Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Het Dobbelblad met Seselikruidbladen (Zygophyllum sessilifolium van Linnaeus) is een langlevend houtachtig heestergewas van Ethiopiën, dat alhier met stengels van omtrent 1 meter hoog groeit, met steelooze, lansvormige, geribde bladen, die ruwe boorden hebben; de stengen van deze planten verdorren in 't najaer, zoodat in den winter alleenlyk de wortels overblyven.

De aenkweeking kan door het zaed geschieden, hetgeen men in matige broeibakken zaeit; ook door wortelscheiding en stekkelingen, die men in april, in goeden lossen droogen grond, op opene warme plaetsen, omtrent de muren plant; de twee cerste jaren moeten de jonge planten 's winters met stroo gedekt, of in de oranjehuizen bevryd worden.

Het kruid, bezonderlyk van de eerstgemelde plant, is een zeer groot hulpmiddel tegen de wormen; de twee andere planten hebben ook de krachten van de Ruit; men kan die kruiden by de apothekers bekomen, en de planten by onze bloemisten te Gent verkrygen.

DODECATHEON, Twaelf Godinenbloem, in 't fransch Giroselle, in 't latyn Dodecatheon, is door Jussieu onder de familie van de Wederikplant gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De Dodecatheon van Virginië (Dodecatheon Meadia van Linnacus) is een klein, langlevend kruidgewas van Noord-Amerika, dat in België in de bloemtuinen wordt gekweekt, en groeit met roosvormige, stompe bladen aen de wortels, waeruit alle jaren met de lente stengels spruiten, die omtrent 30 centimeters hoog wassen, op welker toppen meest in juny zcer lieflyke bloemen hangen, die een schoon purperachtig roozekleur hebben.

Men heeft alhier by onze bloemisten onlangs van Noord-Amerika de volgende soorten bekomen den witten Dodecatheon (Dodecatheon alba), die op het einde van mei zeer lieflyke witachtige bloemen dracgt; den sierlyken Dodecatheon (Dodecatheon elegans), die in juny bloeit met zeer schoone bloemen; den reusachtigen Dodecatheon (Dodecatheon giganteum), die ook in juny

bloeit, met groote schoone bloemen, die aen de toppen der stengen hangen; den Dodecatheon met oneffene bladen (Dodecatheon integrifolium), cene nieuwe bloemplant, die in 1845 van Amerika alhier werd overgevoerd en meest in juny bloeit, met uitmuntende schoone, roosgevlekte, groote bloemen, die een purperachtig kleur verkrygen.

De naem van Dodecatheon komt van het grieksch, en bediedt in onze tael twaelf godinen; deze schoone kruidplanten kunnen in losse drooge gronden, op goede standplaetsen, onze koude winters wel wederstaen; de aenkweeking kan door het ryp zaed in de lente, op warme plaetsen, gebeuren, waeruit men hoopt eenige medesoorten te bekomen; zy kunnen ook door wortelscheiding in den herfst of lente vermenigvuldigd worden; de krachten van deze planten zyn my niet bekend.

DODONAEUS, in 't fransch Dodone of Dodonée, in 't latyn Dodonaea, is door Jussieu onder de familie van den Terpentynboom gesteld, en onder de 8° klasse van Linnaeus, Octandria monogynia, planten welke met acht meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De Dodonaeus met smalle bladen (Dodonaea angustifolia van Linn.) is een langlevend heester-houtgewas van de Oost-Indiën; het groeit met puntige, lansvormige bladen en ineen gerolde boorden; bloeit in België, na den winter in de oranjehuizen te zyn bevryd, gemeenlyk van juny tot july, met vier bloembladen in de kelken, zonder bloemkransen, en brengt driekantige, gevleugelde, dikke zaedhuisjes, met veel zaedjes in drie huljes verdeeld, voort.

De slymerachtige Dodonaeus (Dodonaea viscosa van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de beide Indiën, dat in het land zyner afkomst tamelyk hoog en dik wordt en zeer getakkeld wast, met lange, lommerryke bladen; men haelt er eenen goeden terpentyn uit, die door den handel naer Europa verzonden wordt.

Onze hoveniers hebben nog onlangs van de Indiën den Dodonaea pinata verkregen, die alhier in de oranjehuizen wordt gekweekt.

Deze heester-houtgewassen, die in ons klimaet toch niet groot groeijen, kunnen door afzetsels en inleggers aengekweekt en door het ryp zaed op lauwe broeibakken vermenigvuldigd worden. De zacijelingen, voort in potten verplant, moeten de drie cerste jaren in de oranjehuizen verblyven. Deze schoone gewassen zyn door Linnaeus aen onzen wydvermaerden landgenoot Rembert Dodoens opgedragen, en hebben den naem van dezen zoo hoogberoemden Belg verkregen.

DOLYK, Muizenkoorn, in 't fransch Ivraie, in 't latyn Lolium, door Tournefort Gramen genoemd, door Jussieu onder de familie van de Grasplanten gesteld, en onder de 3° klasse van Linnacus, Triandria digynia, planten die met drie meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

De overblyvende Dolyk of Muizenkoorn (Lolium perenne van Linnaeus) is eene langlevende grasplant, die in België ten alle kanten in de velden, meerschen en beemden groeit, in struiken, met lange, scherpe bladen, en stengels waerop in juny aren bloeijen die trosvormig zyn geschikt, met kafvliezen die zeer veel zaedjes voortbrengen.

