Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

in november op hare standplaets te planten; maer by koude winters vervriezen zy somtyds, want de Koolen kunnen maer 15 of 16 graden koude wederstaen; daerom is het beter de jonge planten te samen te tafelen, 's winters met dorre bladen te bedekken en vroeg in de lente op hare verblyfplaets te planten. De zomer- of éénjarige Koolen, gelyk de Bloemkoolen en Savoijen, worden meest vroeg in de lente en verder in den zomer gezaeid, om naer wille de vruchten daervan in de keuken te gebruiken.

KOPBLOEM, in 't fransch Céphalanthe, in 't latyn Cephalanthus, is door Jussieu ouder de familie van de planten die roode verw bezitten gesteld, en onder de 4° klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Kopbloem (Cephalanthus occidentalis van Linnaeus) is een. langlevend heester-houtgewas van Noord-Amerika, dat hier in struiken met roodachtige, getakkelde stengels, omtrent 1 1/2 meter hoog wast, met lansvormige bladen; bloeit hier van july tot in augusty, met trechtervormige, kleine witte bloempjes op de toppen vereenigd, die spitsachtige zaedhuisjes en vruchtbodem met bewolde zaedjes voortbrengen.

Deze plant heeft haren naem van Kopbloem uit het grieksch Kephale, Kop, en anthos, bloem, verkregen; al hare deelen houden eene roode verw in. Deze schoone plant met haer lieflyk gewas kan zeer wel onze wintersche koude wederstaen, wilt in de lusthoven op belommerde plaetsen zeer wel groeijen, en kan door het zaed, zoodra het zyne rypheid heeft verkregen, vermenigvuldigd worden, alsook door inleggers, die na twee jaren wortel hebben gevat en men dan in de lente verplant.

KORAELBLOEM, Paternosterboom, wilde Moerbezie, in het fransch Arbre à Chapelet, Faux sycomore, Azedarach bipinné, Arbre saint, Lilas des Indes, Margousier, in 't latyn Melia, is door Tournefort onder de 21° klasse, 3° sectie gesteld, der boomen die roosvormige bloemen dragen; door Jussieu onder de Koraelbloem of wilden Vygenboom, en onder de 10 klasse van Lin

BIBL. UNIV.

GENT

nacus, Decandria monogynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer één stampertje hebben.

De Koraelbloem (Melia azedarach van Linnaeus) is een zeer groot boomgewas van Ceylan, dat in Italië, Frankryk en elders in de warme landen wel 16 meters hoog wast, met 12 of 14 onregelmatige takken en gevleugelde bladen, die byna aen die der Esscheboomen gelyken; bloeit meest in july, met trossen op de toppen en schoone blauwachtige witte bloemen met violette pypjes, die eenen zeer welriekenden geur verspreiden en geelachtige vruchten voortbrengen, welke gevaerlyk zyn en eene olieachtige eigenschap bezitten, waervan men goede wassenkeersen kan maken, en welker kerntjes worden gebruikt om paternosters van te maken. De jonge takjes en bladen bezitten eene schoone zwarte verw, die door de stoffeverwers zeer wordt geacht. Deze boom kan onze luchtgesteldheid 's winters niet wederstaen en moet derhalve hier in de oranjehuizen bevryd worden.

De altoos groene Koraelbloem (Melia azedarach sempervirens van Swartz) is een langlevende boom van Jamaïka, die met kleinere bladen groeit en veel bloemen draegt, welke donker van kleur zyn en eenen sterken geur verspreiden. Deze boomen kunnen door het zaed in de matige serren of in de oranjery worden vermenigvuldigd; men kan er hier by verscheidene onzer bloemisten jonge planten van bekomen.

KORAELBOOM, in 't fransch Arbre de Corail, Arbre du Ciel, in 't latyn Erythrina, door Tournefort Corallodendron bygevoegd, is door Jussieu onder de familie der boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17a klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, planten die met tien meeldraedjes, in twee groepjes verdeeld of in twee lichamen samengegroeid, met twee zaedvliesjes in de bloemkelken en lange kransen als standaerds bloeijen.

De Koraelboom (Erythrina corallodendron van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Antilische Eilanden, dat met eenen stam, met doorns bekleed, in het land zyner afkomst tamelyk hoog groeit, met donkergroene bladen zonder doorns, die om

trent den middag schynen te slapen en zich vereenigen; bloeit hier meest in juny met regte aren op de toppen en zeer lieflyke bloemen, die het kleur van den Korael hebben, en peulvruchten, op de wyze van den Boonboom, voortbrengen.

De glansryke Koraelboom (Erythrina fulgens) is een langlevend heestergewas van Zuid-Amerika, dat alhier sedert eenige jaren is overgebragt, en in juny met veel schoone, lange, roodblinkende bloemen bloeit die ook peulvruchten dragen.

Deze twee schoone houtgewassen moeten hier in de warme serren gekweekt worden en kunnen door het zaed vermenigvuldigd worden.

De kruidachtige Koraelplant (Erythrina herbacea van Linnaeus) is een langlevend kruidgewas van de Carolinsche Eilanden, dat hier met enkele, houtachtige stengels, die jaerlyks uit de wortels spruiten, en donkergroene bladen wast; bloeit met aren en zeer schoone koraelroode bloemen die peulvruchten voortbrengen.

