Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

scheidenheden van eene en dezelfde soort zyn en echter van gedaente verschillen.

De belgische Linde (Tilia europaea van Linnaeus) is een langlevende boom van Europa, die hier van over zeer oude tyden te wel is bekend om geheel deszelfs gedaente te beschryven. Al de Lindeboomen bloeijen met bloemkelkjes, in vyf verdeeld, met vyf bloemblaadjes in de kransjes, die rondachtige, drooge zaedhuisjes, op de wyze van bezietjes, in vyf hutjes verdeeld, voortbrengen. De smalbladige Lindeboom (Tilia pavifolia) groeit ook wel in België, alsmede de Lindeboom van Amerika (Tilia americana van Linnaeus) en de gehaerde Lindeboom (Tilia pubescens van den Hortus Kew.), van de Carolinsche Eilanden, die met breede en door haertjes bedekte bladen zeer lommerryk versierd is.

De gemeene Linde met breede groote bladen werd van de oude Kruidkundigen Tilia foemina folio majore, en de Steenlinde Tilia faemina folio minore genoemd. Zy dragen allen zeer welriekende bloemen, en worden door de biën veel gezocht om er haren honig en was uit te halen. Al deze Linden, door hare schoone, lommerryke, groene, zuivere bladen, welke de rupsen nooit aenranden, zyn zeer geschikt om de wandelingen en dreven te beplanten, en worden gebruikt om priëlen mede te bekleeden, daer men ze gemakkelyk op alle wyzen kan leiden.

Het hout, de schors, bladen en bloemen der Lindeboomen bezitten veel heilzame deugden, die van over zeer oude tyden zyn bekend, en waeromtrent het al de Kruidbeschryvers wel eens zyn. Voor eerst, het lindenhout is wit en week, effen, glad en taei, en wordt ook niet ligt van de wormen aengetast; derhalve is het tot het beeldhouwerswerk zeer dienstig, en wordt door de draeijers en schrynwerkers veel geacht. De schors van de Linde wordt veel gebruikt om matten, korven, koorden en touwen te maken en als bindsels om allerlei boomen te okuleren. Het binnenste der schors, in de boomolie gekookt, geeft eene zeer goede zalve om de wonden en verbrandheid te genezen. De bladen en schors van de Linde zyn matelyk warm en samentrekkend van kracht; de binnenste schors, met azyn gemengd, en daermede ettelyke dagen het vel gewasschen, geneest de kwade ruidigheid,

witte krauwagie en allerlei schurftheid. De Lindebloemen, in den bloeityd vergaderd, worden droog en versch als thee in het kokende water geweekt, en als zweetverwekkend middel gebruikt, welk gedronken ook zeer goed is om de heete koortsen te verdryven. Het water, van het lindenbloeisel gedistilleerd, gedronken, geneest de vallende ziekte en is ook zeer dienstig voor de draeijingen des hoofds en beroerdheid, en voor de kinderen die door stuiptrekkingen zyn aengerand; dat water is ook uitmuntende goed om de vrouwen haest van kinde te doen verlos-sen en om de oogen te zuiveren. Men kan ten dien einde uit de Lindebloemen eene conserve maken. Het gedistilleerd water, door afkooksel uit dit bloeisel getrokken, met eenige druppels lavendelolie bereid, is het beste middel om het baren der vrouwen te bevoorderen. De jonge takken, met de bladknoppen in het water gekookt en gedronken, is een goed middel voor de waterzuchtige menschen. De vermenigvuldiging der Lindeboomen geschiedt hier meest door inleggers van de jonge boomen, die men grondwaerts buigt en met eenige haken by de aerde vast maekt en de takjes met aerde tot aen de toppen bedekt; het eerste en tweede jaer vatten zy wortel, waerna men die van de moederplant afsnydt, om voort in de kweekery te verplanten. Zy worden ook veel door uitloopers voortgekweekt en kunnen door het ryp zaed ook vermenigvuldigd worden, waeruit men medesoorten, met groote, bonte en witachtige bladen verkregen heeft. Men vindt hier nog de Tilia argentea, Tilia rotundifolia en de Tilia alba, die by sommige liefhebbers worden gekweekt.

LINNAEA, Linneuskruid, in 't fransch Linnée, in 't latyn Linnaea, door Tournefort Campanula genoemd, en onder zyne 1° klasse, 8° sectie gesteld, der klok vormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie van het Geitenblad, en van anderen onder de Kappers, en onder de 14e klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die twee lange en twee kortere helmstyltjes hebben en zaedjes dragen die in een zaedhuisje besloten zyn.

De Linnaea borealis van Linnaeus, is een langlevend heester

houtgewas van Zwitserland, dat hier struikgewyze maer omtrent 30 of 35 centimeters hoog groeit, met dunne, liggende takjes, en vele altoosblyvende, schoone, groene, rondachtige blaedjes; bloeit hier meest in mei op de toppen, met zeer bevallige, overhellende, witachtige rooskleurige bloempjes als bellekens, die van boven in de kelkjes in vyf zyn verdeeld, klokvormige kransjes hebben, drooge bezien in drie hutjes verdeeld voortbrengen, en eenen aengenamen geur verspreiden. Deze schoone plant, met hare welriekende bloemen, is aen den kundigen leeraer Linnaeus opgedragen en heeft zynen naem behouden; zy wordt als versiering in den heigrond in de lusthoven gekweekt, en door inlegging der jonge takskens op belommerde plaetsen vermenigvuldigd. Men heeft tot heden nog door het zaed geene medesoorten van deze lieflyke plant verkregen.

