Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

getakkelde stengels en fyne, gevleugelde blaedjes, en bloeit byna geheel den zomer, met witte bloemen en enkele stralen.

De Vuerwortel (Chrysanthemum coronarium) is eene eenjarige kruidplant van Napels en Sicilië, die alle jaren in de lente wordt gezaeid.

De Kwylwortel (Chrysanthemum italicum van Linnaeus) is eene kruidplant van Italië, die met liggende stengels groeit en fyne, gevleugelde blacdjes, welke getand en gezaegd zyn; zy bloeit met bloemstralen en bloempjes op de middenschyf, die rond zyn en de grootte van een brilglas hebben. Deze plant wordt in Italië Pyrethro geheeten, en heeft by de apothekers haren griekschen naem van Pyrethron behouden.

Sommigen in Frankryk noemen die Pied d'Alexandre; in België wordt zy Vuer- en Kwylwortel genoemd, omdat zy eene zoo geweldige heete kracht heeft, dat zy, in den mond gehouden, de vochtigheid uit het hoofd en de keel trekt en doet uitkwylen of spuwen; zy heeft derhalve in 't latyn ook den naem van Salivaris verkregen, alsof men Zeeverkruid zegde. Men spoelt den mond met den azyn, waerin die wortels gekookt zyn.

De Bertramwortel of Pyrethrum, door Matthiolus beschreven, groeit met bladen en bloemen die aen de Kamillebloem wel gelyken.

BETONIE, Betoniekruid, in 't fransch Betoine, in 't latyn Betonica, is onder de 4o klasse, 3° sectie van Tournefort, der gelipte bloemen met eenbladige, onregelmatige bloemkransen; door Jussieu onder de familie der lipvormige bloemplanten gesteld, en onder de 14 klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, planten welke vier meeldraden hebben, waervan twee langer zyn dan de anderen, en allen op eenen onregelmatigen bloemkrans zyn gehecht en naekt zaed dragen. Men vindt heden zeer veel soorten van die Betonie, die om hare schoone bloemen in de kruidhoven worden geplant.

De gemeene Betonie (Betonica officinalis van Linnaeus), die in de medecynen wordt gebruikt, is eene kruidplant van Europa, die veel in België in de bosschen, meerschen en kanten groeit, met

levende, gevezelde wortels, in struiken met langwerpige, groene, ruwe bladen, aen de beide zyden met fyne tandjes gezaegd, en stengels die omtrent 25 of 30 centimeters hoog wassen; zy bloeit meest in juny, met aren op de toppen en bleek roode bloemen. De Betonie met fyne haertjes bewold (Betonica hirsuta van Linnaeus) groeit in België en elders, aen de kanten der hagen en bosschen, op woeste plaetsen, met stengels en gewolde bladen, en bloeit meest van juny tot july met aren en bloempjes, waervan de bovenste lipjes der bloemkransjes in drie verdeeld zyn.

De Betonica alopecuros van Linnaeus is eene langlevende kruidplant van Europa, welke in België, Oostenryk, Zwitserland en elders groeit, en hier in de kruidhoven wordt geplant. Men heeft er medesoorten van verkregen, die met gevlekte bladen groeijen en gele bloemen dragen.

De Betonie met groote bloemen (Betonica grandiflora van Willdenow) is eene langlevende kruidplant van Rusland en Siberiën, die alhier in de bloemtuinen groeit, met vele bladen aen de wortels, waertusschen in mei stengels uitspruiten die omtrent 20 of 25 centimeters hoog wassen; zy bloeit meest in july met lieflyke roozebloemen, die ringwyze op de toppen der stengels zyn geschikt.

De witte Betonie (Betonica alba), met hare lieflyke witte bloemen, gelykt wel van gedaente aen de Grandiflora.

