd worden.

De zwaerdvormige Lischbloem (Iris xiphioïdes van Redouté) is eene langlevende plant van Spaenje, met hooge stengels en breede bladen, die hier in juny bloeit, en welker schoone bloembladen met verschillige kleuren geteekend zyn.

Men vindt hier nog den Iris cristata en den Iris halophilla van den Hortus Kew., die van Amerika en Siberië oorspronkelyk zyn; den Iris plicata van Lamarck, van Oostenryk; den Iris Swertii van Lamarck, van Holland, en den Iris sambucina van Linnaeus, van Zuid-Europa.

De Iris pseudo-acorus van Linnaeus, wordt ook in België in

de grachten gevonden, en de Iris foetidissima van Linnaeus, wordt veel in Frankryk gevonden.

De Iris xiphium van Linnaeus, is eene plant van Spaenje, gelyk de Iris xiphioides, waeruit men door het zaed al die schoone medesoorten gewonnen heeft, die door de kweekers en bloemisten de volgende namen hebben verkregen, onder de welke zy op hunne lysten zyn bekend: de Iris Procris, met donkerpurpere bloemen; Iris Salamander, met purpere gevlamde bloemen; Iris Koningskleed, met donkere violette bloemen; Iris Arsinoë, met schoone blauwe bloemen; Iris Hecube, met zuivere witte bloemen; Iris zwarde Abend, met bruinachtige purpere bloemen; Iris Bucheval, met roode bonte bloemen, en de Iris nec plus ultra, met zeer lieve, purpere, gespikkelde bloemen, die allen onder den gemeenen naem van Iris anglica, in de Nederlanden worden verkocht en naer vreemde landen verzonden.

De Iris biflora, die in Spaenje en Portugael veel in de bergen groeit, wordt hier ook in de bloemhoven gekweekt; maer van al deze lischbloemen, die tot versiering der hoven hier door het zaed en struikscheiding worden vermenigvuldigd, is de Iris florentina van Linnaeus, van Zuid-Europa, inzonderlyk om zyne deugden in de geneesmiddelen vermaerd. De versche wortels zyn vol sap en geweldig warm van aerd; maer gedroogd en in poeijer met zoet vet of was gesmolten, bezitten zy de eigenschap om de bardnekkigste steenzweren en vurigste brandknoppen open te trekken en de ettergaten te zuiveren. De wortel van den Iris in poeijer met wyn gedronken, stilt de buikpyn, opent de verstoptheid en is goed voor de waterzuchtige menschen; dit poeijer doet ook niezen en zuivert de hersenen. De Iriswortel in den wyn gekookt, met wierook vermengd en warm opgelegd, trekt alle splinters en doornen uit de zweren. In poeijers ingenomen, verdryft hy alle dikke en taeije slymen uit het lichaem, en kan ook de geelzucht genezen. De wortels worden veel in den wyn gehangen, waeraen zy eenen aengenamen geur en smaek verschaffen; op biertonnen gesteken, behouden zy het langen tyd zoet en aengenaem van smack. Het poeijer van die wortels wordt in sommige landen met het meel gemengd en met het brood gebakken, waer

de

aen het eenen goeden smaekt geeft. De heer De Caux schryft, dat een half lood pulver van den Iris met wyn gedronken, de dikke slymen van de gal, longer en borst door den kamergang afdryft, en dat de reukwatermakers die wortels gebruiken om aen dit water eene velzuiverende kracht te geven. Lobel en Dodonaeus hebben ook al de nuttige krachten van die Lischwortels beschreven, welke men allen in het Kruidboek van laetsgenoemden schryver van bl. 385 tot 391 aengeteekend vindt. Alle geneeskundigen schryven, dat de wortels van sommige Lischplanten eene buikzuiverende kracht bezitten.

LOBELIA, in 't fransch Lobélie, in 't latyn Lobelia, door Tournefort Rapuntium trachelium genoemd, en onder zyne 2o klasse, 3o sectie gesteld; door Jussieu onder de familie der klokvormige bloemplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Deze planten, waervan men heden veel verscheidene soorten vindt, zyn opgedragen aen den vermaerden Thomas Lobel, wiens naem zy hebben behouden. Ik zal deze beschryven die hier in den vollen grond worden geplant.

De Lobelia cardinalis van Linnaeus, is eene langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die met enkele stengels, een weinig gewold, omtrent 50 centimeters hoog wast, en met eivormige bladen; bloeit van july tot in september, met lange trosjes en veel lieflyke bloemen op de toppen der stelen, die een blinkend rood scharlaken kleur hebben.

De Lobelia syphilitica van Linnaeus, komt ook van Amerika, groeit hier met eenen stengel omtrent 40 of 50 centimeters hoog, en bloeit met aren op de toppen en blauwe bloemen, ook van july tot in september.