LINZE, in 't fransch Lentille, in 't latyn Ervum lens, is onder de 10° klasse, 2o sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de peulvruchtdragende planten, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen met tien meeldracdjes, die in twee groepjes gescheiden of tot twee afzonderlyke lichamen zyn samengegroeid.

De Linze (Ervum lens van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Zuid-Frankryk, die alle jaren in de moeshoven vroeg in de lente wordt geplant, en ook uit de hand gezaeid; zy groeit met kleine stengeltjes, maer 10 of 15 centimeters hoog, en steeltjes met langs beide zyden smalle blaedjes; zy gelykt aen de Vitse, en bloeit meest in july, met kleine, vlindervormige, purperachtige bruine bloempjes, die platte, ronde peulvruchten voortbrengen, en gemeenelyk drie Linzen inhouden, die drie jaren goed blyven en een krachtig voedsel bezitten. De Linzen gekookt en als de erten bereid, zyn zeer stoppig, versterken de maeg en zyn bekwaem om den buikloop te stelpen; gepeld en van al hare schellen gezuiverd en als potagie gebruikt, verdroogen en stoppen zy de vloeden der vrouwen, zoo Galenus getuigt; maer zy zyn moeijelyk om verteren en veroorzaken droomen en zwaer grof bloed. Men vindt onder de Linzen veel medesoorten; zy

begeren eenen droogen, zandachtigen grond en worden droog en groen als spyzen gebruikt, veel gemalen en met tarwe gemengd en als brood gebakken, dat eenen goeden smaek heeft en een aengenaem voedsel verschaft. De Linzen worden in Engeland, Frankryk en elders veel op de oorlogschepen gebruikt, om de zeelieden te voeden. Het kruid van de Linzen wordt ook groen en droog als voeding aen al de kruidetende dieren gegeven, die er veel melk van geven.

LIPARIA, in 't fransch Liparia, in 't latyn Liparia, is door Jussieu onder de familie van de boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, planten met tien meeldraedjes, tot twee lichamen samengegroeid.

De bolronde Liparia (Liparia spherica van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Afrika, dat hier omtrent 1 1/2 meter hoog wast, met stekende, lansvormige bladen, en van mei tot in juny op de toppen bloeit, met zeer lieflyke gele, ineengedrongene bloemen, die rondachtige peulvruchten voortbrengen.

De Liparia met lansvormige bladen (Liparia lanceolata van Linnaeus) is een kleiner heester-houtgewas van de Kaep, met schrale takjes en lynvormige bladen, dat van juny tot in july bloeit, met zeer schoone, bevallige, gele bloemen, waervan de peulvruchten hier wel hare rypheid verkrygen.

De bewolde Liparia (Liparia villosa van Linnaeus) is een langlevend heestergewas van Ethiopiën, met eivormige en door witten dons bedekte bladen, en met schoone bloemen, in busseltjes verzameld.

De laetstgenoemde bevallige plant gelykt zeer wel aen de Indigoplant (Indigofera sericea), die ook met witten zydachtigen dons bedekt groeit, en waervan het zaed ook eene blauwe verw inhoudt.

Deze planten moeten hier 's winters in de oranjery bevryd zyn, en kunnen door afzetsels, op lauwe broeibakken en onder het glas, in den heigrond, en ook door het ryp zaed vermenigvuldigd worden.

De Liparia sericea en de Liparia umbellata van Linnaeus, dic

ook van Afrika voortkomen, worden hier by sommige bloemisten gekweekt.

LISCHPLANT, Lischbloem, Pinksterbloem, in 't fransch Iris, Glaieul, in 't latyn Iris, is onder de 8° klasse, 2° sectie der Lelieplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Lischbloemen, en onder de 3o klasse van Linnaeus, Triandria monogynia, planten die met drie helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Lischplanten bloeijen allen met zes ongelyke, lipvormige, opene bloembladen in de kransen, die van binnen zyn geteekend en met haertjes en baerdjes versierd.

Men vindt heden veel verscheidene soorten die in de bloemhoven worden geplant, langlevende planten zyn, weinig van gedaente verschillen, maer met velerhande kleuren bloemen.

De duitsche Lischbloem (Iris germanica van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Duitschland, die met altoosblyvende, breede bladen en schachten van 40 of 50 centimeters hoog wast, en meest in juny bloeit met vyf of zes bloemen op de toppen, die een zeer schoon donkerblauw kleur hebben, en waervan men zeer veel medesoorten vindt, die met blauwachtige, witte, purpere, violette en gele kleuren bloeijen, en allen eene schoone groene verw inhouden, die in veel landen wordt gebruikt om alle soorten van stoffen groen te verwen.

De Lischbloem met verscheidene kleuren (Iris versicolor van Linnaeus) is cene langlevende plant van Noord-Amerika, die met hooge bloempypjes en schoone, regte bloembladen hier in juny bloeit.

De Lischbloem van Suze (Iris Susiana van Linnaeus) is eene langlevende plant van Azië, die met stengels wel 40 centimeters hoog wast, en met donkergryze en purpere, geklovene bloemen bloeit, die van binnen donkerbruin en dik gebaerd zyn en de gedaente van eenen paddenmuil hebben.

De Lischbloem (Iris squalens`van Linnaeus) komt van ZuidEuropa, en bloeit in de lente, met bloemen, die eenen zoeten, aengenamen reuk verspreiden.

« VorigeDoorgaan »