Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

stengels, en bloeit van in mei, met blauwe violetachtige bloemen, en moet, zoo als de voormelde, 's winters bevryd worden. Al deze planten kunnen door wortelscheiding in de lente vermenigvuldigd worden.

Deze soorten van Dagbloemen worden nu nergens in de spyzen of in de geneesmiddelen gebruikt. De oude grieksche Kruidkenner Dioscorides schryft, dat de bladen van den Hemerocallis gestooten, en op de borsten der vrouwen gelegd, de ontstekingen welke daerin na het baren komen, verzoeten en verzachten kunnen; bovendien verhaelt hy, dat de wortelen en de bladen zeer bekwaem zyn om de verbrandheid te genezen, als zy uitwendig daer opgelegd worden.

De Hemerocallis met witte bloemen wordt ook in 't wilde in Hongariën gevonden. Deze planten werden van de oude Kruidbeschryvers als eene medesoort van de Asphodille gehouden; maer Jussieu heeft die onder de familie van de tydlooze planten gesteld. Zy worden Dagbloemen genoemd, omdat de bloemen maer éénen dag schoon bloeijen, welke naem met den griekschen naem Hemerocallis genoegzaem overeen komt; zy worden ook van sommigen Kroonbloemen geheeten, niet omdat zy hare bloemen als eene kroon op de steng dragen, maer omdat de bloemen tot het maken van kransjes kunnen gebruikt worden.

DAHLIA, Georgina, in 't fransch Dahlia, in 't latyn Dahlia, is onder de familie van de bloemtros-dragende planten (Corymbifères) gesteld, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, met meeldraedjes wier helmknopjes zyn samengegroeid; vyf meeldraden zyn onderlinge met hunne helmknopjes samengegroeid; de bloemen zyn zelden eenvoudig, en behooren aen het 2° order, overbodige veelwyvery of overbodige samenhelmigen. De bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek of randen vrouwelyk; maer beide geven vruchtbare zaedkorrels. Sommige Kruidbeschryvers stellen de Dahlia onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia pentandria, twechuizigen met vyf meeldraden.

De Dahlia pinnata van Cavanilles, of Georgina purpurea van

Willdenow, is eene kruidplant van Mexiko, die in België veel in de bloemtuinen wordt geplant; zy groeit met langlevende, geknobbelde wortels, waeruit alle jaren in de lente gepypte stengels spruiten, die omtrent 2 meters hoog wassen, van onder tot boven getakkeld, met bladstelen en vindeelige of dubbel gevleugelde bladen (Pinnatifides) van een donker groen kleur. De steng en de takjes dragen bloemen tot de laetste maenden van het jaer. Sierlyke bloemschyven van bevallige gedaenten, schitterende, fluweelachtige kleuren, die op de bloemschyf alle schakeringen, het blauw uitgenomen, doorloopen, onderscheiden de bloemen, hetzy dat zy enkel, half dubbel of geheel dubbel zyn. Het natuerlyk tydstip van haren bloei is door de kweeking veranderd geworden; dit tydstip wordt heden op de volgende wyze gerangschikt in juny en july ontluikt de enkele en dubbele bloem; van july tot september heeft zy het toppunt harer pracht geheel bereikt, van den vyftienden september tot de eerste vorst, ontmoet men niet dan bloemen van middelbare grootte, wier kleuren nog redelyk schoon levendig zyn.

Men verdeelt het geslacht der Dahlias in twee soorten, naer mate zy aen de vruchtdragende of vruchtelooze behooren. Lieden die meenen dat de Dwerg-Dahlia eene afzonderlyke soort is, verkeeren in dwaling, en zyn mis dat deze Dahlia het voortbrengsel van eene bezondere aenkweeking zou zyn : de Dahlia nain of Dwerg wordt gewonnen door het scheiden der grondwortels.

De schoone voortbrengsels der natuer, aen welke Cavanilles den naem van Andreas Dahl, een vermaerd deensch kruidkenner, toegeëigend heeft, werden eerst in 1790, van Mexiko naer Spaenje overgebragt. Het was uit den kruidhof van Madrid, dat de eerste Dahlias in Europa werden verspreid; zy waren in België alreeds in 1800 bekend, alwaer in weinige jaren de aenkweeking zoodanig vermenigvuldigd is, dat dezelve tot in de geringste bloemhoven aengetroffen worden.

Men heeft door het zaeijen, dat meest in de lente wordt verrigt, wel duizend schoone verschillige geschakkeerde bloemen verkregen, die alle jaren nog door nieuw gewonnene soorten vermeerderen; want iedereen die de tentoonstellingen van Dahlias

in de Casino-zael te Gent en elders bemerkt, is verbaesd van zoo eene groote, keurige verzameling te ontmoeten van die gewassen, die heden volkomenlyk aen onze luchtstreek gewend zyn.

De aenkweeking dezer schoone planten is zeer gemakkelyk : zy beminnen van natuer eenen diepen, lossen, zandachtigen grond, en met een weinig kort geteerd mest, in den vollen grond geplant, willen zy in België zeer wel aerden, maer moeten tegen de koude winden en hevige hitte beschermd worden; langdurige vochtigheid is haer ook nadeelig. Men vermenigvuldigt dezelve door het planten der knobbelen of wortels in de maend april, door griffels en afzetsels op de broeibedden, in de maend mei of juny verrigt. Op welke wyze men ook de Dahlias in de bloemtuinen plant, bloeijen zy met sierlykheid en schitterende, levendige bloemen, die door hare verhevene gedaente en de verscheidenheid der kleuren, het sieraed der hoven van july tot in november maken.

