Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

men, dewyl die in weinige jaren een der nuttigste, schoonste en rykste van byna geheel Europa is geworden. Het is onder het bestuer van wylen den edelen heer Van Crombrugghe, burgemeester van Gent, die yverig medewerkte om dien hof te verryken, dat alle de schoone veranderingen die men heden daeraen toebrengt, zyn voorgesteld; namelyk het maken van nieuwe warme en matige serren en oranjehuizen, die nu onder de besturing van onzen burgemeester, den heer Constant de Kerchove de Denterghem, en de achtbare schepenen, de heeren De Pauw en Rolin, voor de som van honderd tien duizend franken zyn aengenomen, en onder de schoonste praelstukken der stad zullen mogen gerekend worden.

De Kruidhof by de centrale school te Brussel, werd in het jaer 1797, onder de fransche regering, door den heer Van der Stegen aengelegd; na de dood van dien heer en de afschaffing der centrale school, werd de geleerde kruidkundige Mr A. Dekin bestuerder van dien hof genoemd; hy deed in 1818 eenen nieuwen by de Scharebeeksche poort stichten, met vele schoone warme en matige serren en kostelyke oranjeryen, die heden met zoo veel uitheemsche en inlandsche planten versierd zyn, dat zy door de vreemdelingen bewonderd worden.

Antwerpen is alsdan ook niet ten achteren gebleven, en heeft in 1800 eenen Kruidhof, in het voormalig klooster der Minderbroeders, gesticht. De heer D'Herbouville, prefect van het departement der beide Nethen benoemd zynde, heeft dien Kruidhof, onder zyne besturing, zoodanig met vreemde en inlandsche planten verrykt, dat hy heden met alle andere kruidhoven van België mag mededingen. De Maetschappy van Land- en Hovingbouw te Antwerpen heeft, ten dien tyde, ook een werk over de omploeging der heiden en het planten van sparren in de Kempen in het licht gegeven.

De stad Brugge bleef alsdan ook niet werkeloos; zy stichtte cenen grooten Kruidhof in de voormalige abdy der Duinen, en regtte eene Maetschappy van Landbouw op. De eerste algemeene vergadering van het bestuer werd in het jaer 1807 geopend, en de leden dezer Maetschappy gaven in het vervolg vier kleine

boekdeelen in het licht, die in 1807, 1808, 1809 en 1811, by den heer Bogaert-Dumortier, te Brugge, gedrukt werden.

De Kruidhof te Luik, die heden door talryke vreemde en inlandsche planten vervuld is, werd eerst in het jaer 1818 aengelegd. De gewassen van dien schoon geschikten hof dienen om de lessen aen de leerlingen der kruidoefening by de Hoogeschool te geven, alwaer onze kundige stadgenoot, de heer KarelF.-A. Morren, die door zyne hooge kennis en beschryving van vele planten, de achting van alle ware Belgen heeft verworven, hoogleeraer is.

De Kruidhof van Leuven werd van over meer dan eene eeuw, door de zorg van den doctor Rega, by de Hoogeschool gesticht; onder de besturing van den doctor Sassenus en den hoogleeraer Michaux, werd die hof met zeer veel vreemde boomgewassen en inlandsche planten verrykt, die, na het afschaffen van die oude en wydvermaerde Hoogeschool, in denzelfden staet behouden zyn. Toen in het jaer 1817 Willem I, koning der Nederlanden, die Hoogeschool weder herstelde, werd de heer Jan Roelants als administrateur-inspecteur er by benoemd. Die kundige advokaet (in 1783 te Gent geboren), had van zyne jeugd af zich met het plantenkweeken bemoeid; hy schikte te Leuven dien schoonen Kruidhof op een nieuw, met de warme en matige serren, die onder de prachtigste van geheel België zyn gerekend. De onder-bestuerder Donkelaar, nu te Gent, was hem zoo behulpzaem in dien grooten Kruidhof met vele uitheemsche en inlandsche gewassen te beplanten, dat hy heden door gansch Europa eene welverdiende faem heeft bekomen.

De yver voor de plantkweekery is in de verschillende provintiën van België sedert vyf-en-twintig jaren zoodanig vermeerderd, dat schier alle groote en kleine steden eenen kruidhof hebben en maetschappycn van land- en hovingbouw bezitten: schier geheel België schynt maer een bloemhof te zyn.

De stad Gent met de dorpen daer rond gelegen, heeft heden 126 bloemisten, die zich met het kweeken van vreemde en inlandsche planten bemoeijen en 486 warme en matige serren en oranjeryen bezitten, waerin alle slacht van schoone en zeldzame

planten, die zich in de vier wereldsdeelen bevinden, gekweekt worden; waervan alle jaren voor omtrent twee millioenen waerde naer Duitschland, Frankryk, Italië, Oost- en West-Indiën, en zelfs naer het diepste van Rusland verzonden wordt. De kamellias onzer bloemkweekers zyn by uitstek in alle die landen zoo vermaerd, dat zy by de vreemdelingen den naem van gentsche Kamellias hebben verkregen. Sedert eenigen tyd leggen onze bloemisten met yver nog nieuwe bloemhoven aen, om hunnen kweek te vermeerderen en den bloemhandel uit te breiden. Ik denk dat het myne lezers aengenaem zal wezen, al de namen onzer behendige bloemisten te kennen, by wie men de naemlyst, met den prys van al hunne schoone verzamelde planten, kan bekomen.

Die hoveniers en bloemkweekers zyn :
Bailleul, Hospitaelstraet, 37.
Baumann (J.), Nieuwe Wandeling
Beelaert, Berouw.

