Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

alwaer zy, met die een weinig te dekken, de koude winters doorbrengen en rype vruchten geven; maer toch moeten zy in Vlaenderen 's winters in de oranjehuizen worden bevryd.

De bloemen van de Granaetboomen vroeg vergaderd, zyn zeer dienstig om als verkoeldrank in de medecynen tegen den langdurigen buikvloed (onder den naem van Balantes) te gebruiken. Men heeft sedert eenige jaren ontdekt dat de schors der Granaetboom-wortels versch bereid, een zeer krachtdadig middel inhouden om den lintworm (toenia) te dooden en uit den buik te jagen; zie hier hoe de doktor G. Grimaux van Caux dit beschryft: Men neemt gemeenlyk 2 oncen van die schors, in eenen halven liter water, dien men op een derde laet verkoken; men geeft dien drank aen den zieken van uer tot uer, driemael in den morgen, en by het grootste gedeelte der menschen is dikwils, binnen de 24 uren, de lintworm door den kamergang afgedreven; hetgeen de doktor zal herhalen als hy ondervindt dat de kop van den lintworm niet afgekomen is: want zoo lang de kop niet afgedreven is, begint de lintworm weder te knagen en aen te groeijen. De schors van de Granaetboomen is in de medecynen onder den naem van Malicorium bekend, en wordt in verscheidene ziekten als samentrekkend en stoppend middel gebruikt. In de warme landen wordt van de Granaetappelen een confytsel en syroop gemaekt, die zeer voordeelig is om alle soorten van bloedgangen, bloedspuwingen en walgende brakingen te stelpen en goede uitwerksels op de zieken verrigt.

De kleine Granaetboom (Punica nana van Linnaeus) is een langlevend, heester-kruidachtig houtgewas van de Antillische eilanden, dat van bladen, die lynvormig zyn, eenigzins met den voormelden verschilt en kruidachtige stengen heeft, maer van bloemen er zeer wel aen gelykt. Hy moet 's winters alhier in potten in de oranjehuizen bevryd zyn. Deze beide Granaetboomen kunnen door uitloopers, inleggers en door het zaed van de rype vruchten aengekweekt worden; maer by drooge saizoenen begeeren die veel water.

GRASNECHEL, Spaensch Gras, Veelbloemig Gras, in 't fransch

OEillet-Gazon, Gazon d'Olympe, Statice, in 't latyn Statice, is onder de 8° klasse, 2o secție van Tournefort gesteld, der Angelierachtige bloemen, met veelbladigen, regelmatigen bloemkrans; door Jussieu onder de familie van het Tandkruid, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria pentagynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en vyf stampertjes hebben.

Veel verscheidene soorten van die Grasnechels zyn heden in België bekend; wy zullen hier de bezonderste opgeven.

De gemeene Grasnechel (Statice armeria van Linnaeus) is eene kleine, langlevende kruidplant van Europa; zy groeit met veel lynvormige blaedjes aen de wortels, waertusschen veel bloemstelen in mei uitspruiten, die maer omtrent 6 of 8 centimeters hoog wassen, en meest in juny veel bloemtrosjes geven, die een wilachtig rooze- en roodachtig violettekleur, volgens de medesoort hebben; rond de boorden der bloemperken geplant, versieren zy zeer lieflyk de bloemhoven.

De bloemryke Grasnechel (Statice latifolia van Willdenow) is eene langlevende, kleine kruidplant van Siberië, die in België meest in de bloemhoven rondom de perken wordt geplant, en groeit met breede, lynvormige blaedjes, en bloemstelen van omtrent 10 of 12 centimeters hoog; bloeit meest in juny, met bloemtrosjes en zeer veel roosachtige, witte, vereenigde bloempjes, die dikwils een roodachtig kleur verkrygen.

De Zee-Grasnechel (Statice maritima van Linnaeus) is ecne langlevende, kleine kruidplant van Spaenje, die in België in de bloemhoven wordt geplant, en groeit met smalle, lansvormige bladen en roodachtige stengen, omtrent 25 of 30 centimeters hoog; bloeit meest in juny, met bloemtrosjes en lieflyke blauwachtige bloempjes, die somtyds wel roodachtig wit zyn.

Deze drie soorten kunnen onze koude winters wederstaen, maer de volgende moeten in de oranjehuizen bevryd worden :

De gekrolde Grasnechel (Statice mucronata), eene kruidplant van Maroko, groeit met lansvormige bladen, die eenigzins van onder met witten dons bedekt zyn, en bloeit van july tot in september, met trosvormige aren en veel violetachtige roode bloempjes. De olyfbladige Grasnechel (Statice oleifolia van Willdenow) is

eene langlevende kruidplan van Spaenje, die hier in juny zeer schoone rooskleurige bloempjes draegt.

De gebundelde Grasnechel (Statice fasciculata van Ventenat) is van Italië alhier overgezonden.

De éénbloembladige Grasnechel (Statice monopetala) komt van Sicilië; de Statice tataria is van Rusland hier overgezonden.

Men heeft alhier, in 't jaer 1847, by onze bloemisten de Statice eximia, van Fisch en Meyer, te Sint-Petersburg, verkregen, die de doktor Schrenk, in Rusland, omtrent de grenzen van China, in de gebergten van Karatan ontdekt en het zaed te Sint-Petersburg had gezaeid, hetgeen allerschoonste bloemen heeft voortgebragt. Volgens de ligging van het land harer afkomst, zou die plant de belgische luchtgesteldheid 's winters kunnen wederstaen.

Al deze Grasnechels kunnen door het zaed in de lente gezaeid en door struikscheiding aengekweekt worden; maer zy worden in den zomer somwylen door de witle wormen of meikevers aengerand, die de wortels afeten en de planten doen sterven.

