Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

tige bladen; bloeit hier meest in july, met blauwachtige purpere bloempjes, die tusschen de stekende bollen op de toppen groeijen.

De tamme Kaerdendistel (Dipsacus sativa van Linnaeus) verschilt weinig in gedaente met de voorgaende, ten zy door de omgebogene schilfertjes. Men vindt deze plant ook veel in het wilde groeijen te Zwynaerde en Meerlebeke, in de meerschen en kanten der bebouwde landen aen de Schelde, by Gent; zy vertoont zich meest met bleekblauwe purperachtige bloempjes.

De gekerfde Kaerdendistel (Dipsacus laciniatus van Linnaeus), die men ook in Vlaenderen in sommige vochtige bosschen vindt, wordt veel in Frankryk, Duitschland en elders in de velden gekweekt.

De kleine Kaerdendistel (Dipsacus pilosus) en de wilde Kaerdendistel (Dipsacus sylvestris van Linnaeus) groeijen ook in België, op sommige plaetsen, in de belommerde en vochtige bosschen.

Alle deze planten zyn tweejarig; het eerste jaer schieten zy maer bladeren en het tweede stengels, die kaerden voortbrengen. De drie eerstgemelde groeijen met hollige stengels, door scherpstekende doorntjes bezet, en knoopen, aen elken van welke twee groote lange bladen wassen, die zoo digt aen de stelen rond vast zyn, dat de dauw en het water welk van den regen valt, daerop vast blyven liggen zonder af te druipen. Op het bovenste der stelen groeijen die lange stekende bollen, die gemeenelyk Kaerden worden genoemd, in den herfst geheel hunne rypheid verkrygen en vergaderd worden, en in de fabrieken dienen om wollen lakens en veel andere stoffen mede te kaerden. Deze planten hebben den griekschen naem Dipsacus, die in het vlaemsch Dorstkruid bediedt, verkregen, omdat, zoo als wy gezegd hebben, de bladen zoo digt aen de stengels gesloten zyn, dat zy altoos het regenwater blyven behouden. Men vindt in de werken van Plinius, dat de wortels van de Kaerdendistels in den wyn gezoden, fyn gestooten en tot een zalfken bereid, de kloven, fistelen en loopende gaten van den aersdarm genezen, als men die daer dikwils mede bestrykt; de bladen worden ook gestooten en gebruikt om de speen te genezen. De kundige Lobel zegt dat de

tamme Kaerdendistels cene drooge kracht bezitten en tegen den kanker en voortetende zweringen mogen gebruikt worden. Het sap van de bladen in de ooren gedaen, brengt de wormen om die somwylen het gehoor beletten; het gedistilleerd water der bladen is zeer nuttig om de zeeren des monds en der tanden te zuiveren; maer alle deelen van deze planten mogen inwendig niet genomen worden, dewyl zy eenen hevigen dorst verwekken. De wormkens die men gemeenlyk in de bollekens der kaerden vindt, werden ten tyde van Lobel gebruikt om de vierdendaegsche koortsen en de gezwellen en zweringen te genezen. Men ziet nog heden die wormkens door de visschers opzoeken, om als aes aen hunne vischangelen te doen en er visschen mede te vangen.

KAESKENSKRUID, Wilde Maluwe, in 't fransch Mauve, in 't latyn Malva, is onder de 1° klasse, 6o sectie der klokvormigė bloemplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Maluweplanten, en onder de 16 klasse van Linnaeus, Monadelphia polyandria, éénbroederigen, planten die met veel meeldraedjes in eenen bundel vereenigd bloeijen en met verscheidene helmstyltjes bloemen.

De planten van deze soort zyn zeer talryk en bezitten meest alle in de vlaemsche tael verschillige namen; derhalve zal ik elke van deze planten volgens haren vlaemschen naem op hare plaets beschryven, en hier enkelyk die noemen welke onder den naem van Kaeskenskruid of Papelbladen zyn bekend, en zoo hier te lande als elders wassen.

