Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

gen; want nog velen, als die ongelukkige opzwelling aen hunne koeijen voorvalt, maken eene doorbooring in de linke zyde der macgvliezen, juist boven het punt van den buik in de maeg, om alzoo eenen uitgang aen den gaz te geven, die de maeg en de darmen hevig doet optrekken en scheuren; maer deze bewerking kan de beesten doen sterven, en als zy daervan genezen, blyven zy nog langen tyd kwellen, vermageren, en eindigen met byna geene melk meer te geven.

Ik heb zelf de krachten van den Ammoniak bemerkt op tien koeijen, die door het eten van jonge versche Klavers in september, opgezwollen waren; negen zyn er mede genezen, en enkelyk een is geborsten, ter oorzaek dat er geen Ammoniak genoeg by de hand was en men dien te laet heeft kunnen gebruiken. Een ander persoon van myne kennis heeft ook den Ammoniak op twee zyner koeijen, die van de Klavers opgezwollen waren, gebruikt, en daermede eenen goeden uitslag bekomen. M. Thénard heeft ook deze wyze van den Ammoniak te gebruiken, om de opgezwollene kruidetende dieren te genezen, aen de leeraers der Veeartseny-school te Alfort, kenbaer gemaekt, die er de uitwerkende krachten van hebben bevestigd.

Niettegenstaende dit zoo heilzaem als gemakkelyk middel, schryft men nog in een der laetste nummers van een veeartsenykundig blad, door den heer Girard zoon, vóór zyne dood, uitgegeven, van een middel welk de doktor Ranque, van Orleans, tegen het opzwellen der kruidetende dieren heeft ontdekt; zie hier het voorschrift: Neemt 1 liter wyngeest aen 18 graden (Alcohol), 3 decagrammen Gansvoeten (Chenopodium botrys), 7 decagrammen toppen van koude Pepermunt (Mentha piperita), 3 decagrammen Laurier de sassafras (Laurus sassafras), 3 decagrammen Narduszaed (Nigella sativa of arvensis), die men te samen in eene distilleerflesch, wel toegestopt, by hel vuer 36 uren laet trekken, dan 17 of 18 greintjes welriekend Kamfer-liqueur by mengt, daerna wel door eenen fynen doek ontlost, en dan in eene flesch doet die men wel toestopt, om te bewaren; men geeft van dien drank aen de opgezwollene kleine dieren eenen lepel en aen de groote kruidetende dieren drie lepels; en als de opge

zwollenheid niet aenstonds vermindert, geeft men hun eene nieuwe dosis. Dit recept kan zeer wel in sommige voorvallen als hulpmiddel dienen; maer de ervarene veeartsen en landbouwers kunnen veel gemakkelyker zich bedienen van den Ammoniak, dien algemeenlyk by de apothekers te vinden is, en terwyl een lepel met een glas water ingegeven, genoegzaem is om de opgezwollene dieren te helpen.

KLAVERZURING, Zuerklaver, Zuerkruid, Koekoeksbrood, in 't fransch Alleluia, Pain de Coucou, Oxalide, in 't latyn Oxalis, door Tournefort Oxys genoemd, en onder zyne 1 klasse, 8° sectie gesteld, der klokvormige bloemplanten; door Jussieu onder de familie van de Ooyvaersbekken, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria pentagynia, planten die met tien meeldraedjes bloemen en vyf stampertjes hebben.

De veelkleurige Zuerklaver (Oxalis versicolor van Linnaeus) is eene kleine bloembol-plant van de Kaep, die met veel stengeltjes, elk met drie hartvormige blaedjes bekroond, alle jaren in den winter uit de bloemboltjes schiet, en met steeltjes, waerop meest in april bloempjes met vyf witachtige roozebiaedjes bloeijen, die met zeer lieflyke roodachtige boordjes gespikkeld zyn.