GRAUWE ERWT, in 't fransch Pois-Chiche, Garvance, in het latyn Cicer, is onder de 10° klasse, 1 sectie van Tournefort gesteld, der vlindervormige of peulvrucht-dragende bloemen, met veelbladigen, onregelmatigen bloemkrans, uit vyf bloembladen bestaende; door Jussieu onder de familie van de peulvruchtdragende planten, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, twecbroederigen-tienhelmigen, die met hunne helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen zyn samengegroeid.

De Grauwe Erwt (Cicer arietinum van Linnaeus) is eene éénjarige plant van Italië, die in België, Duitschland en Frankryk alle jaren in de moeshoven, velden, enz., wordt geplant, en groeit met zwakke, gerankte slengen, getande, gezaegde bladen en hechtrankjes; bloeit, volgens den tyd van planten, in den zomer, met vlindervormige bloemen, die langwerpige peulvruchten voortbrengen, welke gezwollen en dikwils maer tweezadig zyn.

De Grauwe Erwten worden veel in het Zuiden van Frankryk, Italië en Spaenje vroeg in de lente geplant en op de wyze van de Koffyboontjes in de huishoudens bereid. De geneesheeren der be

roemde faculteit van medecynen te Montpellier, bevelen die den menschen aen die eene flauwe maeg hebben en geenen koffy mogen drinken.

In het jaer 1810, toen de Koffy zeer duer en zeldzaem was, werd de kundige geneesheer Bodard, van Pisan, door de fransche regering benoemd om eenige inlandsche vrucht te zoeken, die den Koffy kon vervangen, en aldus het stelsel van Napoleon te helpen uitwerken, om Engeland van alle gemeenschap met het vasteland van Europa uit te sluiten en overal den invoer van engelsche goederen en koopwaren te beletten. Na vele opzoekingen en navorschingen, heeft M. Bodard verklaerd dat er geene andere middelen waren dan de Grauwe Erwten en de Cichorei te branden, want dat dit de eenigste planten waren die met den Koffy best overeen kwamen en denzelven konden vervangen. Niettegenstaende dat sedert deze algemeen bekende middelen de Koffy weêr aen eenen zeer lagen prys wordt verkocht, vindt men nog heden veel huishoudens, die zich van die gebrande Cichoreiwortels en die gebrande Grauwe Erwten, in poeijers gemalen, bedienen, om een verheven kleur en eenen aengenamen bitteren smaek aen den koffy te geven.

De dagbladen maken zelfs melding van eenen kruidenier, die te Parys nog heden die gebrande Grauwe Erwten, onder den naem van Cézé-koffy, verkoopt, en die voor de gezondheid der menschen sterk aenpryst.

Deze Grauwe Erwten zouden in België ook meer moeten worden geplant, daer zy onze zomersche luchtgesteldgeid zeer wel kunnen verdragen, en versch en droog zeer voedzaem zyn en van eenieder mogen geëten worden; zelfs in Italië worden zy veel in meel gemalen, met het brood gebakken en voor gezond geacht; maer alhier moeten die met het beginne van mei in goeden grond geplant worden.

GREVILLEA, in 't fransch Grevillea, in 't latyn Grevillea, is onder de familie van den Zilverboom gesteld, en onder de 4 klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, vierhelmigen, planten die met vier meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

Men heeft van deze schoone planten, by de bezonderste bloemisten in België, wel vyftig verscheidene soorten van de beide Indiën verkregen, die allen zeer merkwaerdige bloemen dragen en verschillige kleuren hebben, maer die ik niet al heb zien bloemen; daerom zal ik maer enkelyk de namen opgeven van degenen die by onze bloemkweekers te Gent te vinden zyn.

De Grevillea met Alsembladen (Grevillea absynthifolia van Thelemanni), de Grevillea met Beerenklauw-bladen (G. acanthifolia), de Grevillea met zilveren bladen (G. argentea), de Grevillea met langwerpige zilveren bladen, de Grevillea met Granaelboombladen (G. punicea), de Grevillea met langwerpige bladen (G. longifolia), de Grevillea met lynvormige bladen (G. linearis), de Grevillea met Rosmarynbladen (G. rosmarinifolia), de Grevillea met driemael drievoudige bladen (G. triternata), de Grevillea met Busboom-bladen (G. buxifolia), de Grevillea met groote getande bladen (G. dentatum), de Grevillea met yzerachtig gekleurde bladen (G. ferruginea), en ook de Grevillea Bauery, G. Drummondii, G. Lambertiana, G. manglesii, manglesia cuneata, G. planifolia, G. robusta, G. Sternbergiana, G. sulphurea, G. speciosissima, G. telopea, en meer andere schoone soorten van deze levende heester-houtgewassen, die in de matige serren gekweekt, door afzetsels en inleggers op lauwe broeibakken, in den heigrond, aengekweekt worden, en gemakkelyk wortel vatten als zy op belommerde bakken met zorg gekoesterd zyn.

GREWIA, in 't fransch Grewia, in 't latyn Grewia, is door Jussieu onder de familie van de Lindeboomen gesteld, en onder de 20° klasse van Linnaeus, Gynandria polyandria, helmstyligen met veel meeldraedjes, welke met de stampertjes zyn samengegroeid. Sommigen stellen deze plant onder de 13° klasse, Polyandria monogynia, veelhelmigen met een stampertje; maer in Linnaeus Rangschikking, bl. 652, staet zy onder de 20° klasse.

De westersche Grewia (Grewia occidentalis van Linnaeus) is een langlevend, klein heester-houtgewas van de Kaep, dat sedert veel jaren door de nederlandsche Koophandel-maetschappy in België is overgebragt; het groeit heestergewys, met wyd uitge

« VorigeDoorgaan »