De Betonie van de Oost-Indien (Betonica orientalis), met nog zeer veel andere soorten, die men door het zaed heeft verkregen, en zeer lieflyke roos- en andere kleurige bloemen dragen, worden veel in de kruidhoven gekweekt, en kunnen vroeg in de lente op belommerde plaetsen worden gezaeid, welke zacijelingen het tweede of derde jaer bloemen dragen; maer worden ook veel door struikscheidingen in den herfst, of vroeg in de lente, voortgezet.

Van alle deze planten is de Betonica officinalis inzonderlyk om hare heilzame deugden vermaerd; deze plant is warm en droog van krachten.

De Betonie is zeer nuttig in de vallende ziekte, en alle dergelyke gebreken des hoofds, die door de koude veroorzaekt zyn.

Met honig bereid, zuivert zy de longer en borst, en opent de verstoptheid der lever en milte; zy is zeer dienstig voor degenen die met het zuer en oprispingen der maeg gekweld zyn, verzacht de smerten der nieren en de gebreken der blaes, en verwekt de achterblyvende maendstonden; bovendien is de Betonica officinalis ook zeer nuttig voor degenen die eenige deelen des lichaems gebroken of verrekt hebben. De wortelen van de Betonie werden voordezen by de apothekers in poeijers met honig bereid, en als een zacht braekmiddel ingenomen, om de vochtigheid van de overtollige gal uit het lyf te verdryven, waertoe sommige ervarene geneesheeren die nog gebruiken. Eindelyk vindt men in de oude kronyken en ook by Plinius beschreven, hetgene Lobel ook getuigt, dat de Betonie voortyds by de Romeinen zoodanig in waerde werd gehouden, dat zy aenleiding heeft gegeven tot een spreekwoord, dat in Italië nog heden in zwang is: men zegt, gy zyt zoo vol deugden als de Betonie. Dit kruid wordt in Italië met den kaes gemengd, inzonderlyk de bladen en bloemen, die door hunnen lieflyken geur aen den kaes eenen aengenamen smaek verschaffen. Het sap van de Betonie wordt met rosmaryn en lavendel bereid, om reukwater te maken, welk tegen alle gebreken en draeijingen des hoofds wordt gebruikt; men distilleert ook de Betonie met wyn, om tegen gemelde gebreken te gebruiken.

BEUKENBOOM, Beukboom, in 't fransch Hêtre, in 't latyn Fagus, is onder de 19° klasse, 2° sectie van Tournefort gesteld, der katjesdragende boomen of bloembladlooze, wier bloemen in een kalje zyn geplaetst; door Jussieu onder de familie der katjesvormige bloemplanten, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monacia polyandria, eenhuizigen er zyn mannelyke en vrouwelyke bloemen, welke op ééne steng aengetroffen worden.

De gemeene Bosch-Beukenboom (Fagus sylvatica van Linnaeus) is een langlevende boom van Europa, alwaer hy van over zeer oude tyden bekend is, en ten alle kanten in België zeer hoog en dik groeit, met schoone, verhevene takken en eironde, gelande bladen, die zeer lommerryk onze bosschen en lusthoven versieren; by bloeit meest in juny met katjes, en brengt met den herfst rype

kernnoten voort, die voedzame kerntjes inhouden en veel olie bezitten, welke een klaerbrandend licht geeft.

Men heeft sedert verscheidene jaren in België veel soorten van de Beukenboomen verkregen, die in de lusthoven tot versiering worden geplant; zoo als de Fagus aenea, met koperachtige gele en groene bladen; de Fagus pendula, met hangende takken en schoone bladen; de Fagus crispa, met lieflyke gekrolde bladen; de Fagus variegata, met witte, bonte gevlekte bladen; de Fagus comptoniaefolia, de Fagus ferruginea, van Amerika; de Fagus rubra, met schoone roode bladen; de Fagus nigra, met zwartachtige, lommerryke bladen; de Fagus pumila van Amerika, met zyne schoone witte, met dons bedekte bladen; en meer andere soorten van Amerika, die aen onze wintersche koude kunnen wederstaen en door de kernnoten van in february worden gezaeid, om nadien te verplanten. Die met gekleurde bladen worden ook veel op den jongen gemeenen Beukenboom door afzuiging geënt, om voort in de lusthoven te planten.

