Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

den groeijen, dezelfde krachten heeft van deze die in de hoven geplant zyn; hy spreekt ook van het zaed dat hier by de apothekers van Smyrna gezonden wordt en ook dezelfde krachten bezit. Linnaeus doet dezelfde bemerking, bladz. 30, en in het boek van M. Baubin, bladz. 257, wordt hetzelfde bevestigd.

LAVENDEL, Lavendelkruid, in 't fransch Lavande, in 't latyn Lavandula, is onder de 4° klasse, 3° sectie van Tournefort gesteld, der lipvormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie van de Lipbloemdragende planten, en onder de 14e klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De gemeene Lavendel (Lavandula spica van Linnaeus) is een houtachtig kruidgewas van Zuid-Europa, dat in België en elders in de kruidhoven wordt gekweekt; het groeit met getakkelde stengels, omtrent 30 centimeters hoog, met langwerpige, lans- en lynvormige bladen, die aen de knopjes der stelen overeenstaen, een grysachtig wit kleur hebben, en aen de Roosmaryn wel gelyken; bloeit hier meest in july, met aren op de toppen der stelen en blauwe bloemen, die eenen zeer bezwarenden reuk inhouden.

De Lavendel met getande bladen (Lavandula dentata van Linnaeus) en de Lavandula abrotanoïdes van Willdenow, zyn van Spaenje en Amerika, en worden hier ook in de oranjehuizen gekweekt.

Er wordt van de gemeene Lavendel een water gedistilleerd, dat zeer nuttig is voor de losse hoofdpyn en tandzweren en gebruikt wordt om de lamme leden mede te stryken. De bloemen van die Lavendel met Muscadenoten en Nagelpoeijer gemengd, genezen de hartklopping, de geelzucht en de pyn in het hoofd. Lavendelolie onder den naem van Spicolie bekend, is zeer sterk en welriekend, en wordt inzonderlyk uitwendig tegen de gekrompene leden en verdoofde zenuwen gebruikt; maer de middelen met de Lavendelbloemen bereid, worden zeer zeldzaem inwendig gebruikt, omdat de Lavendel te krachtige, verhittende en acnprikkelende eigenschappen bezit; maer zy wordt

met welriekenden azyn in veel medecynen gemengd. De Lavendel in het water gezoden en daerin de kleederen of hemden gewasschen, doet al de luizen, ongedierten en kleerwormen door den reuk sterven; de bloemen in den wyn gezoden, dryven de pis en de nageboorte af, en zyn zeer goed voor de pyn in de maeg. De Lavendel wordt hier door struikscheiding in de lente vermenigvuldigd.

LECHENAULTIA, in 't fransch Lechenaultie, in 't latyn Lechenaultia, is onder de familie van den Miserieboom gesteld, en onder de 8 klasse van Linnaeus, Octandria monogynia, slach van planten die met acht meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Lechenaultia formosa is een nieuw klein heester-houtgewas van de Kaep, dat met dunne getakkelde stengels, maer omtrent 20 of 25 centimeters hoog wast, en zeer veel in den zomer bloeit, met allerliefste, geelachtige rooze bloempjes.

Men kan nog de volgende schoone soorten van die gewassen by onze bloemisten bekomen: de Lechenaultia biloba, met hemelsblauwe bloempjes, die twee hutjes hebben; de Lechenaultia multiflora, die byna den geheelen zomer bloeit, met zeer lieflyk gekleurde bloempjes; de Lechenaultia Drummondi, met zeer schoone violette bloempjes; de Lechenaultia oblata, van de Kaep. Zy worden hier allen om hare zeldzame bloemen gekweekt, maer kunnen onze koude winters niet wederstaen, en moeten in de matige serren in den heigrond worden gekweekt, en op dezelfde wyze als de Lachnea op lauwe broeibakken vermenigvuldigd en ook door het ryp zaed in den fynen heigrond gezaeid worden.

LEDERTOUWERSBOOM, in 't fransch Redoul, in 't latyn Coriaria, is door Jussieu onder de familie der planten van een onzeker zetsel gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia decandria, tweehuizigen-tienmannigen, die op den eenen boom al mannekens- en op den anderen al wyfkens-bloemen dragen, en met tien meeldraedjes bloeijen.

De Ledertouwersboom met myrtebladen (Coriaria myrtifolia

van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van Zuid-Frankryk, dat in de warme landen tamelyk hoog wast, met langwerpige, eivormige bladen, en meest in juny bloeit, met lieflyke bloemen, waervan de mannekens vyf bloembladen hebben en de wyfkens beziën voortbrengen, die de heer Orfila onder de slaepverwekkende planten stelt. De vruchten bezitten de krachten van de Nachtschadebeziën en Doorn- of Steekappelzaed; maer de schors bezit veel runne, die dient om het leer te bereiden. Dit boomgewas kan hier onze koude winters niel wederstaen, en moet in de oranjehuizen bevryd zyn; het wordt in de warme landen door uitloopers, inleggers en door het zaed vermenigvuldigd.