De Lobelia met fyne baertjes bekleed (Lobelia hirsuta) is ook van Noord-Amerika; zy groeit met zwakke, getakkelde stengels, en bloeit meest in angusty, met witachtige bloemen op de toppen.

De Lobelia fulgens van Curtis, is eene langlevende plant van

Noord-Amerika, die hier met schoone roode, blinkende bloemen van july tot in september bloeit.

De Lobelia Dortmanna vàn Linnaeus, van Europa, groeit veel in België aen de kanten der stroomende waters, met eenen blooten stengel en lynvormige bladen die aen de Salie gelyken, en draegt meest in augusty tweevakkige, blauwe violette bloempjes.

De Lobelia urens van Linnaeus, groeit ook in Vlaenderen en Zeeland, met regte stengels en rondachtige, getande en gekerfde bladen, die doorzichtig en lansvormig zyn; bloeit meest in augusty met trossen en violette bloempjes. Deze twee laestgemelde planten gelyken zeer wel aen het Halskruid, en volgens de oude Kruidbeschryvers bezitten zy dezelfde krachten.

De Lobelia splendens is eene nieuwe kruidplant van Mexiko, die hier met stengels omtrent 40 of 50 centimeters hoog wast, en meest van july tot in october bloeit, met trossen en zeer lieflyke roode, blinkende bloemen; maer deze plant moet hier 's winters in de oranjery bevryd worden.

Men vindt by onze bloemisten nog de volgende soorten, die met zorg in de bloemhoven worden gekweekt en allen onder de langlevende kruidplanten zyn gesteld; sommigen worden in de oranjeryen bevryd: Lobelia Althontoweriensis, — arborescens, - aurantiaca,- Belgica, -bellidifolia, -Cavanillesiana, Cobughii, — coerulea grandiflora, — Dracocephaloïdes, — formosa, — gracilis, — heterophylla major, -hybrida, burgensis, Makoyi,

[merged small][ocr errors]

Miller, Phoenicea nova,

stellata, superba, coccinea,

[ocr errors]

[ocr errors]

Lim

pul

tupa coccinea,

robusta,

violacea, auzurea, coccinata, ignea,

serotina,

[ocr errors]

Wallanisis, - Vulcan, unidentata,— sanguinea vera, en meer andere die allen den naem van Lobelia hebben verkregen.

Al de Lobelias worden op de wyze van het Klokkenkruid vermenigvuldigd; maer het ryp zaed wordt onder het glas op belommerde plaetsen gezaeid en van daer met dolkens verplant; de zacijelingen moeten de eerste winters in de oranjery verblyven, om voorts met zorg in den zomer in den vollen grond te verplanten. De Lobelia longiflora, is, volgens Haller, vergiftig; hare

melk brandt op de tong en in de trekplaesters; zy heeft eenen stinkenden reuk.

LODDIGESIA. in 't fransch Loddigesia, in 't latyn Loddigesia, is onder de familie der planten die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen met tien meeldraedjes tot twee afzonderlyke lichamen samengegroeid.

De Loddigesia met Klaverzuringbladen (Loddigesia oxalidifolia) is een nieuw klein heester-houtgewas van de Kaep, met stengels, dunne takjes en zeer veel blaedjes, drie te samen op de stelen verspreid; bloeit hier van april tot in mei, met korte bloemtrossen op de toppen, en zeven of acht schoone purpere bloempjes, die zeer bevallig zyn. Deze lieflyke plant, die men by sommige bloemisten hier kan bekomen, kan door het zaed, in den fynen heigrond, in de oranjery gezaeid, en door inleggers vermenigvuldigd worden; maer om schoone bloempjes te dragen, moet zy in de matige serren of in eene goede oranjery, in den heigrond, gekweekt worden.

LOMATIA, in 't fransch Lomatie, in 't latyn Lomatia, is door Jussieu onder de Embothrium planten en de familie van de Zilverboomen gesteld, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De volgende gewassen, die men hier by Alex. Verschaffelt en veel andere bloemisten vindt, zouden by het artikel van den Embothrium moeten beschreven zyn; maer deze nieuwe planten van Nieuw-Holland worden hier Lomatia genoemd en zyn nog zeer zeldzaem in den handel verspreid; derhalve worden zy nog op de bloemkweekers-lysten van 6 tot 40 franken aengeteekend: De Lomatia cordata, Lomatia glauca, Lomatia illicifolia, Lomatia longifolia, Lomatia spec. nova. Zy worden op de wyze van de Embothrium, door inleggers, in den heigrond gekweekt (Zie het artikel van den Embothrium, 2o deel, bl. 151).

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »