Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

tige, vlakke gronden, bosschen en heiden, klein en heestergewys groeijen.

De gemeene Heide (Erica vulgaris) groeit met lage stengen en pylvormige bladen, die tegenover elkander staen; bloeit in april, en somtyds van augusty tot in september, met tweehoornige, inwendige meeldraedjes, ongelyke, klokvormige, middelmatige bloemkransen en purperachtige roode en somtyds witte bloemen; er zyn medesoorten met roode bloemen en ruwe bladen, die somtyds ook in september bloeijen.

De Bessem-Heide (Erica scoparia) groeit veel in de Ardennen, in de gebergten omstreeks Luik en in Oost-Vlaenderen te Maldeghem, met donkergroene bladen, en bloeit met klokvormige kransen; de bloemen zyn kort van duer en verwelken weldra na het bloeijen.

De aschgrauwe Heide (Erica cinerea) groeit veel in de Kempen, en te Lembeck in Oost-Vlaenderen, met kleine, dunne stengen en drievoudige, gladde, smalle bladen; bloeit met eironde, trosvormige, witachtige, vereenigde bloempjes; er is eene medesoort die roodachtige bloempjes draegt.

De hoofdvormige Heide (Erica tetralix) groeit in de provincie Antwerpen, in Vlaenderen en elders in de heiden, met stengen en viervoudige bladen die gehaerd zyn; bloeit met eironde bloemkransen op de toppen, en purpere, rooskleurige en ook witte bloemen, volgens de medesoorten, die in de lente en ook in den herfst in België bloeijen.

De gehaerde Heide (Erica ciliaris) groeit met stengels en drievoudige, gehaerde bladen; bloeit met enkele, ingeslotene meeldraden, eironde bloemkransen die groot en open zyn, en trosvormige aren die naer eene zyde op de toppen der stengen rooskleurige bloemen dragen. Deze plant groeit ook in de zeeduinen, tusschen Duinkerke en Ostende; maer het schynt dat zy van Portugael oorspronkelyk is.

Om de Heiplanten wel aen te kweeken, moeten zy met dolkens aen de wortels uit de natuerlyke groeiplaetsen gehaeld worden, bezonderlyk die door het zaed in den heigrond gezaeid zyn; want hare wortels schieten doorgaens digt aen de oppervlakte der

aerde; hoe min de grond omgeroerd wordt, hoe beter de planten aerden. Het is een ieder bekend, dat de magere, zandachtige gronden waerop sedert eenige eeuwen Heide heeft gestaen, die men dan uitroeit, merkelyk verbeteren door de blaedjes die alle jaren afvallen en op den duer een Heilage vormen, welke de gronden, nadat zy diep omgeploegd zyn, tot het zaeijen van vruchten kan brengen; maer op die Heiplanten wordt er weinig acht genomen; iedere gemeene landman haelt die af, om te branden of zynen oven mede te heeten; er wordt ook veel van dit heestergewas gebruikt om bessems te maken; anderen steken die Heivlakten gansch af, om assche te branden en andere landen te vetten. De landen waer Heide groeit, kunnen tot den veldbouw gebragt worden, en gemest, goede vruchten voortbrengen; de menigvuldige heigronden, welke men heden in de Kempen tot het zaeijen van vruchten bereid, zullen ons wel overtuigen, dat die goed Koorn kunnen geven.

In Engeland en Schotland, worden die Heiplanten in den zomer veel de jonge toppen afgesneden, om 's winters de schapen en andere kruidetende dieren mede te voeden. De Heiplanten gedroogd en de bladen afgedorscht, zyn zeer dienstig om bedden en kussens mede te vullen, om de menschen op te slapen; zy worden door veel doktors in Engeland voorgeschreven, om de overvloedige vochtigheden van de waterzuchtige menschen te doen verteren en hunne zenuwen te versterken, en zyn voor veel gezonder dan alle andere bedding geacht. De Heide is merkelyk heet en droog van natuer, derhalve heeft zy eene verterende en scheidende kracht, en kan daerom alle vochtigheden doen vergaen; de bloemen gedroogd zyn zoo goed als de Vlierbloemen, om op het wildvuer of roos te leggen.

HEIDENSCH WONDKRUID, in 't fransch Sarracenie, in het latyn Sarracenia, is door Jussieu onder de familie der onzekere planten gesteld, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria monogynia, veelhelmigen, met een stampertje, wier meeldraden, van twintig tot honderd, op het vruchtbeginsel vastgehecht zyn. Het purper Heidensch Wondkruid (Sarracenia purpurea van

Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die in België in de bloemhoven 's zomers wordt geplant, maer 's winters in de oranjehuizen wordt bevryd; groeit met geribde, bultige, verhevene bladen aen de wortels, die roode boorden hebben, waertusschen in de lente getakkelde stengen van omtrent 25 centimeters hoog wassen; bloeit meest in juny, met schoone bloemen, die in de kransen purper zyn, langs buiten een groenachtig kleur hebben en helmvormige zaedhuisjes voortbrengen. Deze vreemde plant kan door het zaed, op lauwe broeibakken in de oranjery gezaeid, vermenigvuldigd worden, maer de jonge planten moeten dikwils besproeid zyn.

Het gulden Heidensch Wondkruid (Sarracenia solidago) is eene langlevende kruidplant van de Alpische gebergten; zy groeit in België, in de Ardennen, in Duitschland en elders, op vochtige plaetsen, aen de poelen, grachten en rivieren, met hollige, gepyple stengen, omtrent 1 meter hoog, met groene, spitse, langgetande bladen, die aen de gele Wederikbladen gelyken, maer een weinig grooter zyn; bloeit meest van het einde van mei tot in july, op de bloemstelen, met gele bloemen. Men vindt ook deze plant in den Kruidhof der Hoogeschool te Gent; zy was by de oude Kruidbeschryvers zeer vermaerd, omdat zy een bloedstelpend middel bezit, en de oude wonden zuivert en geneest. De bladen en bloemen, gedurende het bloeijen geplukt en gedroogd, en in poeijer gestampt, worden gemeenlyk in de bloedende wonden gestort, en ook in plaesters op die wonden gelegd. De versche bladen van dit kruid zyn zeer dienstig om alle fistelen, loopende gaten en vuile zweringen te genezen.

De heelmeesters van Hongariën gebruiken veel de poeijers van dit kruid om de verstoptheid van de lever, milt en galblaes te openen; zy zeggen dat het de geelzucht genezen kan, met enkelyk de bloemen gedroogd en als thee in het kokende water geweekt, eenige dagen te drinken. Het wordt in Duitschland meest Guldenkruid (Herba doria) genoemd, naer zyne gele bloemen.

HELENIUM, Gekroonde Zonnebloem, Herfstbloem, in 't fransch

Hélénie, in 't latyn Helenium, door Tournefort Corona solis genoemd, en onder zyne 14o klasse, 2o sectie gesteld, der Straelbloemen, samengestelde bloemen met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek; door Jussieu onder de familie van de trosbloemdragende planten, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, 2° orde, overbodige veelwyvery of overbodige samenhelmigen; de bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek vrouwelyk, maer beiden geven vruchtbare zaedkorrels.

De Herfst-Helenium (Helenium autumnale van Linnaeus) is eene groote, langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die in België in de kruidhoven wordt geplant en meer dan 1 1/2 meter hoog groeit, met getakkelde stengen en getande, gezaegde bladen; bloeit hier van september tot in november, met schoone geelblinkende straelbloemen, die eenen welriekenden geur inhouden.

De kelkvormige Helenium (Helenium californicum) is eene langlevende kruidplant, die in België veel in de bloemhoven wordt geplant, en groeit met stengen van omtrent 1 meter hoog; bloeit meest in augusty, met hooggele, schoone bloemen, die eenen aengenamen reuk verspreiden.

De viertandige Helenium (Helenium quadridentatum van Willdenow) is eene tweejarige plant van Louisiana, die hier 's winters in de oranjehuizen bevryd, maer toch weinig gekweekt wordt.

Deze planten kunnen in de lente in de opene lucht door het zaed en ook door struikscheiding aengekweekt worden. Volgens de nieuwe Kruidbeschryvers zouden de wortels van deze planten dezelfde krachten in de medecynen hebben als de Galantwortels.

HELICONIA, in 't fransch Heliconia, Bihai, in 't latyn Heliconia, is door Jussieu onder de familie van den Banaenboom gesteld, en onder de 5° klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, vyfhelmigen, die met vyf meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben.

De Heliconia van Jacquin (Heliconia humilis), is een langlevend, kruidachtig boomgewas van Caraccas, dat in België in de

warme serren wordt gekweekt, en groeit met eenen steng die van onder tot boven met toegespitste bladen is bekleed, welke omtrent 50 centimeters lengte en 20 centimeters breedte hebben; bloeit meest in de maend mei, met éénbladige, steellooze bloemen, door bloeischeeden omwonden, die van onder witachtig en rood zyn, maer van boven een groenachtig kleur hebben; de bloemen zyn gemeenlyk in twee verdeeld, en brengen zaedhuisjes voort die met witten, slymachtigen dons zyn bedekt.

De Heliconia psittacorum van Linnaeus, is een kruidachtig boomgewas van het eiland Surinam, dat maer omtrent 1 1/2 meter hoog groeit, met langwerpige, lansvormige bladen versierd; bloeit in de warme serren, meest in de lente, met groote bloemtrossen en hooggele oranje bloemen, die zwartachtig zyn gevlekt.

De Heliconia Bihai van Linnaeus, is ook een kruidachtig boomgewas van het eiland Surinam, dat omtrent 3 meters hoog groeit, met geribde bladen, die meer dan 1 meter lang en 50 centimeters breed zyn; bloeit meest in juny, met lange bloemtrossen en gele bloemen, die met purperachtige bloeischeeden omwonden zyn.

De witte Heliconia (Heliconia alba) van de Kaep de Goede Hoop, en de bewolde Heliconia (Heliconia hirsuta) van ZuidAmerika, worden alhier ook in de warme serren gekweekt, en kunnen door uitloopers eu jonge scheuten, die zy aen den voet van de wortels genoeg geven, op de wyze van den Banaenboom aengekweekt worden. De bladen van deze gewassen hebben eenen zoeten, aengenamen smack; zy worden groen gebruikt om de olifanten, kemels en andere kruidetende dieren te voeden, die er zeer op verlekkerd zyn.

HELMKRUID, Stormhoed-kruid, Helmmuts, Wilde Brem, in 't fransch Casque, Toque, in 't latyn Scutellaria, door Tournefort Cassida genoemd, en onder zyne 4o klasse, 1° sectie gesteld, der gelipte bloemen, met eenen éénbladigen, onregelmatigen bloemkrans, wier boord als in twee lippen verdeeld is; door Jussieu onder de familie van de lipvormige bloemplanten, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemag

« VorigeDoorgaan »