LEDON, in 't fransch Lédon, in 't latyn Ledum, is door Jussieu onder de familie van de Oleanders gesteld, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Meersch-Ledon (Ledum palustre van Linnaeus) is een langlevend, klein, houtachtig heestergewas van Noord-Europa, dat in de Nederlanden en ook in Vlaenderen en de provincie Antwerpen, aen de zoutachtige poelen en kanten der zee wast, en aen de Cistenroos cenigzins gelykt, maer langere zwarte bladen aen de stelen der stengels heeft, die gewold en met eene tacije, lymachtige stoffe zyn besmeerd, en welker boorden gekroezeld zyn; bloeit meest in july met witte bloemen, die aen kleine roozen gelyken, maer elk met een bezonder klein zwart plekje versierd zyn, dat haer zeer lieflyk en behagelyk mackt, en tamelyk groote zaedhuisjes met vyf hutjes voortbrengen, die zich langs onder openen.

De breedbladige Ledon of Thee van Labrador (Ledum latifolium van den Hortus Kew.), is cen langlevend heester-houtgewas van Noord-Amerika, dat hier omtrent 60 centimeters hoog groeit, met stengels en langwerpige bladen, en met kroonwyze geschikte witte bloemen op de toppen der stelen bloeit. Al de deelen van deze plant bezitten eenen welriekenden geur, en de bladeren worden heden veel als thee gebruikt.

De Ledon met Thymusbladen (Ledum thymifolium) en de Ledon met Busboombladen (Ledum buxifolium van den Hortus Kew.) zyn

heestergewassen van de Carolinsche eilanden, die met veel kleine, witte bloempjes, kroonwyze geschikt, bloeijen.

De nederhangende Ledon (Ledum decumbens van den Hortus Kew.) is een langlevend heestergewas van de Hudsondsche golf, dat met al de gemelde soorten hier in den vollen grond, in de lusthoven en bloemtuinen, wordt geplant; zy kunnen door uitloopers en inleggers vermenigvuldigd worden.

De bloemisten hebben alhier nog onlangs van Amerika den Ledum fol. aureis verkregen, die met zeer lieflyke welriekende bloempjes bloeit.

De bladen van den Ledon werden van de oude Kruidbeschryvers meest Ladanum genoemd en van de apothekers Lapdanum geheeten, en veel gebruikt om welriekende water mede te distilleren en berookingen te doen; dit welriekende water wordt zeer geprezen om het uitvallen des haers te beletten en de gebreken der moeder te genezen. Die Ladanum wordt meest met witten wyn en roozewater bereid en rein gemaekt.

LEEUWENMUIL, in 't fransch Gueule de Lion, Muflier des jardins, in 't latyn Antirrhinum, is onder de 3o klasse, 4o sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van het Klierkruid, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en zaedjes voortbrengen in een zaedhuisje besloten.

Men vindt heden zeer veel soorten van Leeuwenmuilen, die veel in de bloemhoven worden gezaeid en ook in 't wilde groeijen, welke te wel van eenieder bekend zyn, om de gedaente van allen te beschryven; derhalve zal ik slechts noemen die de merkwacrdigste zyn.

De groote Leeuwenmuil (Antirrhinum majus van Linnaeus) is eene tweejarige kruidplant van Europa, die hier in de bloemhoven wast, met bloemen op de toppen, die de gedaente van leeuwenmuiltjes hebben, en waeronder men veel verscheidene kleuren vindt, zoo als roodachtige, purpere, witte en gele, die allen door het zaed gewonnen zyn en van kleuren veranderen.

De lynbladige Leeuwenmuil (Antirrhinum linaria van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België veel ten alle kanten op drooge plaetsen en onbebouwde velden wast, met regte stengels en overeenstaende, lansvormige, geslotene bladen; bloeit hier in july, met aren op de topjes en steellooze, overeenliggende, gele bloempjes.

De Antirrhinum cymbalaria van Linnaeus, is eene langlevende plant, die in België meest aen de oude muren en op de dakken groeit, en met witte roodgeteekende bloemen bloeit.

De purpere Leeuwenmuil (Antirrhinum purpureum) is eene langlevende plant, die in België in de drooge velden en aen de wegen wast, en ook in Italië veel wordt gevonden.

De Antirrhinum monspessulanum van Linnaeus, is eene langlevende plant van Frankryk, die Ch. Van Hoorebeke ook in Vlaenderen in de velden heeft gevonden; zy groeit met blinkende stengels en digte, lynvormige bladen, en bloeit met aren op de topjes der steeltjes en bloempjes die de gedaente van muiltjes hebben.

De Antirrhinum orontium van Willdenow, is eene éénjarige kruidplant, die in België ten alle kanten in de drooge velden wast, en met roode bloemen bloeit, die hier in de volkstael Doodshoofden zyn geheeten.

De Antirrhinum elatine van Linnaeus, is eene éénjarige kruidplant die hier meest in de velden wast. Men vindt nog onder die éénjarige planten, die hier en elders in het wilde groeijen, de Antirrhinum spurium, A. versicolor, A. arvense, A. pelisserianum en A. elegans, van Desfontaines, die van Spaenje komt. De Antirrhinum siculum en Antirrhinum sempervirens, van Willdenow, die hier in de oranjehuizen gekweekt en door het zaed vermenigvuldigd worden, houden de krachten van het Klierkruid in.

LEEUWENVOET, Leeuwenklauw, in 't fransch Pied de Lion, in 't latyn Alchemilla, is onder de 15° klasse, 2° sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de roosvormige bloemplanten, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria

« VorigeDoorgaan »