Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

werden van de oude Kruidbeschryvers meest Gratia Dei geheeten, waerdoor zy den naem van Godsgenade-kruid verkregen hebben.

GOMBOOM, Arabische Gom, in 't fransch Gommier arabique, in 't latyn wel Gummis arabicus genoemd, is de Mimosa nilotica, door Jussieu onder de Acaciaboomen die peulvruchten dragen, gesteld, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia monoecia, veelechtigen-eenhuizigen; mannelyke en vrouwelyke bloemen van elkander gescheiden, op denzelfden boom.

De Arabische Gomboom (Mimosa nilotica van Linnaeus of Acacia vera van Willdenow), is een groot langlevend boomgewas van Egypten; groeit met doorns aen de takken verspreid en steelschubbetjes versierd, met groene, drievoudige, gevleugelde bla→ den, en bloeit meest in juny, met bolvormige aren op de toppen der bloemstelen, en veel schoone, witachtige roozebloemen, die veel peulvruchten voortbrengen. Het is uit dit boomgewas dat men, door insnyding der schors, de beste arabische Gom trekt, die door de warmte der zon eene hardigheid bekomt, en dan in Egypten en andere warme landen vergaderd wordt om door den handel naer vreemde gewesten te verzenden; zy wordt alhier by de apothekers verkocht, en smilt zeer ligt in het kokend water. Deze gom wordt als zeer voedzaem en gezond geprezen, en als een krachtig middel door de doktors voorgeschreven, om de inwendige ontstekingen des lichaems te verdryven en de verkoudheden der borst, die de ademhaling beletten, te genezen; zy wordt ook veel met andere verzachtende middelen den zieken voorgeschreven. De beste gom die men daertoe gebruikt, is die welke een wit kleur heeft.

Men vindt ook alhier in België eene soort van gom, die uit de Abrikoos-, Krieken, Pruim- en Amandelboomen vloeit, maer die toch zoo nuttig en voedzaem niet is als de arabische Gom. Hoewel zy dezelfde eigenschappen niet bezit om in de medecynen te gebruiken, wordt die inlandsche gom echter veel van de schoen- en hoedenmakers in het kokende water gesmolten, en gebruikt om de schoenen en hoeden mede te bereiden. Eindelyk vindt men hier nog by de apothekers de senegalsche

gom, die maer zeer weinig van de arabische gom verschilt. Die Gomboomen kunnen in België den winter niet wederstaen; zy worden by sommige lief hebbers in de matige serren gekweekt en op de wyze van de Acacia of Mimosa sensitiva aengekweekt.

GOODIA, in 't fransch Goodia, in 't latyn Goodia, is onder de familie van de planten die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, tienhelmigen; de meeldraden zyn met hunne helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen samengegroeid.

De vogelvitsbladige Goodia (Goodia lotifolia) is een nieuw, langlevend, klein, heesterachtig houtgewas van Nieuw-Holland; het groeit met getakkelde stengen en drievoudige bladen, te samen aen de takjes verdeeld, omtrent 70 of 80 centimeters hoog, en bloeit meest in juny, met groote, trosvormige aren, en schoone gele, saffraenkleurige bloemen, roodachtig gevlekt, die eene lieflyke versiering maken en eenen aengenamen geur verspreiden.

Deze nieuwe plant kan in onze luchtgesteldheid maer aen tien of twaelf graden koude wederstaen; derhalve moet zy op eene warme standplaets geplant en 's winters met dorre bladen bedekt worden; maer om een zoo schoon bloemgewas niet te verliezen, is het beter dat men die plant in de oranjehuizen bevryd, alwaer zy somtyds van in mei bloeit. Zy kan door het ryp korrelzaed, dat men eerst vier-en-twintig uren in het water laet weeken, in den heigrond worden gezaeid en door afzetsels, inleggers en uitspruitsels op warme broeibakken, onder het glas, in de lommer aengekweekt worden; maer de jonge planten moeten de eerste jaren in de oranjehuizen gekoesterd zyn.

GORDONIA, in 't fransch Gordonia, in 't latyn Gordonia, is onder de familie van de Maluweplanten gesteld, en onder de 16 klasse van Linnaeus, Monadelphia polyandria, éénbroederigen, met veel helmstyltjes, wier helmdraden zyn samengegroeid.

De gladbladige Gordonia (Gordonia lasianthus van L'Heritier), is een langlevend boomgewas van de Caroline, in Amerika, dat

in het land zyner afkomst wel 5 meters, maer in België maer omtrent 2 meters hoog wast, zeer getakkeld, met altoos blyvende, groenblinkende, verniste, groote, eironde bladen; bloeit albier meest van july tot in september, met schoone witte bloemen, die eenen aengenamen geur inhouden, en zaedhuisjes met dubbel gevleugelde zaedjes voortbrengen.

De met dons behaerde Gordonia (Gordonia pubescens van L'heritier) is een langlevend heester-boomgewas van de zuidelyke deelen van de Caroline; wast in België met eenen zeer getakkelden steng en ruwe, harige, met dons bedekte bladen; bloeit alhier meest in july, met zeer lieflyke witte bloemen, die eenen aengenamen violettenreuk verspreiden.