Bracke, Kleine Bellevuestraet.
Byls, gebroeders, buiten de Brug-
sche poort, 46.
Cardon, Kleine Bellevuestraet.
Coene, te Gentbrugge.

Collombier, te Ledeberg, Rotschen
Aerdeweg.

Cornelis (Pieter), te Ledeberg, 184.
De Clercq (J), te Ledeberg, by de
kerk.

De Cock (Lieven), te Ledeberg, by

de kerk.

De Cock (Aug.), Schipgracht.
De Cock (Frans), Palingstraet, 28.
De Cock (J.-B.), te Ledeberg, by
den Karpel.

De Coninck, in de Allée-Verte,

buiten de Brugsche poort, 307. De Coster (J.-B.), te Melle, aen de Zwaen.

De Cuyper, weduwe en zoon, Bellevuestraet, 37.

De Deyn, Coupure, 23.

De Herdt, Vogelenzang, 3.

Delaruye-Spae, Terplaten 37.
Delaruye (Eduard), Berouw.
Delbare (Louis), te Ledeberg-Driesch
Delmotte, S. Lievensstraet; 37.
De Mangelaere (L.), by S. Amands-
berg, te Oostakker.

Demarcq, Engelsche Nonnestraet.
De Moerlooze (Frans), Bagattestraet.
De Moerlooze (Jan), in de Belle-
Vue, Bellevuestraet, 1.
De Moerlooze (Jacob), in de Ca-
mellia, te Ledeberg.

De Saegher, Grysberg, 27.
De Waele, Akkerghemstraet.
Duval (Cornelis), Holstraet, 44.
François (gebr.), Holstraet, 66.
Gezelle (Frans), Plaisantevest, 40.
Gulinck, buiten de Brugsche poort,
by den Kuijel.
Ghys (Piet.), buiten de Antwerpsche
poort (Dendermondschen weg).
Haek-Helsens, Slypstraet.
Haentjens, Kleine Bellevuestr., 18.
Haesaert (Constant), te S. Denys-
Westrem.

Hellebuyck, te Gentbrugge.
Helsens (Fred.), Slypstraet.

[blocks in formation]

65,

Vanderhaeghen, Bellevuestract, 72.
Van Dycke, S. Pietersnieuwstr. 101
Van Geert (Jan), Keizerpoort.
Van Geert (Aug.), Belgradestraet,
by den
yzeren weg.
Van Houtte, te Gentbrugge.
Van Loo, Kortrykschestraet, 101.
Verkouteren, Berouw.
Verleeuwen, buiten de Keizerpoort.
Verschaffelt (Alex.), Stoppelstraet,
50, in den hof der oud-priory
van Waerschoot.
Verschaffelt (Jan), Holstraet, 43.
Verschaffelt (Louis), te Royghem.
Verschaffelt (Jos.), S. Pieters-
Vrouwstraet, 50.

Verschaffelt (wed. L'), Bagattestraet, 76.

Verschaffelt (Jan), zoon, te Ledeberg, by de kerk.

Verschaffelt (Alex. Jul.), zoon van L', by den Casino, 25.

Vervaene (D.), buiten de Keizerpoort.

Vervaene (Fr.), te Ledeberg, by de kerk.

Vervaene (Louis), idem.

Behalve de hierboven genoemden, zyn er nog eenige bezondere persoonen en liefhebbers, die zich met de plantkweekery bemoeijen.

DERDE HOOFDSTUK.

OVER DE WYZE OM WARME EN MATIGE SERREN EN ORANJEHUIZEN TE SCHIKKEN, EN PLANTEN TE KWEEKEN.

De lust tot de bloem- en plantkweekery, die men ten allen tyde by onze landgenooten heeft kunnen opmerken, deed hen al vroeg bedacht zyn op middelen om vreemde gewassen in onze luchtstreck te kunnen bewaren; ook was het in Vlaenderen en Braband dat men de eerste serren en oranjeryen zag. Men leest in Mathys De Lobel, dat men in de XVI eeuw hier alreeds planten van Azië en Afrika in oranjehuizen kweekte stoven werden in de galeryen geplaetst, om 's winters de noodige warmte te bezorgen. Het was echter maer in 1650, dat eerst de warme serren werden aengelegd, om de planten van den keerkring en andere warme wereldstreken in België te kweeken. Het schynt dat onze naburen hierin lang ten achteren zyn gebleven : het was maer in 1714, dat Sebastiaen Vaillant, vermaerde leeraer in de Kruidkunde by den koninglyken Kruidhof te Parys, op de wyze van de belgische kweekers, zegt hy in zyn Bot. parisiense (1727, in-folio), de eerste warme serre in Frankryk stichtte.

Het noorden van België en Holland kenden ook in die tyden de oranjehuizen. M. Justus De Nobelaer had alreeds te Etten, omtrent Breda, een oranjehuis van 181 voeten lang en 46 voet breed. Leiden en Amsterdam waren, van in de XVI° eeuw, met schoone oranjehuizen versierd.

Maer sedert die eeuw zyn deze zoodanig vermenigvuldigd, dat men heden byna in alle dorpen oranjeryen en matige serren bemerkt, op zoo eene wyze verbeterd, dat men de planten gestadig volgens het weêrglas, in eenen gepasten graed van warmte weet te houden om schoone oranjeplanten te kweeken, mag dit nooit drie graden onder zero dalen. De planten voor de oranjehuizen bestemd, mogen noch te warm noch te koud staen, noch 's winters te veel vochtigheid hebben; zy begeren eene matige warmte en moeten binnen den zomer voor de hitte der zonnestralen bevryd zyn. Alle drie jaren moeten zy verpot worden en nieuwe aerde hebben; want dikwils gebeurt het dat by gebrek aen ver

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »