Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

men, die by de oksels der bladstelen, welke zeer lang zyn, uitspruiten; waerop de vruchten volgen, die eerst groen zyn en ryp zynde, geel worden, meest versch en groen worden geplukt, en met azyn, witte peperbollen, giroffelnagels, vinkel en laurierbladen gekookt en opgelegd, en zeer veel als toekruid met de spyzen worden gebruikt. De Komkommers zyn zeer verkoelende van aerd, maer bezitten weinig voedsel; de bladen en stelen met wyn gestooten. en op de puisten van het aengezigt en vel gelegd, doen die genezen; het zaed van de Komkommers gepeld en met zoete melk of witten wyn ingenomen, doet water lossen en is ook zeer goed als iemand de blaes van binnen gekwetst of verstopt heeft; met geerstewater gezoden, verdryft het de hitte van de lenden en vermindert den brand en dorst van de heete koortsen. De Komkommers worden in sommige landen ook op de wyze van de Meloenen vroeg in de lente in broeibakken geplant, om daervan vroeg in 't jaer versche vruchten te bekomen.

KONINGINNEBOOM, Strelitzia, in 't fransch Strelitzia, in 't latyn Strelitzia, is onder de familie van de Banaenboomen gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Koninginneboom (Strelitzia reginae van Willdenow) is een langlevend kruidachtig boomgewas van Afrika, dat met bladstelen van omtrent 60 centimeters en bladen van 34 of 40 centimeters lang aen de wortels wast, en waeruit een kruidachtige schacht schiet, die met geschulpte scheeden is voorzien, welke purperachtig geboord zyn en den stam bekleeden, die meer dan 1 meter hoog groeit, en waerop van in mei tot july witte bloemen bloeijen, waervan drie verdeelingen een schoon geelachtig kleur en de drie andere een schoon blauw kleur hebben, hetgeen deze plant de warme serren zeer lieflyk doet versieren.

De reusachtige Koninginneboom (Strelitzia gigantea) is eene langlevende, groote plant van Afrika; zy groeit met zeer breede bladeren van omtrent 2 meters lang.

Men vindt hier nog by onze bloemisten de Strelitzia junci

folia, met zeer lange en breede bladeren; de Strelitzia angustifolia, met lange, scherpe bladeren, de Strelitzia farinosa, met lange, breede bladeren, witachtig bemecld, de Strelitzia humilis, met kleine bladeren. Deze schoone langlevende kruidgewassen, die hier in sommige groote warme serren worden gekweekt, kunnen door uitloopers vermenigvuldigd worden. Zy groeijen meest in de woestynen en wildernissen van Afrika, alwaer de bladeren gretig worden opgezocht van de olifanten, kamcelpantheren, rhinocerossen en andere groote, wilde kruidetende dieren, die in de woestynen verkeeren, zich met die bladeren voeden, en de struiken tot acn de wortels afknagen. Deze kruidplanten hebben den naem van Koninginneboom verkregen om haren schoonen verheven wasdom.

[ocr errors]

KOOL, Sloor, Veld-Kool, Wilde Kool, Koolzaed, in 't fransch Colza, Chou colza, in 't latyn Brassica campestris, is door Jussieu onder de familie van de kruisvormige bloemplanten gesteld, en onder de 15° klasse van Linnaeus, Tetradynamia siliquosa, viermagtigen, planten die met vier groote en twee kleine helmstyltjes bloemen en peulvruchten met schilpjes voortbrengen.

De Veld-Kool (Brassica campestris van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België en elders in de velden wordt geplant, en groeit met fyne wortels en getakkelde stengels, wel 1 meter hoog, met éénparige, hartvormige, steellooze bladen, die op de stengels groeijen, op welke meest van het beginne van mei, zeer veel gele bloempjes bloeijen, die schilpjes met ronde zaedjes voortbrengen, waervan men veel olie bekomt, die op veel verscheidene wyzen wordt gebruikt om te branden, zeep mede te maken, enz. De bladen versch geplukt, zyn ook zeer dienstig om op de harde gezwellen en zweringen te leggen en alle diepe wonden te genezen. Assche van het Koolstroo gebrand en met wit van eijers gemengd, geneest de verbrandheid; loog dacrvan gemaekt, geneest het wild vuer en is goed om het hoofd te wasschen en te zuiveren. Deze Veld-Koolen worden hier meest in augusty gezaeid om in october te verplanten; zy kunnen maer omtrent 16 graden koude wederstaen.

De Rapen of Veld-Slooren, die ook onder de Koolen gesteld zyn, zal ik in het artikel der Rapen beschryven.

KOOL, Savooi, Krap-Kool, Spruit-Kool, Bloem-Kool, RoodeKool, Kabas-Kool, in 't fransch Chou, in 't latyn Brassica, door Tournefort, Napus, Rapa, Eruca, en onder zyne 5o klasse gesteld; door Jussieu onder de familie van de kruisvormige bloemplanten, en onder de 15° klasse van Linnaeus, Tetradynamia siliquosa, planten die met vier groote en twee kleine helmstyltjes bloemen en ook peulvruchten met schilpjes voortbrengen.

De Koolen die men hier gemeenelyk in de moeshoven kweekt, geven ons door het zaed cene groote menigte verschillige soorten, daer het bloemstof der meeldraedjes by het bloeijen van de cene op de andere vliegt, en ook van de bieën wordt overgedragen. Als men van de Koolen zuiver en onvermengd zaed wilt bekomen, behoeft men de struiken van elke soort voor het zaeijen bestemd, wel afzonderlyk te planten, of zy verloopen, en alzoo heeft men sedert eenige eeuwen in Europa zeer veel soorten verkregen, waervan sommige nieuwe lysten wel honderd verscheidene melden. Ik zal dus enkelyk hier deze noemen die voor de heilzaemste en voedzaemste geacht en hier in de moeshoven geplant worden.