Onze bloemisten hebben onlangs van West-Indiën nog de volgende soorten van die Koraelboomen verkregen : de Erythrina crista galli, Erythrina major, Erythrina floribunda, Erythrina hendersonii, Erythrina laurifolia, Erythrina picta, Erythrina marginata, enz., die hier allen in de matige serren of in eene goede oranjery worden gekweekt, met allerschoonste koraelkleurige bloemen bloeijen en nog zeldzaem zyn verspreid; zy kunnen allen door het ryp zaed, in de lente, op teilen in den gemengden heigrond in de matige serren worden gezaeid. De peulvruchten dienen in de warme eilanden om alle slach van gedierten mede te voeden.

KORAELKRUID, Koraelmos, in 't fransch Coraline, in 't latyn Corallina of Fucus Corallina, is door Jussieu onder de familie van het Zeewier gesteld, en onder de 24° klasse van Linnaeus, Cryptogamia algae, een slach van planten die noch zigtbare bloemen noch vruchten dragen.

Het Koraelkruid (Fucus corallina) is een langlevend kruidgewas dat op de steenrolsen, klippen, schelpen en op den korael

in de zee wast, met dunne en zeer harde stengels, gelid en wyd verspreid, die somtyds aen de schelpen in de zee en aen den korael vast blyven hangen, en een wit en ook somwylen een roodachtig kleur hebben. Dit kruid wordt by de apothekers Corallina genoemd, heeft eenen ziltachtigen en brakken smaek, is zeer verdroogend van kracht en bezit een heilzaem middel om de wormen in den buik te dooden en af te dryven; het wordt derhalve in poeijers gebruikt en door de geneesheeren voorgeschreven, in eene grootere of mindere hoeveelheid, volgens den ouderdom der kinderen of bejaerde menschen, en met honig of syroop ingegeven.

zee.

Een ander Koraelkruid (Muscus carollaides) groeit ook in de

Het Zeewier (Fucus volubilis van Linnaeus) groeit ook veel in de Middelandsche Zee, alwaer de Korael wast, en daer het door zyne lange, dunne stengels over de Korael- of Perelbanken zwiert en de perelvisschers dikwils hindert, wordt het ook in de volkstael Koraelkruid genoemd.

KORIANDER, in 't fransch Coriandre, in 't latyn Coriandrum, is onder de 7o klasse, 8° sectie van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de kroondragende bloemplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraedjes bloeijen, twee stampertjes hebben en kroonvormige bloemen dragen.

De Koriander (Coriandrum sativum van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Italië, die in België aen den grond is gewend en veel in de moeshoven wordt gezaeid; zy groeit met ronde, dunne, getakkelde stengels, omtrent 25 centimeters hoog, met gesnedene en gekerfde bladen op de bladstelen, en bloeit meest in augusty met veel witte bloempjes met wyde kransjes, die kroonwyze zyn geschikt en ronde zaedjes voortbrengen, welke in den herfst ryp zyn en alsdan vergaderd worden om te bewaren.

De Koriander die met teelballekens bloeit (Coriandrum testiculatum van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België en elders in de velden wast, en van stengels en

bladen wel aen den eerstgemelden gelykt, maer welker bloemen op de toppen der stengels kroonwyze en als teelballekens zyn geschikt; zy dragen twee lange en twee kortere vruchten en zaedjes, en worden hier ook in sommige kruidhoven gezaeid.

Het versch kruid, de bladen en zaed van den Koriander hebben eenen zeer stinkenden geur, en zyn niet alleen geweldig verkoelend, maer versch ingenomen, kunnen ook doodelyk zyn, want zy maken eene ruwe stem, benemen het verstand en veroorzaken ydelheid des hoofds; te veel in eens daervan ingenomen, verwekt eene dulle dronkenschap, die den mensch zeer hinderlyk kan wezen; maer het korianderzaed droog geworden zynde, en zynen stinkenden reuk verloren hebbende, is matig heet en droog van aerd, wordt vóór het bereiden eerst in den azyn geweekt en nadien gedroogd, en alzoo meest gebruikt om de medecynen te bewaren, en ook op het vleesch met den azyn gesproeid, om het van de worwen en ongedierte te bevryden. Het Korianderzaed, onder het Koorn gelegd, bevrydt dit van de kalanders; eenen dag in den azyn geweekt, en daermede den vloer in de kamers of huizen besproeit, verdryft het al de vlooijen.

KRACHTWORTEL, Panaceswortel, in 't fransch Ginseng, in 't latyn Panax, is door Jussieu onder de familie van de Aralias gesteld, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia dioecia, veelechtigen-tweehuizigen, met mannekens- en wyf kens-bloemen en tweeslachtige (Hermaphroditus). De mannekens-bloempjes zyn met vyf getande bladen in de kelkjes, vyf bloemblaedjes in de kransjes en vyf meeldraedjes, die kroonwyze geschikt bloeijen; de wyfkens-bloemkelkjes zyn geheel, met vyf bloemblaedjes en meeldraedjes in de kransen, die ook kroonwyze geschikt bloeijen.

De vyfbladige Krachtwortel (Panax quinquefolium van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van China, Canada en Noord-Amerika, die van over eenige eeuwen in Europa is bekend. Zy wordt heden om hare heilzame deugden veel in Italië, Duitschland, Frankryk en hier in België in de kruidhoven gekweekt, en groeit met eenen ruwen stengel, wel 60 of 70 centimeters hoog, waeraen gemeenlyk lange stelen en vyfvoudige, donkergroene

« VorigeDoorgaan »