De olie, welke gemeenlyk uit de Beukennoten door het stampen wordt gehaeld, gezuiverd zynde, heeft eenen zoeten, aengenamen smaek; zy wordt van de bergbewoners in Savoijen, Rusland en elders veel gebrand, en verspreidt een klaer en helder licht; maer in België, Frankryk en Engeland, wordt zy meest van de wollespinners en wevers gebruikt. M. Aeronhil heeft eerst, in het jaer 1713, die olie van de Beukennoten ontdekt, en heeft derhalve van het engelsch staetsbestuer een voorregt van twintig jaren, tot het vervaerdigen derzelve, verkregen.

De Beukennoten zyn warm en vochtig van aerd en samentrekkend van kracht; men zegt dat dezelve geëten, de pyn der nieren, door den gebroken steen of graveel, kunnen verzachten. De verkens in de Ardennen worden zeerveel met de Beukennoten gemest, en verkrygen daerdoor een vet, vast vleesch, welk zeer aengenaem om eten is. De lysters, duiven, en veel ander pluimgedierte, nemen ook groot behagen in het eten dezer noten. De herten zyn verlekkerd op de jonge scheuten, bladen en schors. De assche van de Beukenboomen wordt inzonderheid in de glasblazeryen gebruikt om klare glazen te maken.

Het hout van de Beukenboomen, dat zeer hard is en effen slyt, wordt van de molenmakers, wagenmakers en scheeptimmerlieden zeer geacht, dient om alle huishoudelyk gerief, zoo als doozen, schotels, lepels, enz., mede te maken, en wordt ook gebruikt voor trappen in de huizen.

M. de doctor Boucherie, van Bordeaux, heeft een middel gevonden om het hout onbederflyk te maken, welk in de algemeene vergadering der leden van de Akademie der Kunsten en Wetenschappen te Parys, in het jaer 1841, werd goedgekeurd en door het fransch Staetsbestuer is aengenomen.

Gelyk het Beukenhout meest al stokkig wordt en dan ligt breekt, heb ik, volgens het werk van M. Boucherie, proeven gedaen op eenen Beukenboom van 3 meters in den omtrek, welken ik in planken heb doen zagen, die eene groote hardheid hebben bekomen, en nu al vyf jaren liggen, zonder van de meelmtjes aengerand of stokkerig te worden. (Zie dit werk, te Brussel by Weissenbruch vader, in het jaer 1841 gedrukt, waerin men ook beschreven vindt de wyze om het hout der boomen, terwyl zy nog groeijen, verschillige kleuren te doen verkrygen).

Voordezen maekte men ook uit de schors van het hout, gelyk nog heden op sommige plaetsen geschiedt, allerlei vaetjes, doosjes, korfjes enz. Dat men in overoude tyden ook de schors van den Beukenboom gebruikt heeft om er op te schryven, blykt uit de woorden die Mopsus by Virgilius spreekt, Eclog. 5, v. 13, alwaer hy zegt:

Imo hæc, in viridi nuper quac cortice fagi

Carmina discripsi et modulans alterna notavi,
Experiar. Tu deinde jubeto certet Amyntas.

Men is van meening dat de boeken hiervan hunnen naem verkregen hebben.

:

Men bemerkt van de gemeene Beuken die in de bosschen groeijen, twee soorten den witten Beuk en den Steenbeuk, die altyd door de molenmakers, by voorkeur, wordt geacht om de tanden. der draeiwerken te maken. Zy zyn zeer wel uit elkander kennelyk, want de witte heeft het hout iets roosachtig, en de Steenbeuk is iets witter en veel harder, en doet derhalve de beste effene sleet.

« VorigeDoorgaan »