Om veel jonge planten van de grondwortels der Dahlias vroeg in de lente te bekomen, kan men die van in de maend maert op warme broeibakken te schieten leggen; weldra geven zy veel jonge loten, die men van de moederplant scheidt, om in kleine potten te verplanten en op lauwe bakken in de lommer zet, daer zy welhaest wortel vatten, om verder in mei, in den vollen grond te planten. Als nu de Dahlias geheel den zomer hunne sierlyke bloemen hebben getoond, zorgt men, eer het begint te vriezen, de stengen 4 of 5 centimeters boven den grond af te snyden, en na de wortels uit de aerde gedolven te hebben, legt men die op planken in drooge plaetsen, tegen alle vochtigheid en vorst bevryd.

Men bemerkt dat als de stengen der Dahlias in den herfst van de vorst zyn aengedaen, het vervrozen sap van die stengen naer de grondwortels dringt, die dikwils daerdoor rotten; derhalve is het zeer prysbaer van nooit de wortels te laet in den herfst in den grond te laten staen.

Volgens eene getrouwe overlevering, worden die grondwortels (tubercules) in het land van waer zy afkomstig zyn, als voedsel voor den mensch gebruikt; ook worden deze grond

gewassen onder de assche gebraden, en schynen alsdan eenen goeden smaek te hebben; voor de Mexikanen is het eene eenvoudige, gezonde en versterkende spys. Onder de assche gebraden, verliest het gewas een achtste van zyne gedaente; de uiterste schil scheidt zich alsdan gemakkelyk van het vleezig gedeelte af, en dit laetste verkrygt eenen suikerachtigen smaek. In het water bereid, dient dit aerdgewas 1 1/2 uer te koken; alsdan behoudt hetzelve zyne gedaente, en neemt eenen slym-suikerachtigen smaek, die deze spys ten uiterste eetlust-verwekkend maekt. In kleine schyven gesneden en in boter bruin gebraden of met cene witte saus toebereid, is de Dahlia-wortel beter dan de Schorsoneel; als toekruid met Salade gebruikt, doet hy aen den smack der Cichorei gedenken. Uit de wortels (tubercules) wordt eene witte zelfstandigheid gewonnen, die men gemeenlyk Dahline noemt en in de kwynende ziekten voorgeschreven wordt. Uit de bloembladen wordt een paersachtig kleur getrokken, dat men by middel van het zuer (acide), tot het rood; door het loogzout (alcoli), tot het groen, en door eene geheel zwakke oplossing van deze twee stoffen, tot het blauw doet overgaen.

Meer dan 1500 nieuwe soorten zyn sedert eenige jaren in België uit het zaed gewonnen, waervan men de namen op de bloemlysten van onze behendige kweekers aengeteekend vindt; liefhebbers welke wenschen van deze Dahlias te bekomen, behoeven zich maer tot de bloemisten te wenden, die heden in alle steden van geheel ons koningryk zyn verspreid en die men zelfs te lande in veel dorpen vindt, by wie men vele soorten van die sierlyke bloemen bewondert. Maer de Dahliabloem is niet standvastig; zy verloopt zeer sterk, en men heeft er dikwils gezien die in de tentoonstellingen de eerste pryzen wegdroegen, en het jaer nadien enkel geworden zyn.

DAÏS, in 't fransch Daïs, in 't latyn Daïs, is door Jussieu onder de familie van den Misereboom gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, tienhelmigen, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De Daïs met bladen van het geel verwhout (Daïs cotinifolia) is een langlevend heester-houtgewas van de Kaep; het groeit met eenen zeer getakkelden stam, omtrent 3 meters hoog; bloeit meest van july tot in augusty, met bloemruikers en zeer veel witte, purperachtige, kroonwyze geschikte bloempjes, die vier bloemblaedjes in de kelken en kransje hebben, en bezien met een kerntje voortbrengen, welke met eene schoone schors bedekt zyn.

De Daïs met laurierbladen (Daïs laurifolia) is een struik-houtgewas van de Kaep, dat in zyne houding van bloemen, vruchten en zaden met den voormelden zeer veel overeenkomt; maer de bladen gelyken aen die van den Laurierboom en de bloemen zyn witter.

De Daïs dubiosa is een langlevend heester-houtgewas van Java, dat in 1843, door den heer Von Siebold, in Europa is overgebragt, en onder de verzameling van nieuwe planten van dien heer, in 1844, in de Casino te Gent werd ten toon gesteld.

Deze lieflyke houtgewassen kunnen door uitloopers en afzetsels in den heigrond, op lauwe broeibakken, onder het glas, vermenigvuldigd, en moeten in de matige serren of in de oranjehuizen gekweekt worden.

Wy hebben meer dan eens gelegenheid gehad te gewagen van de nederlandsche kruidkenners en bloemkweekers, en bragten aen verscheidenen de hun verschuldigde hulde toe. Onder deze kundige mannen verdient voor zeker de heer Von Siebold eene hoogst vereerende melding; want de planten die hy van zyne reizen uit Japan, Java, Oost- en West-Indiën naer Europa bragt, verheffen den glans der tentoonstellingen door hare verhevene schoonheid, en maken te samen de hoofdkern uit eener verzameling van vreemde nieuwe gewassen, die, over het geheel genomen, een gunstig denkbeeld van zyne hooge kennis geven. Als wy den Catalogus van al zyne planten in acht nemen, moeten wy hem den allereersten lof toezwaeijen.

DAMASTBLOEM, Nachtviolier, Matriole, Avondzoete, in het fransch Julienne, in 't latyn Hesperis, is onder de 5 klasse, 4 sectie van Tournefort gesteld, der Kruisbloemen die met cenen

« VorigeDoorgaan »