De groote, roode, belgische Kool (Brassica sativus rubra), die somtyds roode Sluitkool genoemd wordt (Brassica rubra capitata), is eene zeer groote soort die zich zeer dicht sluit.

De Krul-Kool (Brassica crispa) groeit met gekronkelde bladeren, die zich zeer wonderlyk sluiten.

De brusselsche Kool (Brassica brabantia) groeit zeer groot met gekrolde bladeren, en brengt spruiten aen de stengels of stam voort.

De witte, groote Sluitkool (Brassica capitata alba, en ook Brassica imperalis genoemd), is de groote, witte Kool, die in Duitschland Sauerkraut wordt genoemd, zeer groot en dik groeit, klein wordt gesneden en met riekende kruiden opgelegd om 's winters in de keuken te gebruiken, hetgeen in de noordsche landen als een heilzaem middel wordt geacht voor de menschen die met het

scheurbuik zyn besmet; die Sauerkraut wordt inzonderheid door de zeevaerders op hunne lange reizen gebruikt.

De oostenryksche Kool (Brassica austriaca) wordt ook veel in Duitschland en elders gekweekt.

De Bloem-Kool (Brassica culiflora) waervan de geslotene blocmen eene lekkere en gezonde voedzame spyze inhouden, wilt hier in goede, vochtachtige gronden wel aerden.

De Raep-Kool (Brassica rapaecaulis) en de Kabuis-Kool (Chou cabus) worden veel in West-Vlaenderen en omstreeks Ryssel in de velden geplant, om 's winters de kruidetende dieren te voeden.

De volgende Koolen hebben meest allen den naem behouden. van de landstreken waer zy uit het zaed gesproten zyn : de milaensche Kool, de Savooi-Kool, de brunswyksche Kool, de wintzorsche Kool, de duitsche Kool, de yoriksche Kool met drie kropkens, en de laplandsche Kool, die het eerste jaer kroppen en het tweede jaer veel zaed voortbrengen.

De noordsche Koolboom (Brassica arborea) wast veel in Lapland, Finland en elders in de noordsche landen, wel 2 meters hoog; de inwoners dier streken gebruiken de bladeren, die een scheurbuik verdryvend middel bezitten, als spyze, en uit het zaed wordt eene olie gemaekt om in de huishoudens te gebruiken.

Alle soorten van Koolen zyn verdroogende en samentrekkende van aerd en bezitten salpetergeest; maer door het koken in het water, verliezen zy die salpeterstoffe, op zulke wyze, dat het water waerin zy gezoden worden, al deze kracht naer zich trekt. Derhalve maekt het water waerin de Koolen gezoden zyn, den buik week en verwekt eenen zachten kamergang. Het is ook wonderlyk goed om de gebreken der lidmaten te verhelpen, allerhande versche wonden te zuiveren en voortselende, kankerachtige zweren te genezen, als men die dikwils met dit sap wascht. De roode Koolen worden gemeenlyk voor de gezondste geacht en als spyze, om de gebreken des lichaems te verhelpen, gebruikt. Het sap van de roode Koolen wordt ook in klysteriën gebruikt, om den buik week te maken. Eindelyk, de Koolen die gemeenlyk den winter moeten doorbrengen, worden hier meest van het beginne van augusty tot october gezaeid, om

in november op hare standplaets te planten; maer by koude winters vervriezen zy somtyds, want de Koolen kunnen maer 15 of 16 graden koude wederstaen; daerom is het beter de jonge planten te samen te tafelen, 's winters met dorre bladen te bedekken en vroeg in de lente op hare verblyfplaets te planten. De zomer- of éénjarige Koolen, gelyk de Bloemkoolen en Savoijen, worden meest vroeg in de lente en verder in den zomer gezaeid, om naer wille de vruchten daervan in de keuken te gebruiken.

KOPBLOEM, in 't fransch Céphalanthe, in 't latyn Cephalanthus, is door Jussieu ouder de familie van de planten die roode verw bezitten gesteld, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Kopbloem (Cephalanthus occidentalis van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Noord-Amerika, dat hier in struiken met roodachtige, getakkelde stengels, omtrent 1 1/2 meter hoog wast, met lansvormige bladen; bloeit hier van july tot in augusty, met trechtervormige, kleine witte bloempjes op de toppen vereenigd, die spitsachtige zaedhuisjes en vruchtbodem met bewolde zaedjes voortbrengen.

Deze plant heeft haren naem van Kopbloem uit het grieksch Kephale, Kop, en anthos, bloem, verkregen; al hare deelen houden eene roode verw in. Deze schoone plant met haer lieflyk gewas kan zeer wel onze wintersche koude wederstaen, wilt in de lusthoven op belommerde plaetsen zeer wel groeijen, en kan door het zaed, zoodra het zyne rypheid heeft verkregen, vermenigvuldigd worden, alsook door inleggers, die na twee jaren wortel hebben gevat en men dan in de lente verplant.

KORAELBLOEM, Paternosterboom, wilde Moerbezie, in het fransch Arbre à Chapelet, Faux sycomore, Azedarach bipinné, Arbre saint, Lilas des Indes, Margousier, in 't latyn Melia, is door Tournefort onder de 21° klasse, 3° sectie gesteld, der boomen die roosvormige bloemen dragen; door Jussieu onder de Koraelbloem of wilden Vygenboom, en onder de 10° klasse van Lin

BIBL. UNIV.

GENT

« VorigeDoorgaan »