De smalle Dolyk (Lolium tenue van Linnaeus) is eene langlevende grasplant, die alhier in de drooge weiden en velden groeit.

De Veld-Dolyk (Lolium temulentum) is eene grasplant, die op de wyze van het koorn maer één jaer het leven behoudt, en meest in de bebouwde velden groeit, onder de rogge, tarwe en elders waer de Dravik gemeenlyk wast.

Byna in gansch België plagt men door Dolyk geen ander kruid te verstaen, dan hetgeen wy gewonelyk Dravik noemen; derhalve hebben ook veel persoonen de krachten van dit grasachtig gewas voor die van den Dravik gehouden, daer zy nogtans daermede veel verschillen. Het meel van het Dolykzaed, met Radyswortels gemengd en op de wonden gelegd, houdt de voortetende zweringen en alle vervuilde, kwade, kankerachtige zeerigheden tegen; met sulfer en azyn gemengd, geneest het 't wildvuer en de onzuiverheid van het vel; met honig en azyn

gezoden en als pap op het flerecyn of sciatica gelegd, doet het de pyn verzachten; maer dit meel inwendig genomen, ontstelt de hersenen en verduistert de oogen: nogtans in diere tyden en by gebrek van leeftocht wordt het in het brood gebakken. Sommigen zeggen dat door het bakken al zyne nadeelen verdwynen, maer dat het echter zeer weinig voedsel bezit.

DONDERBAERD, Huiswortel, Huislook, in 't fransch Joubarbe, in 't latyn Sempervivum, door Tournefort Sedum genoemd, door Jussieu onder de familie van den Huislook en Hemelsleutel gesteld, en onder de 11° klasse van Linnaeus, Dodecandria dodecagynia, planten welke van twaelf tot twintig helmstyltjes of meeldraden en twaelf stampertjes hebben.

De gemeene Donderbaerd of Huiswortel (Sempervivum teclorum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa; zy groeit in België, met altoosblyvende, dikke, groene, vette bladen, en boorden met fyne haertjes gerand, waeruit in juny stengels spruiten, die omtrent 16 centimeters hoog wassen; bloeit meest in july, met trosjes en zeer lieflyke roodachtig gevlekte bloempjes, die eenen aengenamen geur verspreiden. Deze plant, die van alle boerenlieden om hare deugden is bekend, wordt meest op de huizen, muren, dakken en ook in de bloemhoven gekweekt en door struikscheiding vermenigvuldigd. Zy is warm en droog van aerd tot in den derden graed.

De bolvormige Donderbaerd (Sempervivum globiferum van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Oostenryk.

De Donberbaerd die aen de Sedum gelykt (Sempervivum sediforme van Jacq.), is een houtachtig kruidgewas van ZuidEuropa.

De spinnewebachtige Donderbaerd (Sempervivum arachnoïdeum) is een langlevend kruid, dat meest in de Alpische gebergten groeit.

De Berg-Donderhaerd (Sempervivum montanum) groeit meest in de gebergten van Zwitserland.

Men heeft alhier nog de volgende soorten verkregen den boomachtigen Donderbaerd (Sempervivum arboreum), van Por

tugael; den lymerigen Donderbaerd (Sempervivum glutinosum), van Madera, en den Sempervivum canariense.

Al deze soorten vindt men in den kruidhof van de Hoogeschool te Gent, door de zorg van den heer Donkelaar verzameld, waervan de eerstgemelde door hare deugden uitmunt. Deze wordt bezonderlyk geacht voor de vurige puisten, gezwellen, zinkingen en ontstekingen te genezen. Het sap uit de bladen geperst en op fyne linnen doekskens dikwils ververscht, is een der beste middelen om op de speen te leggen, daer het allen vurigen brand verdryft en doet genezen. De bladen gepeld en in azyn of wyn geweekt, zyn zeer dienstig om den mond te ververschen tegen dat de heete koortsen aenkomen; zy verdryven den brand uit de keel en mond van de zieken. Die bladen in den azyn geweekt en dan in den mond gehouden, als men in huizen verkeert waer eene kwade ziekte heerscht, zyn een waer behoedmiddel. Het sap uit de bladen op het voorhoofd gelegd, stelpt de pyn des hoofds en doet de vurigheid uit de roode loopende oogen verdwynen. Men vindt de nuttige deugden van deze bekende plant in alle nieuwe en oude medecynboeken beschreven; de Gazette de Santé maekt er ook eene gunstige melding van.

DONDERKRUID, Donderbloem, Muggekruid, Donderboom, in 't fransch Conyze, in 't latyn Conyza, is onder de 12° klasse, 2 sectie, der pypbloemige planten van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de trosbloem-dragende planten, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, overbodige veelwyvery. De bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek vrouwelyk, maer beiden geven vruchtbare zaedkorrels.

Men vindt heden verscheidene soorten van dit Muggekruid en Donderbloemen, waervan sommige aen België eigen zyn, en andere van de Indiën alhier zyn overgevoerd.

De lymachtige Donderboom (Conyza glutinosa van Jac.) is een langlevend boomgewas van het Ile-de-France; het groeit alhier met eenen lymachtigen, getakkelden stam, en blinkende, lansvormige bladen; bloeit meest van het einde van july tot in

« VorigeDoorgaan »