Het welriekend Kaeskenskruid (Malva moschata van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België en elders in vette gronden, op onbebouwde velden, aen de kanten der wegen, in de hoven, aen de tuinen en op vochtige plaetsen in het wilde wast, met niervormige, breede, groene en gladde bladen, aen de kanten een weinig gekerfd, die aen de wortels groeijen, waeruit alle jaren verscheidene stengels spruiten, die somtyds wel 50 of 60 centimeters hoog wassen, met verspreide blaedjes, en waerop meest van juny tot in den herfst zeer lieflyke bleek purpere roozebloemen bloeijen, met korte steeltjes, die

vyf bloembladen in de kelken hebben en ronde platte bollekens met vliezen bedekt voortbrengen, welke de gedaente van een klein kaesken verbeelden en veel zaedjes inhouden. Dit Kaeskenskruid verschilt van het Sigmaerskruid of de Winterroozen (Malva alcea) door de stengels die veel kleiner wassen, en doordien de bloemen eenen zeer aengenamen Ambrozynreuk verspreiden; maer zy bezitten dezelfde deugden.

Het Kaeskenskruid of wilde Maluwe (Malva sylvestris) is eene tweejarige kruidplant van Europa, die in België en elders ten alle kanten in de velden, hoven en wegen wast, met gewolde stelen en bladstelen, puntachtige bladen in zeven vliezen verdeeld en regtgebogene stengels, die het tweede jaer uit de wortels schieten, en waerop van juny tot in september dubbele bloemen met 3 of 4 bloembladen bloeijen, die een zeer lieflyk bleekpurper roozekleur hebben en zaedjes met vliezen bedekt voortbrengen, welke een zeer klein kaesken verbeelden.

[ocr errors]

Het Kaeskenskruid met ronde bladen (Malva rotundifolia van Linnaeus) is eene eenjarige kruidplant, die in België en elders, in hooge en drooge onbebouwde gewesten en velden wast, met regtbuigende stengels, ronde, hartvormige bladen, in vyf vliezen verdeeld, en bloemen op de stelen die ook zaedjes, met vliesjes bedekt, voortbrengen.

Het Kaeskenskruid of wilde gekrolde Maluwe, plant die men hier gemeenelyk Papelbladen noemt (Malva crispa van Linnaeus), is cene eenjarige kruidplant van Syriën, die om hare deugden, ten tyde der Kruisvaerders, uit Azië in Europa is overgebragt, en in Vlaenderen en elders in België veel in het wilde groeit, door het zaed dat door de vogels ten alle kanten wordt verspreid, en wel meest in vette gronden, aen de huizen, tuinen, hoven en kanten der vochtige bosschen, met eenen stengel van omtrent 70 of 80 centimeters hoog, en stelen met rondachtige, hoekige bladen, rondom in een gekrold; bloeit hier meest in september, met kleine bloempjes, waerop ook kleine kaeskens volgen, met vliezen bedekt, die veel zaedjes inhouden.

De Malva Tournefortiana van Linnaeus is eene eenjarige kruidplant, die veel in het zuiden van Frankryk in de velden en aen

de bergen groeit, waer Tournefort die eerst heeft ontdekt, en die ook den naem van dien kundigen man behouden heeft. Deze plant groeit met liggende stengels, lynvormige bladen aen de wortels in vyf verdeeld, en bladstelen die langer dan de bladen zyn; de bloemkransen van deze bloemen zyn omtrent drie of vier mael langer dan de bloemkelken.