Deze schoone gewassen kunnen moeijelyk aen onze koude winters wederstaen, en moeten derhalve in potten, in de groenhuizen worden bevryd; zy kunnen door het ryp zaed op teilen, zoo als de Azaleas, in den heigrond gezaeid, en verder met dolkens verplant worden, en ook door inleggers en afzetsels aengekweekt worden. Men ziet deze boomgewassen, in sommige deelen van Frankryk, veel in de lusthoven geplant, alwaer zy de koude winters doorbrengen, en door hunne schoone gedaente die zeer lieflyk versieren. Men vindt by onze bloemisten ook de Gordonia anomala, polyspara, axillaris.

GORTERIA, in 't fransch Gorteria, in 't latyn Gorteria, is onder de familie van de Straelbloem-planten gesteld, met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek, en onder de 19 klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia frustranea, samenhelmigen, 3° orde, vruchtelooze veelwyvery of vruchtelooze samenhelmigen. De bloemen van de schyf zyn tweeslachtig en vruchtbaer; die van den omtrek geslachtloos of vrouwelyk; vyf meeldraden zyn onderling met hunne helmknopjes te samen gegroeid, zoo als de Straelbloemen gewonelyk bloeijen.

De styve Gorteria (Gorteria rigens van Linnaeus) is een langlevend kruidachtig gewas van de Kaep; groeit in struiken, met lansvormige bladen aen de wortels, die cenigzins gevleugeld zyn,

waertusschen in de lente zwakke stengen uitspruiten, die maer · omtrent 20 centimeters hoog wassen; bloeit alhier meest van july tot in augusty, met gele saffraenkleurige bloemen op de schyf, waervan de tongbloem-bladen van onder wit en van boven violetkleurig gevlekt zyn.

De Gorteria met gevleugelde bladen (Gorteria pinnata van Willdenow) is eene langlevende plant van Afrika; zy groeit met stengen die alle jaren in de lente uit de wortels spruiten, omtrent 30 of 35 centimeters hoog, en bloeit met groote gele bloemen, die eenen zoeten geur inhouden.

De Pauw-Gorteria (Gorteria pavonia van Andrews) is een langlevend, kruidachtig houtgewas van de Kaep, dat alhier groeit met kleine blaedjes, maer tamelyk hooge stengen; bloeit in de oranjehuizen van in april, met groote straelbloemen, die aen de pauwsoogen gelyken.

De éénbloemige Gorteria (Gorteria uniflora) van de Kaep, met lansvormige bladen, die van onder wit zyn, en zwakke stengen; bloeit met éénbladige bloemen.

De Gorteria met groote bloemen (Gorteria grandiflora), met nog andere schoone soorten van Afrika, worden hier allen om hare bloemen gekweekt, maer kunnen onze koude winters niet wederstaen, en worden derhalve in potten in de groenhuizen bevryd en met de lente in den vollen grond geplant, alwaer zy de bloemperken binnen den zomer zeer lieflyk versieren; zy kunnen door wortelscheiding in den herfst, door het ryp zaed in de lente, om vervolgens met dolkens in den heigrond in potten te verplanten, en ook door afzetsels aengekweekt worden.

GOUDBLAD, Guldenblad-boom, in 't fransch Chrysophylle, Caïmitier, in 't latyn Chrysophyllum, is door Jussieu onder de familie van den Bryappel-boom gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben; vyfmannig en éénvrouwig in eene tweeslachtige bloem.

Het breed Goudblad (Chrysophyllum caïnito van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Antilische Eilanden, dat in

België sedert dertig jaren is overgevoerd en alhier in de matige serren wordt gekweekt; het groeit heestergewyze, zeer getakkeld, met eivormige bladen, die even wyd, van boven groen en van onder blinkend gewold zyn; bloeit met steellooze bloemtrosjes en klokvormige bloemkransjes, die beziën met tien kerntjes voortbrengen.

De Goudblad-boom met zeer groote bladen (Chrysophyllum macrophyllum van de Bot. Bret.) is een langlevend heester-boomgewas van de West-Indiën, dat onlangs van Amerika alhier is overgevoerd, en by den heer Louis Van Houlie, te Gentbrugge, in de matige serren wordt gekweekt.

De Chrysophyllum anona is van Jamaïka overgebragt, en groeit met bladen die langs boven groen en langs onder wit bemeeld zyn; bloeit met geelachtige bloemen, die bolronde, blauwe vruchten voortbrengen; de krachten van die bezien zyn my niet bekend.

Deze gewassen worden om hunne wonderbare bladen, bloemen en vruchten in de warme serren, door afzetsels in potten, op warme broeibakken, in de lommer onder het glas aengekweekt, of door het korrelzaed in den heigrond gezaeid; zy moeten met zorg gekoesterd, en nadat zy twee of drie blaedjes bekomen hebben, in potjes verplant worden.

GOUDBLOEM, Guldenbloem, in 't fransch Souci, in 't latyn Calendula, door Tournefort Calla genoemd, en onder zyne 14 klasse, 4 sectie gesteld, der Straelbloemen; samengestelde bloemen met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek; door Jussieu onder de familie van de kroonvormige bloemen, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia necessaria, samenhelmigen, 4° orde, noodza kelyke veelwyvery of noodzakelyke samenhelmigen; de bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, maer onvruchtbaer door een vormsgebrek van den stempel; die van den omtrek zyn vrouwelyk en worden door het stuifmeel der schyfbloemen bevrucht: in dit geval zyn zy dus noodzakelyk ter instandhouding van de

soort.

De Winkel-Goudbloem (Calendula officinalis van Linnaeus) is

« VorigeDoorgaan »