De Geitenvoet Zuerklaver (Oxalis caprina van Linnaeus) is eene langlevende kleine bloembol-plant van Ethiopië, die met stengels en grootere bladen dan de voormelde, alle jaren uit de bloemboltjes spruit, en van april tot in juny bloeit, met dubbele en enkele geelachtige bloemen, die eenen aengenamen reuk verspreiden.

De purpere Klaverzuring (Oxalis purpurea van Linnaeus) is eene langlevende bloembolplant van Afrika, die met schachtjes en donkergroene, ronde blaedjes wast, en met schoone purperachtige bloempjes bloeit.

De violetachtige Zuerklaver (Oxalis violacea van Linnaeus) is eene langlevende bloembolplant van Canada, die met kruidachtige schachtjes en donkergroene blaedjes wast, en met zeer schoone violette bloemtrosjes bloeit.

De kamvormige Zuerklaver (Oxalis pectinata van Willdenow) is eene langlevende kruidplant van de Kaep, die met zeer gebla

derde stengels wast, en waervan de bolachtige wortels veel in de warme landen met vleesch en andere spyzen worden geëten.

Men kweekt hier nog de vleeschkleurige Zuerklaver (Oxalis incarnata van Linnaeus) en de Oxalis asinina van Willdenow, die beiden van de Kaep oorspronkelyk zyn.

Het geel Koekoeksbrood (Oxalis Alleluia), dat door de nieuwe kruidkenners Oxalis corniculata wordt genoemd, schynt volgens Linnaeus eene éénjarige plant van Italië te zyn; maer volgens den Hortus Gandavensis, is die Oxalis corniculata eene langlevende zeer kleine plant, die in Vlaenderen en elders in België ten alle kanten in de velden en landen groeit, met stengels door drie blaedjes bekroond, die van in maert of omtrent april uit de aerde spruiten en wel 12 tot 14 centimeters hoog wassen, en ook met bloote steeltjes die uit de wortels schieten, en waerop meest in mei kleine witte bloempjes bloeijen die veel zaedjes voortbrengen, welke in heel kleine zaedhuisjes, gelyk zakskens, zyn besloten.

Het wit Koekoeksbrood (Oxalis acetosella van Linnaeus) is eene langlevende kleine kruidplant van Europa, die in Vlaenderen en elders ten alle kanten op belommerde plaetsen in de bosschen wast, met stengels, door kleine hartvormige blaedjes en fyne haertjes bekleed, en waerop meest in mei witte vyfbladige bloempjes bloeijen; maer die somtyds medesoorten voortbrengt, welke blauwachtige bloempjes hebben. Deze twee gemelde Koekoeksbrooden werden van de oude kruidkenners Trifolium acetosum flore alba en Trifolium acetosum lutea geheeten.

De Klaverzuringen die van vreemde landen alhier zyn overgevoerd, worden 's winters meest in potten in de oranjery gekweekt, alwaer zy vroeg bloemen. Zy bezitten dezelfde zurigheid als de Hofzurkel en ook veel potaschzuer, om in de geneesmiddelen te gebruiken. De kunstscheiders hebben sedert eenigen tyd ondervonden dat het polaschzuer welk men uit de Koekoeksbrooden trekt, veel krachtiger en vervolgens aen de zieken voordeeliger is.

Het Koekoeksbrood wordt veel door afkooksel en als verkoeldrank aen de zieken bevolen; het sap daeruit gehaeld, is zeer dienstig aen de menschen en kinderen die met koningzeer, klier

gezwellen en langdurige velziekten gekweld zyn; dit sap overgehaeld, bezit dezelfde zure krachten als de Wolfsmelk, Duivelsmelk en de Bryone-wortels. Dit kruid is hier te lande om zyne deugden zoo bekend, dat de landlieden het gaen opzoeken om als toekruid te eten, er kruidkoeken mede te bakken en tot bloedzuivering te gebruiken. Het water waerin dit kruid gekookt is, zuivert den mond en stelpt den dorst.