Het is, zegt de doctor De Chaux, in de tamme en wilde Maluwe of Kaeskenskruid, dat men al de slymerachtige eigenschappen vindt om de gebreken en pynen des lichaems te verzachten, en de verrottende deelen uit het lyf te verdryven. Het Kaeskenskruid in de spyze gebruikt, geeft redelyk veel voedsel; het sap van dit kruid maekt den buik week, verwekt eenen zachten kamergang en verjaegt alle kwade vochten uit het lyf. De bladen gestooten en opgelegd, zyn dienstig om alle steken en kwetzuren, en de stralen van alle ongedierten te genezen; het sap van dit kruid, met olyfolie bereid en daermede gestreken, verdryft al de schelferen, sproeten, plekken en onzuiverheden van het vel, en doet het wild vuer, zweringen en verbrandheid spoedig genezen, hetgeen men ook verrigt met enkelyk het kruid en de bladen te stooten en daer op te leggen. Het water waerin het Kaeskenskruid gekookt is, wordt ook veel in klisteren gebruikt; het wordt ook veel aen de koeijen, na het kalveren en tegen het bloed pissen, te drinken gegeven, om de knagingen en ruwigheden van de blaes en moeder te verzachten.

De Maluwe of Papelbladen, zegt Clusius, zyn, wel gestooten, zeer dienstig om op de gezwellen en harde verzweringen en wonden te leggen; die bladen, wortels en zaed zyn zeer dienstig, in melk, wyn of water gekookt, om de gebreken van de longer en de heeschheid der uitterende menschen te verhelpen.

De bladen, met zout geëten, zyn goed tegen de pynen en zweringen van de nieren en blaes; de bloemen van het Kaeskenskruid worden ook veel in het kokende water geweekt en als thee gedronken; zy worden door af kooksel in al de borstverzachtende geneesmiddelen met voordeel gebruikt. Dit kruid neemt ook deel in de syroop van den doctor Trousseau, die te Rennes door de kloosterzusters wordt bereid, en wordt in veel andere geneesmiddelen gebruikt.

[ocr errors]

KALABAS, in 't fransch Calebassier, Courge, in 't latyn Cucurbita, is onder de 1° klasse, 7° sectie der klokvormige kruidplanten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de Meloenen of Kauwaerden, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia monadelphia, eenhuizigen-eenbroederigen, met bloemen van het mannekens en wyfkens geslacht, die op eenen steng aengetroffen worden.

De fleschvormige Kalabas (Cucurbita lagenaria van Linnaeus) is eene eenjarige kruidplant van Zuid-Amerika, die hier en elders door de liefhebbers in de hoven wordt gezaeid, onder de Pompoenen is gerangschikt en op de wyze van de Komkommers wordt gekweekt. Daer ik de krachten van den Pompoen met zyne medesoorten op zyne plaets zal beschryven, zal ik hier enkelyk melding maken van de Kalabas. Zy brengt op dezelfde plant mannekens- en wyfkensbloemen voort, groeit met ranken en steeltjes, en groote, breede, hoekige, witachtige bladen, en bloeit met witte, vyf bladige bloemen, die uit den schoot der bladen spruiten, en fleschvormige vruchten voortbrengen, die van gedaente verschillen, somtyds als flesschen met lange halzen, en dan breed gebuikt en langs boven wat smaller groeijen, en meest in den herfst hare rypheid bekomen. Na het plukken haelt men er de binnenste vleezige gedeelten uit, waerna de houtachtige schors eene taeije hardigheid, als leer, verkrygt, digt is, alle soorten van dranken kan inhouden, en van de pelgrims, soldaten en reizigers veel wordt gezocht om met dranken te vollen; het binnenste vleesch van deze vruchten is koud van aerd tot in den tweeden graed.

Het sap, met olie van roozen vermengd, verzoet de pyn der verzworene oogen, en is zeer goed om in de ontstekene roode oogen te druipen; het vleesch is goed om als pappen op de brandige gezwellen, apostumatiën en andere vurige deelen te leggen; het geneest ook de hoofdzweren van de kinderen, maer de binnenste gedeelten van dit vleesch geëten, geven aen het lyf weinig voedsel.

Deze Kalabassen worden veel in de hoven van Italië, Spaenje, Frankryk en elders gekweekt, om de prièlen te bekleeden, daer

« VorigeDoorgaan »