KLEEFKRUID, Onze Lieve Vrouwe Bedstroo, in 't fransch Gratteron, in 't latyn Galium, is door Jussieu onder de familie van de planten die roode verw inhouden gesteld, en onder de 4 klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier helmstyltjes bloemen en maer één stampertje hebben.

Het Kleef kruid (Galium aparine van Linnaeus) is eene éénjarige kleine kruidplant van Europa, die in België ten alle kanten in de velden, bouwlanden, grachten, wegen en hagen wast, met dunne, vierkante, getakkelde stengels en lange, smalle bladen, die rondom de stelen sterregewys zyn geschikt en aen de Meekrap gelyken, en waerop meest in july witte bloempjes bloeijen, die zaedjes met klisachtige, ruwe haertjes bedekt voortbrengen, welke aen de kleederen en schapen kleven.

Gansch dit kruid is ruw en kleeft aen al wat het aenraekt; het werd derhalve van de oude Kruidkenners Philanthropos genoemd. Men vindt dit kruid heden in veel rangschikkingen onder de Caille-lait, Onze Lieve Vrouwe Bedstroo, beschreven; maer het Kleefkruid heeft eene bezondere kracht, en Lobel zegt dat het gedistilleerd water van geheel dit kruid zeer goed is, drie of vier lepels daegs daervan ingenomen, om allerhanden vloed en den teeltloop te stelpen; het wordt ook met nut te drinken gegeven aen de menschen die met het rood melizoen en de geelzucht ge

kweld zyn; het sap is ook bekwaem om de hitte van den kanker te verzachten; het poeijer van het droog kruid is zeer goed in de bloedende wonden gedaen, om die te doen heelen en zuiver te genezen.

KLEIN BORZEKRUID, Peperwortel, in 't fransch Drave, in

't latyn Draba, door Tournefort Alysson lunaria genoemd; door Jussieu onder de familie van de kruisvormige bloemplanten gesteld, en onder de 15e klasse van Linnaeus, Tetradynamia siliculosa, viermagtigen, planten die met vier groote en twee kleine helmstyltjes bloemen en peulvormige vruchten met schilpjes voortbrengen.

Het Muer-Klein Borzekruid (Draba muralis van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België en elders ten alle kanten op de oude muren en tusschen de steenspleten wast, met witle wortels en veel eivormige blaedjes, en waeruit dunne, roodachtige stengels, van omtrent 25 centimeters hoog, spruiten, die met twee of drie zystelen en steellooze bladen groeijen, en waerop meest in july bloempjes met witte bloemkransen bloeijen, die cironde vruchten voortbrengen met rooze zaedjes, die in het midden als borzekens blyven staen. Al de deelen van dit gewas hebben eenen zeer scherpen smaek.

Het vroeg Klein Borzekruid (Draba verna van Linnaeus) is ook cene éénjarige kruidplant van Europa, die in Vlaenderen en elders in België in de zandachtige velden en op drooge plaetsen wast, met gekerfde en getande bladen en bloote schachten, waerop meest vroeg in de lente tweebladige witte bloempjes bloeijen, die aen de kleine Bergvlier gelyken.

De Draba alpina van Linnacus is eene langlevende kruidplant van de Alpische gebergten, die veel in Italië en elders wast, met bloote schachten, gehecle, lansvormige bladen en witte bloemen, die aen de Bergvlier gelyken.

Het zaed van deze planten is zeer heet van smaek, scherp bytende op de tong en warm van aerd; het werd in de oude tyden, eer de peper was bekend, veel met allerlei spyzen gemengd, en wordt heden nog door sommige bergbewoners in Savoyen gebruikt.

KLEIN KLISKRUID, Bedelaers Luizen, in 't fransch Lampourde, in 't latyn Xanthium, is door Jussieu onder de familie van de bloemtrosdragende planten gesteld, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia pentandria, eénhuizigen, met bloemen

« VorigeDoorgaan »